ECLI:NL:RBMNE:2022:404

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4263
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van een rentedragende lening op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) na beëindiging van het bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, een ondernemer en haar partner, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De zaak betreft de terugvordering van een rentedragende lening die eisers hadden ontvangen op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). De lening van € 7.496,22 werd door verweerder teruggevorderd omdat eiseres haar onderneming had beëindigd.

Eisers voerden aan dat de beëindiging van het bedrijf niet vrijwillig was, maar het gevolg van de coronamaatregelen. Tijdens de zitting vroegen zij om kwijtschelding van de lening, omdat zij in financiële problemen verkeerden en onvoldoende middelen hadden voor hun levensonderhoud. De rechtbank oordeelde echter dat de Tozo-regeling vereist dat de lening altijd volledig moet worden terugbetaald, en dat er geen zeer dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien.

De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht de lening had teruggevorderd, aangezien eiseres haar onderneming had beëindigd. De rechtbank wees het beroep van eisers ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4263

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] en [eiser] , te [woonplaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: J.C. de Roos).

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het restant van de geldlening en de verschuldigde rente van eisers teruggevorderd op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo). Dit gaat over een bedrag van € 7.496,22.
Bij besluit van 23 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2021 via een online verbinding. Eisers is verschenen. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft vanaf 12 augustus 2020 een geldlening ontvangen om de noodzakelijke betalingen voor haar bedrijf te kunnen doen. Meer dan negen maanden later heeft eiseres haar bedrijf beëindigd.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de geldlening en de verschuldigde rente terugbetaald moeten worden, omdat eiseres gestopt is met het bedrijf. Het bedrag wordt ook van eiser teruggevorderd, omdat hij hoofdelijk aansprakelijk is.
3. Eisers voeren aan dat het bedrijf niet vrijwillig beëindigd is, maar dat het niet anders kon vanwege de coronamaatregelen. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat ze een kwijtschelding wil van de lening, omdat zij het bedrag niet kan betalen. Eisers hebben andere maandelijkse aflossingen en houden onvoldoende geld over voor hun levensonderhoud.
4. De rechtbank stelt vast dat het uitgangspunt van de Tozo is dat de rentedragende lening voor het bedrijfskapitaal altijd volledig terugbetaald moet worden. Dit blijkt uit de nota van toelichting bij de Tozo (Stb. 2020, 118, blz. 17). Verweerder kan de lening gelijk opeisen, wanneer blijkt dat de zelfstandige het bedrijf beëindigd heeft. [1] Omdat eiseres gestopt is met haar onderneming, heeft verweerder op juiste gronden de lening per direct teruggevorderd.
5. De enige mogelijkheid om te kunnen afzien van de terugvordering is dat er zeer dringende redenen zijn. [2] Eisers hebben niet met stukken onderbouwd dat zij in financiële problemen komen door het terugbetalen van de lening. Daarnaast hebben zij recht op de beslagvrije voet. Dit houdt in dat bij de terugvordering rekening gehouden moet worden dat zij voldoende inkomsten overhouden om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. De rechtbank oordeelt daarom dat verweerder de lening voor het bedrijfskapitaal terecht heeft teruggevorderd. Voor het maken van andere afspraken over de betaalregeling van de lening wordt eisers aangeraden om in contact te gaan met het Zelfstandigenloket.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is in uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 16 Tozo
2.Artikel 16 Participatiewet