In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in Utrecht, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 298.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde heeft van € 228.650,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 juni 2022, waarbij eiser en zijn vrouw aanwezig waren, terwijl de heffingsambtenaar zich via een Teams-verbinding liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, W. Vos, en een taxateur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix en taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de onjuiste oppervlakte en de onderhoudstoestand van de woning, niet overtuigend geacht. Eiser stelde dat de woning 100 m2 groot zou zijn, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de taxateur een oppervlakte van 110,86 m2 heeft berekend, wat overeenkomt met de gegevens in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning op basis van vergelijkbare verkopen in de omgeving is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar de juiste procedure heeft gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.