Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.Waar het in deze zaak over gaat
3.Het verzoek van [verzoekster]
4.Het verweer van [verweerster] en het voorwaardelijk tegenverzoek
5.De beoordeling van de verzoeken
mid-year-review). [verweerster] heeft deze verklaringen ter zitting niet weersproken; namens [verweerster] was er niemand naar de zitting gekomen die daarover kon verklaren. Uit een en ander heeft de kantonrechter het volgende afgeleid.
recruiterheeft [verzoekster] in contact gebracht met [onderneming] (de rechtsvoorganger van [verweerster] ). [verzoekster] heeft in de sollicitatiegesprekken benadrukt een contract voor onbepaalde tijd te willen. Zij was op dat moment namelijk werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en wilde die zekerheid behouden. [onderneming] heeft vervolgens bij [verzoekster] aangegeven dat het gebruikelijk is dat eerst een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aangeboden en daarna bij goed functioneren een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Partijen hebben dus eerst een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten. De rechtsopvolgster [verweerster] heeft de mogelijkheid van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd onderkend door, op verzoek van [verzoekster] , in de brief van 6 april 2020 op te nemen dat dat onderwerp in het gesprek van 4 juni 2020 zal worden besproken. [verweerster] schrijft in die brief:
“We hereby would like to inform you that during your mid-year review in July 2020, there will be an opportunity to discuss with your manager about whether your contract will be turned into an indefinite contract after the current contract ends on the 31 of March 2021”. De manager (de heer [B] ) van [verzoekster] spreekt in de tussentijdse evaluatie uit dat [verzoekster] haar functie goed vervult en bij het einde van het huidige contract voor bepaalde tijd een contract voor onbepaalde tijd zal krijgen. [B] heeft te kennen gegeven dat de functie van [verzoekster] belangrijk was maar dat het huidige contract niet opengebroken kon worden, zo heeft [verzoekster] ter zitting verklaard en dat heeft [verweerster] niet weersproken. Deze toezegging van de manager is vastgelegd in een schriftelijke verslag zodat daarop bij het einde van het contract op teruggevallen kon worden. In het verslag staat onder andere het volgende: “
[B (voornaam)] indicated that the ambition for a new role and task is very good, however it is not the goal to find a new role and position. The task of receptionist is the main focus and also the reason to give [verzoekster (voornaam)] an indefinite contract after this contract which ends at 31 march 2021. Of course we will investigate if there are task within HR / communication which can be handled by [verzoekster (voornaam)] and therefore she can expand her knowledge and responsibilities.”
NJ2005/46). De kantonrechter begrijpt dat [verweerster] stelt terug te mogen komen op haar toezegging en de onderhandelingen af te breken doordat een COVID-pandemie is ontstaan en het onzeker was of de functie van receptioniste wegens de teruglopende bezoekers zou blijven bestaan. Dit verweer kan niet slagen. De brief van 6 april 2020 en de tussentijdse evaluatie van 4 juni 2020 (momenten dat het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt) hebben plaatsgevonden ruim nadat overheidsmaatregelen ter beperking van verspreiding van het coronavirus waren genomen. [verweerster] was ten tijde van de tussentijdse evaluatie dus al hoogte van de impact van de coronapandemie op haar bedrijfsvoering. Daarnaast heeft [verweerster] niet onderbouwd dat de functie van [verzoekster] op dit moment ook daadwerkelijk is komen te vervallen of op korte termijn zal komen te vervallen. Ter zitting heeft [verweerster] verklaard dat op de stoel van [verzoekster] momenteel geen receptionist maar een
officemanagerzit die de gasten ontvangt maar ook andere werkzaamheden verricht waaronder het bieden van ondersteuning bij evenementen. Maar [verzoekster] heeft op haar beurt toegelicht dat zij ook dergelijke ondersteunende werkzaamheden verrichtte. Zij had bovendien de ambitie om meer te doen. Van [verweerster] had dus mogen worden verwacht dat zij beter dan zij heeft gedaan, had onderbouwd dat er geen mogelijkheden waren [verzoekster] weer te werk te stellen binnen de toezeggingen die haar waren gedaan.