ECLI:NL:RBMNE:2022:4033
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde H. van Zelst, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de WOZ-waarde van zijn woning had vastgesteld op € 431.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwistte deze waarde en stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 405.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting via een Teams-beeldverbinding op 5 juli 2022, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, D. de Winter, en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar een taxatiematrix heeft overgelegd waarin de woning van eiser is vergeleken met vier referentiewoningen in de buurt. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop de waarde is vastgesteld en dat de indexering van de verkoopcijfers correct is toegepast.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en dat de argumenten van eiser niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.