ECLI:NL:RBMNE:2022:4049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
16-027007-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van twee vrouwen in kapsalon met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanranden van twee vrouwen in zijn kapsalon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 oktober 2021 zijn stagiaire, [slachtoffer 1], heeft aangerand door haar tegen een deur te duwen en te proberen haar te zoenen. Daarnaast heeft hij op 11 juni 2021 een klant, [slachtoffer 2], aangerand door haar borsten aan te raken en zijn geslachtsdeel tegen haar onderbuik te drukken. De rechtbank heeft de aangiften van beide slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld en voldoende steun gevonden in ander bewijsmateriaal, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moeten worden aangemerkt, gezien de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar en een behandelverplichting bij de reclassering. Tevens is de verdachte verplicht om de door de slachtoffers geleden schade te vergoeden, met bedragen van respectievelijk € 1.000,- en € 1.009,87 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte is verplicht om deze bedragen te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-027007-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] , Nederland.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting op 8 juni 2022 en 26 september 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.I. Zaad, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 8 juni 2022 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Op 28 oktober 2021 in zijn kapsalon te [plaats] , zijn stagiaire, te weten [slachtoffer 1] , heeft aangerand.
Feit 2
op 11 juni 2021 in zijn kapsalon te [plaats] een klant, te weten [slachtoffer 2] , heeft aangerand.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zijn pleidooi komt, in de kern en kort samengevat, op het volgende neer.
Voor beide feiten is niet voldaan aan het bewijsminimum uit artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. Voor beide feiten geldt namelijk dat steunbewijs voor de aangiften zou moeten worden gevonden in de-auditu-verklaringen of bewijs dat al dan niet indirect afkomstig is uit dezelfde bron, namelijk de aangeefsters.
Voor beide feiten geldt daarnaast dat niet alle bestanddelen kunnen worden bewezen. De handelingen die aangeefster [slachtoffer 1] beschrijft zijn niet ontuchtig in de zin van artikel 246 Wetboek van Strafrecht, en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] is niet door verdachte (in juridische zin) gedwongen om de door hen beschreven handelingen te dulden. Zo had zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] genoeg gelegenheid om zich te onttrekken aan verdachte en kan uit het dossier worden afgeleid dat [slachtoffer 2] enig initiatief heeft genomen, onder meer door voor te stellen om samen met verdachte in de kapsalon wijn te drinken. Zij is achteraf pas gaan denken dat de ontmoeting met verdachte te ver was gegaan. Naar aanleiding van de aan het dossier toegevoegde letterlijke uitwerkingen van het verhoor van de aangeefsters heeft de raadsman de rechtbank erop gewezen dat er discrepanties bestaan tussen de inhoud van de aangiften en de letterlijke uitwerking van de verhoren van aangeefsters. Voor zover deze discrepanties bestaan dient de rechtbank de letterlijk uitgewerkte verklaringen van aangeefsters te volgen.
De raadsman heeft ook onderbouwd bepleit dat, nu verdachte tijdens het door [slachtoffer 1] beschreven incident een kappersschort (mogelijk met inhoud) droeg, niet overtuigend kan worden bewezen dat [slachtoffer 1] zoals zij heeft verklaard het harde geslachtsdeel van verdachte tegen haar onderlijf heeft gevoeld. Zonder meer informatie of bewijs daaromtrent zou zij ook een föhn of borstel kunnen hebben gevoeld die zich in een voorvak van het kappersschort bevond, dan wel het schort zelf, op het moment dat verdachte en zij fysiek contact hadden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven:
Afgelopen donderdag liep ik stage. Ik was 18 jaar geworden. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) vroeg of ik 18 was geworden. Toen ik zei dat dat het geval was, begon hij aan mijn been te zitten, mij te strelen en kusjes op mijn wang te geven. Hij heet [verdachte] . Ook sloeg hij een arm om me heen. [verdachte] had een klant geknipt en toen die weg was, liepen we naar achteren. Achter in de zaak had hij een oefenpop liggen, en hij vroeg me mee te lopen. Ik liep daarom mee naar achteren. Eenmaal daar, pakte hij me vast, probeerde mij te zoenen en duwde mijn armen om zijn schouders. Hij duwde me tegen de deur, en probeerde mij te zoenen. Ik draaide mijn hoofd weg. Hij ging met zijn handen steeds meer naar beneden. Hij had me stevig vast. Eerder had hij al aan mijn benen gezeten en over mijn benen gestreeld. Ik heb dat toen ook aan mijn moeder verteld. In die tijd heb ik mijn moeder ge-appt. Hij streelde ook over mijn rug en ging steeds lager. Ondertussen probeerde hij mij te zoenen. [2]
V: Waar is het gebeurd?
A: In de kapsalon in [plaats] . [3]
V: Wanneer heb je verteld aan je moeder?
A: Meteen nadat het gebeurd is.
A: Toen ik daar stond, legde hij twee minuten uit wat ik moest doen en toen begon hij meteen aan me te zitten. Als eerste knuffelde hij me. Hij pakte me vast en trok mijn heupen tegen zich aan. Hij deed zijn armen om mij heen om mij naar zich toe te kunnen trekken. Hij begon in mijn taille en liet zijn handen zakken naar mijn heupen. Hij zei: "Je bent nu 18 je bent nu 18... .wat voor een kadootje wil je?" Toen begon hij me tegen de deur aan te duwen.
Ik zei nog: Ik hoef geen kadootje. Toen ik tegen de deur aangeduwd was, kwam hij steeds dichter met zijn gezicht bij mijn gezicht. De manier waarop hij tegen sprak was flirterig. Het was niet op de manier waarop hij normaal sprak. Hij hield mij zodanig vast, dat ik me niet kon bewegen. Zijn armen waren om mijn armen heen geslagen. Hij heeft me aangeraakt op mijn kleding. [4]
Een proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , de moeder van [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven:
V: Hoe heet hij, deze kapper?
A: [verdachte] .
A: Na de vakantie de 28ste oktober, is ze weer gegaan. [5] Zij is toen mij gaan appen om 09.55 uur. Ze appte: “Hij heeft aan mij gezeten en ik ga hier nooit meer terug.” Ik schrok. Ik lag
ziek op bed, maar ben er heen gereden. [slachtoffer 1] had inmiddels haar jas en haar tas gepakt. Ze kwam mijn kant oplopen. Ik heb de deur dicht gedaan en we zijn meteen naar school gereden. [slachtoffer 1] zei meteen: “Ik heb gezegd dat opa in het ziekenhuis ligt, want ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik wilde daar zo snel mogelijk weg zonder dat hij mij vragen zou gaan stellen.” Ze was heel nerveus en zenuwachtig. Als ze zenuwachtig is dan gaat ze lachen. Dat gebeurde nu ook. [6]
V: Hoe is het nu met [slachtoffer 1] ?
A: Ze zit aan de slaapmedicatie. Ze heeft toen een afspraak gemaakt bij de huisarts. Daar heeft ze haar verhaal gedaan en de arts gaf haar een recept voor 2 weken slaapmedicatie. Normaal loopt ze vrolijk in het winkelcentrum en nu zit ze continu om zich heen te kijken. [7]
Geschriften, zijnde WhatsApp-berichten als gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 1] :
09:56 uur
[slachtoffer 1] : “Hij is te tw haantatelijjk. Staan achrer wat te dien. Pakt die me best wilt me zoenen dus ik draai al me kop weg doet die me tegen de muur dus ik ga gewoon aar se kanr ja nee bha Ja hij doet me tegen de deur houd me best staat letterlijk tegen me aan.” [8]
09:57 uur
[slachtoffer 1] : “Zomeyeen wors ik verkracgr. Hij is nu met en klant vezig. lk sta achter.” [9]
09:58 uur
“Ja hij doet me tegen de deur houd me best staat leterlijk tegen me aan.” [10]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte – zakelijk weergegeven:
0: [slachtoffer 1] heeft het volgende verklaard over haar laatste dag bij jou in de salon:
"Afgelopen donderdag liep ik stage. lk was 18 jaar geworden. Hij wist dat ik 18 was geworden. Hij vroeg of ik 18 was geworden. Toen ik dat zei dat het geval was, begon hij aan mijn been te zitten, mijn te strelen en kusjes op mijn wang te geven. Hij heet [verdachte] . ook sloeg hij een arm om me heen. [verdachte] was mijn stage begeleider, de baas van de zaak. “
V: Hoe wil je hierop reageren?
A: Toen zij binnen kwam heb ik haar gefeliciteerd. [11] lk heb haar gefeliciteerd met een knuffel. [12]
Bewijsmiddelen feit 2
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] – zakelijk weergegeven:
11 juni 2021. De kapper (de rechtbank begrijpt: verdachte) stond daar alleen. Toen de klant voor mij was vertrokken, kon ik plaatsnemen. Bij het omdoen van de cape pakte hij met zijn hand mijn borst en kneep daarin. Opeens zei hij dat we na afloop een wijntje zouden drinken. Op een gegeven moment werd de deur door hem afgesloten. Hij zei toen dat hij wijn ging halen en ging weg. Hij kwam later terug met wijn. Op een gegeven moment gingen we naar een andere ruimte waar een massagetafel stond waar ik op ging liggen. Hij ging op mij liggen, begon tegen mij aan te rijden en probeerde mijn in mijn nek te kussen. [13]
V: Waar doe je aangifte van?
A: Iemand heeft mij aangeraakt zonder dat ik dat wilde.
V: Waar is het gebeurd?
A: In [plaats] .
V: Aan wie heb je als eerste verteld wat er gebeurd is?
A: Mijn collega [getuige 2] .
V: Wanneer heb je verteld aan [getuige 2] ?
A: Diezelfde avond toen ik thuis kwam, rond half tien 's avonds.
V: Vertel eens precies op welke wijze hij jouw borst aanraakte?
A: Bij het omdoen van de cape pakte hij met zijn linker hand mijn linker borst en kneep daarin. We waren wat aan het praten en ik ben toen op de massagetafel die daar stond gaan zitten. Op een gegeven moment duwde hij mij achterover met mijn rug op de tafel. [14] Hij ging met zijn hoofd bij mijn hoofd op mij liggen, met zijn buik op mijn buik.
V: Wat dacht je toen?
A: Ik wilde het niet, maar ik wist echt niet wat ik moest doen. Het was alsof ik niet weg kon....ik was bang en vroeg me af hoe kom ik hier zo snel mogelijk weg zonder dat er meer gebeurt.
V: Wat maakte dat je bang was?
A: Je gaat naar de kapper en hij zit aan je op een manier die je niet wil. Ik was ook bang dat er meer zou gebeuren, dingen die je niet wil.
V: wat zag je aan hem?
A: Lust denk ik. Hij ademde snel en ik voelde zijn harde geslachtsdeel. Hij zei ook dat hij het leuk vond als meisje moeilijk deden.
V: Waar voelde je het harde geslachtsdeel?
A: Bij mijn onderbuik, bij mijn schaamstreek.
V: wat deed hij toen hij boven op je lag?
A: Ik noem het droogneuken. Hij reed tegen mij aan. Hij probeerde mij in mijn nek te kussen en ik draaide steeds mijn hoofd weg. Ik weet nog wel dat, toen we wijn aan het drinken waren in de kappers stoelen, probeerde hij me te zoenen. Ik heb toen wel tegen hem gezegd dat ik wijn wilde drinken als vrienden en dat ik een vriend had.
V: Hoe stopte het op de massagetafel?
A: Ik denk dat hij merkte dat hij niet verder kwam dan dit. Ik heb geen kleding uitgedaan en de aanraking op de mijn borst was ook op mijn kleding.
V: Hoe vaak kuste hij jou in de nek?
A: Vaker dan één keer in ieder geval.
A: Ik dacht dat hij de voordeur op slot had gedaan. Ik dacht dat omdat hij bij elke klant die zich nog meldde zei dat hij gesloten was en ik dacht dat hij daarna de deur afsloot om te voorkomen dat er nog klanten binnen kwamen. [15] Ik voelde me wel opgesloten en wist geen weg eruit.
V: Wat gebeurde er toen hij terug kwam met de wijn?
A: Hij werd steeds vrijpostig. Hij probeerde me steeds te kussen, maar dan zei ik weer dat ik als vrienden wilde praten om hem af te leiden. Dat gebeurde een paar keer. [16]
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] – zakelijk weergegeven:
V: Wat heeft [slachtoffer 2] jou over de aanranding verteld?
A: Ik denk dat het ergens in juni 2021 geweest moet zijn. [slachtoffer 2] vroeg of ik kon praten en wist ik gelijk er is iets aan de hand was. Ze klonk ook emotioneel, ik dacht eerst dat ze ruzie had gehad met haar vriend ofzo. Zij vertelde mij dus wat er was gebeurd en niet wist wat ze moest doen. Ze wilde advies en vertelde dat ze bij een kapper was geweest en dat zij als laatste was achtergebleven omdat ze nog niet klaar was. De andere klanten waren als weg. De eigenaar was een Afgaan of een Irakees en het was de eerste keer dat [slachtoffer 2] daar was. Volgens mij was het in [plaats] . Vanaf het moment dat de andere klanten wegwaren was het gedrag van de kapper veranderd.
Wat ik mij kan herinneren is dat hij een wijntje voor haar zou hebben ingeschonken. De kapper zou haar gevraagd hebben om op een bankje te gaan liggen en zij was gaan liggen, ik heb [slachtoffer 2] nog gevraagd waarom ze dat gedaan had. [slachtoffer 2] vertelde dat nadat de man de deur op slot had gedaan dat ze zich niet veilig had gevoeld maar ook niet had geweten hoe ze uit deze situatie moest stappen. [17] De man zou aan haar borsten hebben gezeten. [slachtoffer 2] vertelde toen wel dat ze verstijfde en bang was en niet meer wist was ze moest doen. Ik heb haar nog gevraagd wat ze had gedaan, zoals wegduwen, schreeuwen en "nee" zeggen. [slachtoffer 2] heeft zijn hand weggeduwd en met haar lichaamstaal duidelijk gemaakt dat ze niet wilde. Ze heeft laten weten dat ze niet wilde.
A: Ik denk dat ze mij echt binnen een kwartier na het incident heeft gebeld.
V: Wat heeft ze verteld over de aanranding zelf?
A: Dat hij aan haar borsten heeft gezeten. Emoties, ze heeft haar verhaal huilend verteld. [18]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte – zakelijk weergegeven:
V: Hebben jullie elkaar aangeraakt?
A: Ja beetje knuffelen. Ik was dronken. [19]
Bewijsoverwegingen feit 1
Geloofwaardigheid van en steunbewijs voor de aangifte
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 1] geloofwaardig is en daarnaast voldoende steun vindt in overig bewijsmateriaal. [slachtoffer 1] heeft tegenover de politie gedetailleerd, concreet en consistent verklaard. Kort na de confrontatie met verdachte heeft [slachtoffer 1] haar moeder in WhatsApp-berichten op de hoogte gesteld van hetgeen was voorgevallen. De inhoud van deze berichten, alsmede de verklaringen die [slachtoffer 1] vervolgens tegen haar moeder heeft geuit zijn qua tijd, plaats en wat betreft de feitelijke gang van zaken op de essentiële punten gelijk aan de inhoud van de aangifte. De rechtbank leest de berichten daarnaast ook als een uiting van [slachtoffer 1] van emoties als paniek, verbazing en verbijstering. Los van de berichten heeft de moeder van [slachtoffer 1] waargenomen dat [slachtoffer 1] kort na het voorval heel zenuwachtig en nerveus was, en dat zij zich in de periode na het voorval in het openbaar anders gedroeg, namelijk op haar hoede in plaats van onbezorgd. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat [slachtoffer 1] slaapmedicatie heeft gekregen van de huisarts. Van belang is ook dat verdachte betrokkenheid bij het door [slachtoffer 1] omschreven incident en fysiek contact daarbij tussen hem en [slachtoffer 1] heeft bekend.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank is van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zijn harde geslachtsdeel tegen [slachtoffer 1] heeft aangeduwd. Het verweer van de raadsman daaromtrent, te weten dat [slachtoffer 1] een kapperswerktuig dan wel het leren schort heeft gevoeld en dat heeft geïnterpreteerd als het harde geslachtsdeel van verdachte (een en ander als hiervoor omschreven onder 4.2) is niet weerlegbaar, wat maakt dat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de overige ten laste gelegde handelingen op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze bovendien als ontuchtig zijn aan te merken, nu het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte die [slachtoffer 1] onder toepassing van fysieke dwang tegen een deur heeft aangeduwd, haar daarbij met zijn eigen lichaam heeft gefixeerd en dat hij haar vervolgens heeft geprobeerd te zoenen en heeft betast met zijn handen op haar benen, waarbij zijn handen steeds meer naar beneden gingen. Daarvoor had verdachte aan [slachtoffer 1] al ongevraagd meerdere zoenen op de wang van [slachtoffer 1] gegeven. [slachtoffer 1] was de stagiaire van verdachte en bovendien aanzienlijk jonger dan verdachte. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, maken dat de rechtbank van oordeel is dat hier niet slechts sprake is geweest van ongewenst fysiek, seksueel getint contact, maar dat de handelingen van verdachte buiten de sociaal-ethische norm vallen en daarmee als ontuchtig zijn aan te merken.
Dwang
Gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop [slachtoffer 1] door verdachte is betast als omschreven in de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. Het verweer van de verdediging, kort gezegd inhoudende dat [slachtoffer 1] zich desgewenst redelijk eenvoudig kon onttrekken aan verdachte omdat bijvoorbeeld de deur open stond, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers onder meer dat [slachtoffer 1] tegen een deur is aangeduwd en daartegen is gefixeerd. Daarmee is sprake van dwang als bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht. Aangeefster was in het geheel niet bedacht op de ontuchtige handelingen en hoefde dit ook niet te zijn. Uit niets blijkt immers dat er sprake was van een bijzondere situatie die daartoe aanleiding zou hebben kunnen geven, en waaruit verdachte zou hebben mogen afleiden dat het gewenst was wat hij deed.
Bewijsoverwegingen feit 2
Geloofwaardigheid van en steunbewijs voor de aangifte
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] geloofwaardig is en daarnaast voldoende steun vindt in overig bewijsmateriaal. [slachtoffer 2] heeft tegenover de politie gedetailleerd en concreet verklaard. [slachtoffer 2] heeft zeer kort na het door haar beschreven incident contact opgenomen met een collega, getuige [getuige 2] . De verklaringen die [slachtoffer 2] in dat gesprek heeft afgelegd tegen [getuige 2] zijn consistent met de aangifte. [getuige 2] heeft daarnaast waargenomen dat [slachtoffer 2] tijdens het vertellen van haar verhaal emotioneel was. Van belang is ook dat verdachte betrokkenheid bij het door [slachtoffer 2] omschreven incident en fysiek contact daarbij tussen hem en [slachtoffer 2] heeft bekend.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde handelingen op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen overtuigend kunnen worden bewezen en dat deze bovendien als ontuchtig zijn aan te merken, nu het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de in het land geldende sociaal-ethische norm.
De rechtbank is van oordeel dat overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zijn harde geslachtsdeel tegen [slachtoffer 2] heeft aangeduwd. Het verweer van de raadsman daaromtrent als hiervoor omschreven onder 4.2 wordt door de rechtbank gepasseerd, omdat de rechtbank niet aannemelijk acht dat verdachte op dat moment zijn kappersschort nog voorhad. Immers, verdachte heeft zelf verklaard dat hij voorafgaand aan het incident met [slachtoffer 2] zijn kapperszaak heeft afgesloten om wijn te halen. En de rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte zijn kappersschort op dat moment droeg. Uit de aangifte volgt bovendien dat verdachte vervolgens, nadat hij de wijn had gekocht en in de kapsalon was teruggekeerd, nog een klant de deur heeft gewezen waarna het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden, zodat de rechtbank eens te meer redenen heeft om ervan uit te gaan dat verdachte zijn schort toen niet droeg.
Dwang
Gelet op de omstandigheden waaronder en de wijze waarop [slachtoffer 2] door verdachte is betast als omschreven in de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. Het verweer van de verdediging, onder meer inhoudende dat [slachtoffer 2] zich desgewenst redelijk eenvoudig kon onttrekken aan verdachte bijvoorbeeld door (eerder) weg te gaan of omdat de deur open stond, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat verdachte de ontuchtige handelingen meermalen onverhoeds en onder uitoefening van fysieke druk heeft uitgevoerd. Daarmee is sprake van dwang als bedoeld in artikel 246 Wetboek van Strafrecht. Aangeefster was in het geheel niet bedacht op de ontuchtige handelingen en hoefde dit ook niet te zijn. Uit niets blijkt immers dat er sprake was van een bijzondere situatie die daartoe aanleiding zou hebben kunnen geven, en waaruit verdachte zou hebben mogen afleiden dat het gewenst was wat hij deed.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 28 oktober 2021 te [plaats] , door geweld en andere feitelijkheidheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte
- met zijn hand gewreven/gestreeld over een been en de rug van die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] (ongevraagd) op de wang gekust en
- met zijn hand(en) naar beneden gegaan, althans naar het onderlijf van die [slachtoffer 1] gegaan en
- die [slachtoffer 1] naar zich toe getrokken,
en bestaande dat geweld en die feitelijkheden uit het
- verzoeken/vragen aan die [slachtoffer 1] mee te gaan naar achteren in de winkel en
- ( stevig) vast/beet pakken van die [slachtoffer 1] en
- ( ongevraagd) proberen haar te zoenen en geven van een knuffel aan haar en
- duwen van de armen van die [slachtoffer 1] om zijn schouders en
- duwen van die [slachtoffer 1] tegen een deur en
- ( aldus) houden van die [slachtoffer 1] in een door hem gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie en
(aldus) - ook door het leeftijdsverschil en het feitelijk overwicht - doen opleveren van een zodanige psychische druk dat zij geen weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 1] geen ‘nee’ kon zeggen en
- onverhoeds/plotseling uitvoeren van (boven)genoemde ontuchtige handeling(en) en
- door misbruik maken van de afhankelijkheidsrelatie die bestond tussen verdachte en die [slachtoffer 1] , welke afhankelijkheidsrelatie voortkwam uit zijn, verdachtes, positie als leidinggevende en/of de daaruit voortvloeiende gezagsverhouding ten opzichte van die [slachtoffer 1] , werkzaam als stagiaire;
Feit 2
op 11 juni 2021 te [plaats] , door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte
- in de borst van die [slachtoffer 2] geknepen en
- zijn harde geslachtsdeel tegen de onderbuik en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] aangedrukt en
- één of meer rij-beweging(en) gemaakt tegen die [slachtoffer 2] ,
en bestaande dat geweld en die feitelijkheden uit het
- verzoeken/vragen aan die [slachtoffer 2] om een wijntje te drinken met hem verdachte en
- afsluiten/op slot doen van de deur van de/dat winkel/pand waar die [slachtoffer 2] zich bevond met hem, verdachte en
- het achterover drukken van die [slachtoffer 2] in een (massage)stoel en
- ( vervolgens) gaan liggen op die [slachtoffer 2] en
- ( ongevraagd) proberen die [slachtoffer 2] in de nek te zoenen en
- onverhoeds/plotseling uitvoeren van (boven)genoemde ontuchtige handelingen en
- ( aldus) houden van die [slachtoffer 2] in een door hem gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie en
- het (aldus) doen opleveren van een zodanige psychische druk dat zij geen weerstand kon bieden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
telkens, aanranding.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden een meld- en behandelplicht bij de reclassering, en een contactverbod met beide aangeefsters;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen uitdrukkelijk strafmaatverweer gevoerd, maar wel naar voren gebracht dat verdachte op social media al is neergezet als dader waarmee, bij een eventuele strafoplegging, rekening moet worden gehouden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft in een periode van vier maanden in zijn kapsalon twee vrouwen aangerand. Eén van de vrouwen betrof een stagiaire die bij hem in dienst was, en de andere vrouw betrof een klant. De ontucht tegen zijn klant bestond uit het in een borst knijpen, het haar achterover drukken in een massagestoel en vervolgens het met zijn harde geslachtsdeel drukken tegen haar onderbuik en/of schaamstreek en het maken van één of meer rijbewegingen tegen haar lijf. De ontucht tegen de stagiaire bestond onder meer uit het ongevraagd zoenen en het strelen van de benen. Verdachte heeft de haar daarbij tegen een deur geduwd en haar met zijn lijf gefixeerd.
Blijkens de getuigenverklaringen, de ter terechtzitting voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen alsmede de inhoud van de vorderingen tot schadevergoeding van beide vrouwen hebben deze aanrandingen grote impact gehad op de vrouwen, en zal deze impact vermoedelijk ook in de toekomst groot zijn. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide vrouwen, en hen mogelijk levenslange emotionele schade toegebracht.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het meest recente uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 9 mei 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 1 juni 2022. Hieruit blijkt – kort samengevat – dat verdachte nauwelijks praktische problemen kent. Desondanks ziet de reclassering een gemiddeld risico op recidive en op letselschade. Deze risico's komen vooral naar voren door een gebrek aan kennis en vaardigheden met betrekking tot grenzen in de sociale omgang. Verdachte kent, herkent en erkent in de visie van de reclassering onvoldoende de grenzen, zowel bij zichzelf als bij anderen. Dit wordt als delictgerelateerd aangemerkt. Concluderend acht de reclassering een behandeling geïndiceerd, waartoe een tweetal bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, namelijk een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij De Waag.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat zij oog heeft voor de negatieve, voor verdachte schadelijke uitlatingen van derden op sociale media. Deze acht zij kwalijk en verwerpelijk. Verdachte is door derden neergezet als dader voordat hij was veroordeeld voor onderhavige feiten. Anders dan de raadsman heeft bepleit ziet de rechtbank in het voorgaande echter geen reden om tot strafmatiging over te gaan. De rechtbank laat het bij voornoemde constatering.
Strafoplegging
De ernst van de feiten en de persoon van verdachte in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie een passende eis heeft uitgesproken. Ter voorkoming van recidive en met het oog op het reclasseringstoezicht is, naast een onvoorwaardelijke taakstraf van forse duur, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Aan deze gevangenisstraf zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden gekoppeld. De bewezen verklaarde feiten, die relatief kort na elkaar zijn gepleegd en waaraan ogenschijnlijk geen aanwijsbare oorzaak ten grondslag heeft gelegen, in samenhang met de inhoud van het reclasseringsadvies, vormen sterke aanwijzingen dat verdachte, indien hij onbehandeld blijft, zal recidiveren.
De rechtbank zal het verzoek van de slachtoffers om aan verdachte een contact- en/of een locatieverbod op te leggen afwijzen. De rechtbank is niet gebleken dat voor dergelijke verboden enige noodzaak bestaat, nu er geen aanwijzingen zijn dat verdachte in het verleden contact zocht, of in de toekomst opzettelijk contact zal zoeken met of tot last zal zijn van de slachtoffers. De enkele - weliswaar invoelbare - angst van de slachtoffers om verdachte tegen het lijf te lopen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om verdachte vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen respectievelijk bedragen van € 2.523,86 en € 2.541,77. Deze bedragen bestaan respectievelijk uit € 23,86 en € 41,77 aan materiële schade en € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd beide vorderingen toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarbij heeft de officier van justitie voorgesteld over te gaan tot matiging van de immateriële schade, te weten tweemaal een bedrag van € 1.500,-.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Beide benadeelde partijen hebben materiële schade gevorderd bestaande uit reiskosten. De rechtbank is van oordeel dat alleen de door [slachtoffer 2] gemaakte (en onderbouwde) reiskosten van en naar de psycholoog in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde en in aanmerking komen voor vergoeding in de vorm van materiële schade. De overige gevorderde reiskosten zijn niet zonder meer aan te merken als materiële schade ten gevolge van het bewezenverklaarde. Voor de vordering van [slachtoffer 2] betekent dit toewijzing van materiële schade ten bedrage van € 9,87. Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade zal [slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. [slachtoffer 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering ten aanzien van alle gevorderde materiële schade.
Immateriële schade
Uit de toelichting op de vorderingen en de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt dat het bewezenverklaarde impact op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gehad. De aanrandingen hebben geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid en tot psychische klachten. Voor [slachtoffer 2] geldt, kort gezegd, dat zij door de aanranding psychische klachten ontwikkelde waarvoor zij gesprekken heeft gevoerd met een therapeut en met slachtofferhulp. Voor [slachtoffer 1] geldt onder meer dat zij, naast de vermoeidheidsklachten die zij kort na de aanranding ondervond, haar droom, het hebben van een eigen kapperszaak, niet langer wil verwezenlijken omdat dit te zeer verbonden is met wat haar is overkomen.. De rechtbank overweegt verder dat in algemene zin kan worden aangenomen dat zedenzaken als de onderhavige als een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer kunnen worden beschouwd, zodat daarmee een aantasting van de persoon is gegeven. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Om die reden zal de rechtbank dan ook aan beiden een immateriële schadevergoeding toekennen. De rechtbank acht, mede rekening houdend met bedragen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, alles afwegende voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,- billijk, en zal de vordering tot die hoogte toewijzen. Voor het meer gevorderde worden de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. Zij kunnen hun vordering voor dat deel aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als voorwaarden gelden voorts dat verdachte:
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland meldt op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door De Waag Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- veroordeelt verdachte voorts tot een
taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis;
Benadeelde partijen
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.000,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.009,87;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.009,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juni 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. van Riemsdijk, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2022.
Zijnde mr. Quak buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 28 oktober 2021 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en/ of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft/is hij, verdachte
- met zijn hand gewreven/gestreeld over een been (richting het kruis) en/of de rug (richting de billen) van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] (ongevraagd) op de wang gekust en/of
- met zijn hand(en) naar beneden gegaan, althans naar het onderlijf van die [slachtoffer 1] gegaan en/of
- die [slachtoffer 1] naar zich toe getrokken en/of (vervolgens) zijn harde geslachtsdeel tegen de onderbuik en/of schaamstreek van die [slachtoffer 1] aangedrukt, en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- verzoeken/vragen aan die [slachtoffer 1] mee te gaan naar achteren in de winkel en/of
- ( stevig) vast/beet pakken van die [slachtoffer 1] en/of
- ( ongevraagd) proberen haar te zoenen en/of geven van een knuffel aan haar en/of
- duwen van de armen van die [slachtoffer 1] om zijn schouders en/of
- duwen van die [slachtoffer 1] tegen een deur en/of
- ( aldus) houden van die [slachtoffer 1] in een door hem gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie en/of
- ( aldus) - ook door het leeftijdsverschil en/of het feitelijk overwicht - doen opleveren, althans doen ontstaan, van een zodanige psychische druk dat zij geen weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 1] geen ‘nee’ kon zeggen en/of
- onverhoeds/plotseling uitvoeren van (boven)genoemde ontuchtige handeling(en) en/of
- door misbruik maken van de afhankelijkheidsrelatie die bestond tussen verdachte en die [slachtoffer 1] , welke afhankelijkheidsrelatie voortkwam uit zijn, verdachtes, positie als leidinggevende en/of de daaruit voortvloeiende gezagsverhouding ten opzichte van die [slachtoffer 1] , werkzaam als stagaire;
Feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2021 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden- Nederland, door geweld en / of een andere feitelijkheid en! of door bedreiging met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte
- in de borst van die [slachtoffer 2] geknepen en/of
- zijn harde geslachtsdeel tegen de onderbuik en/of schaamstreek van die [slachtoffer 2] aangedrukt en/of
- één of meer rij-beweging(en) gemaakt tegen die [slachtoffer 2] ,
en bestaande dat geweld en/of die feitelijkhe(i)d(en) uit het
- verzoeken/vragen aan die [slachtoffer 2] om een wijntje te drinken met hem verdachte en/of
- afsluiten/op slot doen van de deur van de/dat winkel/pand waar die [slachtoffer 2] zich bevond met hem, verdachte en/of
- het achterover drukken/houden van die [slachtoffer 2] in een (massage)stoel en/of
- ( vervolgens) gaan liggen op die [slachtoffer 2] en/of
- ( ongevraagd) proberen die [slachtoffer 2] in de nek te zoenen en/of
- onverhoeds/plotseling uitvoeren van (boven)genoemde ontuchtige handeling(en) en/of
- ( aldus) houden van die [slachtoffer 2] in een door hem gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie en/of
- het (aldus) - ook door het leeftijdsverschil en/of het feitelijk overwicht - doen opleveren, althans doen ontstaan, van een zodanige psychische druk dat zij geen weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer 2] geen ‘nee’ kon zeggen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 februari 2022, genummerd PL0900-2021342310, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 64. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 6.
3.Pagina 7.
4.Pagina 8.
5.Pagina 20.
6.Pagina 21.
7.Pagina 22.
8.Pagina 13.
9.Pagina 14.
10.Pagina 15.
11.Pagina 54.
12.Pagina 53.
13.Pagina 30.
14.Pagina 31.
15.Pagina 32.
16.Pagina 33.
17.Pagina 36.
18.Pagina 37.
19.Pagina 50.