ECLI:NL:RBMNE:2022:4078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 22/3239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot schorsing van woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in een woning in Almere woont, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning voor drie maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft deze maatregel opgelegd na een politieonderzoek waaruit bleek dat er een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs in de woning aanwezig was, evenals attributen die duiden op drugshandel. Verzoeker heeft het verzoek tot schorsing van de sluiting ingediend, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester alle relevante omstandigheden heeft betrokken bij zijn besluit en dat de sluiting noodzakelijk is om herhaling van overtredingen te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft ook de gevolgen van de sluiting voor verzoeker afgewogen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet zwaarder wegen dan het belang van de openbare orde en veiligheid in de buurt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3239

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.F.M. Meles),
en

de burgemeester van de gemeente Almere (de burgemeester)

(gemachtigden: mr. R.S.H.M. Hussien, mr. A. Scharff en mr. J. Percijs).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting de Alliantie uit Hilversum (woningbouwvereniging)
(gemachtigde: G. Stuurland).

Waar gaat deze zaak over?

1. De burgemeester heeft op 29 juli 2022 gelast om de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] te sluiten voor de duur van drie maanden (het bestreden besluit). Verzoeker woont in deze woning en heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorziening te treffen. Het verzoek is op 16 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door zijn zus en zijn gemachtigde, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van de woningbouwvereniging.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek van verzoeker af omdat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. In de uitspraak wordt uitgelegd waarom de voorzieningenrechter tot deze conclusie komt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Voorlopige voorziening
3. De voorzieningenrechter beoordeelt bij een verzoek tot voorlopige voorziening hangende een bezwaarprocedure of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter geeft daarbij een voorlopig oordeel over de zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen. De voorzieningenrechter neemt spoedeisend belang aan omdat verzoeker gelast wordt om zijn huis voor de duur van drie maanden te verlaten en omdat het nog niet duidelijk is wanneer de burgemeester een beslissing op bezwaar zal nemen. Verzoeker verzoekt een voorziening waarbij het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de datum waarop de burgemeester op de het bezwaar heeft beslist.
Aanleiding sluiting
4.1.
Het bestreden besluit is gebaseerd op een onderzoek van de politie. Van dit onderzoek heeft de politie op 7 juni 2022 een bestuurlijke rapportage gemaakt, die de politie aan de burgemeester heeft gezonden. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt het volgende.
4.2.
Op 26 mei 2022 heeft de politie een onderzoek gestart naar de woning op het adres van verzoeker [adres 1] in [woonplaats] (de woning) naar aanleiding van drie Meld Misdaad Anoniem (MMA) meldingen van 4 juni 2019, 28 januari 2021en 13 augustus 2021.
4.3.
Op 26 en 27 mei 2022 heeft de politie de woning geobserveerd. Er is gezien dat op
26 mei 2022 tussen 18.19 uur en 20.07 uur zeven mensen aanbelden, naar binnen gingen en kort daarna, binnen enkele minuten, weer naar buiten kwamen. Op 27 mei 2022 ging het tussen 17.53 uur en 18.35 uur vijf mensen. Op 27 mei heeft de politie twee bezoekers gecontroleerd nadat zij de woning hadden verlaten. Bij deze bezoekers zijn verdovende middelen aangetroffen. Daarna heeft de politie een inval gedaan en verzoeker aangehouden. Bij de aanhouding had verzoeker € 650,- aan contanten in zijn achterzak.
4.4.
De politie heeft in totaal 51,58 gram harddrugs (cocaïne en MDMA) en 5512,63 gram softdrugs (hennep en hasjiesj) aangetroffen in de woning. Verder zag de politie in de slaapkamer van verzoeker een ongeladen handvuurwapen liggen. De politie heeft een weegschaal aangetroffen, meerdere lege gripzakjes, meerdere lege buisjes en een vals briefje van € 50,-. Ook heeft de politie zes verschillende telefoons aangetroffen. Tot slot trof de politie twee strijkzakken aan waar normaliter hennep/hasj in wordt verpakt, twintig zakjes met 100 stuks gripzakjes en een boodschappentas met tientallen buisjes zonder inhoud.
Bestreden besluit
5. Op basis van de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester gelast de woning te sluiten voor de duur van drie maanden. Volgens de burgemeester zijn de aangetroffen drugs bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking, waardoor hij bevoegd is om de woning te sluiten. Verzoeker heeft volgens de burgemeester niet aannemelijk gemaakt dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik is. Met de sluiting van de woning zal de loop van de woning worden doorbroken en zal herhaling van overtredingen worden voorkomen. De woning is gelegen in de [buurt] . Deze buurt scoort slechter op overlast en ervaringen op gebied van drugshandel dan gemiddeld in [woonplaats] . Daarom is er noodzaak om de woning te sluiten. Verder zijn de gevolgen van de woningsluiting volgens de burgemeester niet onevenredig.
Oordeel voorzieningenrechter
6. De voorzieningenrechter zal zijn voorlopig oordeel baseren aan de hand van het beoordelingskader zoals uiteengezet in de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 28 augustus 2019 en latere uitspraken. [1]
Bevoegdheid
7. Verzoeker voert aan dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat het gaat om een relatief kleine hoeveelheid harddrugs. Verzoeker heeft voor de aanwezigheid van drugs een verklaring. Verzoeker is namelijk zelf verslaafd en hij heeft vaak vrienden over de vloer die samen met hem drugs gebruiken.
8. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen indien in woningen een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De burgemeester heeft deze bevoegdheid uitgewerkt in de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente [woonplaats] 2021) (Damoclesbeleid).
9. Volgens het Damoclesbeleid wordt een woning voor de duur van drie maanden gesloten als bij een eerste overtreding sprake is van verkoop dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs. In dit geval is 51,58 gram harddrugs en 5512,63 gram softdrugs aangetroffen. Verzoeker heeft dit ook niet betwist. De burgemeester heeft dit kunnen aanmerken als een handelshoeveelheid aangezien er meer dan 0,5 gram harddrugs en meer dan 5 gram softdrugs is aangetroffen. Daardoor is sprake van een vermoeden dat sprake is van drugs die bestemd zijn voor de handel. Verzoeker heeft niet weerlegd dat daar geen sprake van was. Dat verzoeker zoveel drugs in huis had om te delen met zijn vrienden vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Dit standpunt heeft verzoeker ook niet onderbouwd. Ook de verklaring van verzoeker die hij op de zitting heeft gegeven, namelijk dat hij harddrugs ook gebruikte vanwege zijn gezondheid, vindt de voorzieningenrechter geen overtuigende verklaring voor de aanwezigheid van 51,58 gram harddrugs. Dat er verder volgens verzoeker geen aanwijzingen waren dat sprake was van een handelshoeveelheid volgt de voorzieningenrechter niet. Uit de bestuurlijke rapportage, zoals samengevat weergegeven onder overweging 4, volgt immers dat er ook andere attributen aanwezig waren die duiden op de aanwezigheid van drugs voor de handel. De burgemeester was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
10. Als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag aangenomen worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid soft- en harddrugs, de (hoeveelheid) aangetroffen materialen voor het fabriceren en verpakken van (hard)drugs, mag de burgemeester aannemen dat de woning een rol vervult binnen de drugsketen en is sluiting van de woning aangewezen. De burgemeester heeft onderbouwd dat de drugshandel in of vanuit de woning plaatsvond. Uit het onderzoek van de politie blijkt immers dat er sprake was van loop naar de woning, waarbij bezoekers voor enkele minuten naar binnen gingen. Gelet op de drugs die gevonden zijn bij de controle van twee bezoekers mocht de burgemeester ervan uitgaan dat bij al die contacten sprake was van drugshandel. Verder zijn er attributen aangetroffen die duiden op drugshandel. De burgemeester heeft verder van belang kunnen vinden dat er in verzoekers slaapkamer een vuurwapen is gevonden. De verklaring van verzoeker dat het aangetroffen handvuurwapen alleen in zijn woning lag omdat hij het heeft schoongemaakt voor een vriend, vindt de voorzieningenrechter niet aannemelijk. De burgemeester heeft hierover in het bestreden besluit kunnen overwegen dat het bezit van vuurwapens in zijn algemeenheid in verband gebracht kan worden met ordeverstoringen en andere vormen van criminaliteit. Het bezit van een vuurwapen is daarom een risico voor de veiligheid en leefbaarheid van de buurt. Verder heeft de burgemeester kunnen overwegen dat het niet ondenkbaar is dat de aanwezigheid van het vuurwapen ter bescherming dient tegen criminaliteit rondom drugshandel, ook al was er geen munitie in de woning aanwezig. De aanwezigheid van het vuurwapen heeft de burgemeester daarom ook als aanwijzing kunnen zien dat sprake is van feitelijke drugshandel vanuit de woning. De burgemeester heeft er ook op gewezen dat de woning in de [buurt] ligt en dat deze buurt een kwetsbare wijk is, waarbij ervaringen op het gebied van drugshandel slechter zijn dan gemiddeld in [woonplaats] . Verzoeker heeft dat ook niet betwist. De burgemeester heeft toereikend gemotiveerd dat sluiting van de woning noodzakelijk is. Zoals de burgemeester terecht heeft overwogen in het bestreden besluit, wordt door de sluiting van de woning een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Met de sluiting beoogt de burgemeester om de loop naar de woning eruit te halen, overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen.
11. Verzoeker heeft nog gesteld dat de burgemeester niet tot sluiting moet overgaan maar een lichter middel moet inzetten omdat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er eerder meldingen zijn gedaan over mogelijke drugshandel (namelijk in 2017, 2019 en 2020), maar dat hij toen niet is geïnformeerd en gewaarschuwd. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet is gebleken dat de politie naar aanleiding van die meldingen eerder actie heeft ondernomen. Dat betekent echter niet dat de burgmeester op dit moment geen noodzaak meer heeft om de woning te sluiten. De burgemeester heeft die meldingen immers niet eerder ontvangen, waardoor hij niet eerder een bestuurlijke maatregel kon overwegen. In die eerdere meldingen heeft de burgemeester ook geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel in te zetten. Het tijdsverloop tussen de inval, de ontvangst van de bestuurlijke rapportage van 11 juni 2022 door de burgemeester en de ingangsdatum van de sluiting is niet zodanig dat een sluiting niet meer doeltreffend zou zijn. Ook als op dat tijdsverloop wordt gelet, hoeft de burgemeester geen lichter middel in te zetten.
Onevenredige gevolgen sluiting
12. Verzoeker voert verder aan dat de sluiting van de woning onevenredige gevolgen voor hem heeft. Nadat verzoeker is aangehouden, is de preventieve hechtenis geschorst. Verzoeker moet dan wel werken aan zijn verslavingsproblematiek. Als hij geen huis heeft zal dat worden vermoeilijkt. Verzoeker zoekt ook werk, inmiddels heeft hij vrijwilligerswerk als dagbesteding gevonden. Verzoeker zal naar de daklozenopvang moeten gaan, wat niet bevorderlijk is voor de zoektocht naar een baan. Bij zijn zus en moeder kan verzoeker niet terecht. Verder kan de situatie lang voortduren omdat de verhuurder de huurovereenkomst zou kunnen ontbinden als de woning wordt gesloten. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft verzoeker een verklaring van zijn zus een verklaring van een reclasseringsmedewerker overgelegd.
13. Als eerste overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeker verwijtbaar heeft gehandeld door hard- en softdrugs vanuit zijn woning te verkopen en daarvoor in zijn woning een ruime handelshoeveelheid van die drugs aanwezig te hebben. Er zijn geen redenen om uit te gaan van een verminderde verwijtbaarheid.
14. Ten aanzien van de gevolgen van een woningsluiting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Dat een woningsluiting bijzonder zware gevolgen heeft, hoeft niet zonder meer aan sluiting van de woning in de weg te staan. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De sluiting van de woning, namelijk het moeten verlaten daarvan, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid is. Dit is immers altijd het gevolg van het toepassen van bestuursdwang door het sluiten van een woning. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zo’n bijzondere binding met de woning, dat het verlaten van de woning in zijn situatie als een bijzondere omstandigheid moet worden aangemerkt. Dat verzoeker al 26 jaar in de woning woont en twee katten verzorgt, maakt niet dat sprake is van een dergelijke bijzondere omstandigheid. Ook de omstandigheid dat verzoeker in een reclasseringstraject gaat en zal gaan beginnen met een afkicktraject heeft de burgemeester niet als een bijzondere omstandigheid hoeven aan te merken. Hierover heeft de burgemeester kunnen opmerken dat verzoeker niet heeft onderbouwd daadwerkelijk een traject te zijn begonnen. Over het (niet kunnen) vinden van een vervangende woonruimte heeft de burgemeester kunnen stellen dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij niet in staat is om vervangende woonruimte te bekostigen. Dat verzoeker is aangewezen op de daklozenopvang heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat verzoeker wellicht niet meer kan terugkeren naar de woning als de woningbouwvereniging de huurovereenkomst laat ontbinden, heeft de burgemeester ook betrokken bij zijn besluitvorming. Gelet op de grote hoeveelheid drugs die is aangetroffen, de aangetroffen attributen, de ligging van de woning in de [buurt] , de MMA-meldingen en de waargenomen loop naar de woning heeft de burgemeester de noodzaak van de sluiting van de woning zwaarder kunnen laten wegen dan de gevolgen van de sluiting van de woning voor verzoeker.
Conclusie
15. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De burgemeester heeft alle omstandigheden van verzoeker betrokken in zijn besluitvorming en heeft die omstandigheden op een goede manier zijn gewogen. Verder heeft de burgemeester het belang van het doorbreken van bekendheid van het pand als drugspand en het belang van de buurt om overlast te beperken zwaarder mogen wegen dan de belangen van verzoeker. Ook heeft de burgemeester met het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom niet met een minder ingrijpend middel kan worden volstaan.
16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning kan sluiten voor de duur van drie maanden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 augustus 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:2019:2912), van