ECLI:NL:RBMNE:2022:4121
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Utrecht. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 311.000,- per waardepeildatum 1 januari 2019, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen voor het belastingjaar 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 5 oktober 2021, die via Skype for Business plaatsvond, heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. A. Bakker. De verweerder, vertegenwoordigd door R. Janmaat en twee taxateurs, heeft de taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde. Eiser betwistte de hoogte van de WOZ-waarde en stelde dat deze te hoog was vastgesteld, met een bepleite waarde van € 256.000,-.
De rechtbank heeft overwogen dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer moet zijn, en dat verweerder de bewijslast heeft om aan te tonen dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Na beoordeling van de taxatiematrix en de argumenten van eiser, concludeerde de rechtbank dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de door eiser aangevoerde argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de rechtbank achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.