Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
[derde belanghebbende], te [woonplaats] , de werkneemster,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.H. Lammerts, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat op 21 mei 2021 het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit ongegrond verklaarde. De werkneemster, die als kraamverzorgende werkte, viel op 25 juni 2019 uit voor haar werk en vroeg op 7 juli 2020 een WIA-uitkering aan. Het Uwv concludeerde na onderzoek door verzekeringsartsen dat de werkneemster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, omdat zij meer dan 20% van haar maatmaninkomen kon verdienen.
Tijdens de zitting op 13 december 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de echtgenoot van de werkneemster ook aanwezig was. Eiseres betwistte de medische beoordeling van het Uwv en stelde dat de werkneemster ernstiger beperkt was dan het Uwv aangaf. De rechtbank oordeelde dat het Uwv op zorgvuldige wijze tot zijn besluit was gekomen, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. De rechtbank concludeerde dat de werkneemster op de datum in geding, 16 september 2020, in staat was om werkzaamheden te verrichten, en dat de medische beoordeling van het Uwv juist was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.