In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 september 2022, is het beroep van eiser tegen de Belastingdienst / Toeslagen behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser had op 1 januari 2022 een bezwaarschrift ingediend, maar de Belastingdienst had niet tijdig beslist. De rechtbank legt uit dat een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen voordat hij in beroep kan gaan. Eiser heeft dit correct gedaan, maar de rechtbank constateert dat de Belastingdienst te laat heeft beslist.
De rechtbank stelt vast dat de dwangsom die de Belastingdienst moet betalen voor het te laat nemen van een besluit, niet in een formeel besluit is vastgelegd. De rechtbank stelt de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,- en bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank verleent de Belastingdienst een termijn van twaalf weken om dit besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om hiervan af te wijken in bijzondere gevallen. De rechtbank legt ook een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Belastingdienst moet worden betaald. De rechtbank kent een bedrag van € 379,50 toe voor de proceskosten en bepaalt dat het griffierecht van € 50,- ook door de Belastingdienst aan eiser moet worden betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.