ECLI:NL:RBMNE:2022:403

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van de eiser, die deze ontving op basis van de Participatiewet (Pw). Verweerder heeft op 1 april 2021 het primaire besluit genomen om de bijstandsuitkering van eiser in te trekken en heeft een bedrag van € 44.134,99 teruggevorderd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarop verweerder op 22 juli 2021 het bezwaar gegrond verklaarde en het primaire besluit herroept. De terugvordering werd verlaagd naar € 40.811,15.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij het onderzoek ter zitting op 2 december 2021 heeft plaatsgevonden via een online verbinding. Tijdens de zitting heeft eiser algemeen geformuleerde beroepsgronden aangevoerd, maar deze niet verder uitgewerkt met specifieke omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden te algemeen zijn om in de beoordeling te worden meegenomen. Eiser heeft geen concrete gronden ingediend tegen het bestreden besluit en heeft enkel de gronden van bezwaar herhaald.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in het bestreden besluit al voldoende op de gronden van eiser is ingegaan en ziet geen aanleiding om het standpunt van verweerder voor onjuist te houden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar gemaakt op 7 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Rozenbeekmr. M.S. Rozenbeek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: R. d’Accorso).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken die hij op basis van de Participatiewet (Pw) ontving. Verweerder heeft een bedrag van € 44.134,99 teruggevorderd.
Bij besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat een deel van de vordering onterecht gebruteerd is. Het bedrag van de terugvordering is daarom verlaagd naar € 40.811,15.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2021 via een online verbinding. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Het geschil gaat over de intrekking en terugvordering van het recht op bijstand, omdat eiser de inlichtingenplicht geschonden zou hebben.
2. Eiser heeft in beroep algemeen geformuleerde beroepsgronden aangevoerd, namelijk dat de wettelijke grondslag voor het bestreden besluit ontbreekt, dat hij onevenredig in zijn belangen is geschaad, dat de motivering het bestreden besluit niet kan dragen en dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Deze algemene beroepsgronden zijn door eiser niet verder uitgewerkt aan de hand van de specifieke omstandigheden van zijn geval.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep geen concrete gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting is eiser gevraagd om de algemeen geformuleerde beroepsgronden nader toe te lichten. Eiser heeft aangegeven dat hij niets toe te voegen heeft en heeft verwezen naar de gronden die hij in bezwaar al had aangevoerd.
4. De rechtbank oordeelt dat de aangevoerde beroepsgronden te algemeen zijn geformuleerd om deze mee te kunnen nemen in de beoordeling van het geschil. Daarnaast heeft eiser uitsluitend de gronden van bezwaar herhaald. Verweerder is in het bestreden besluit al voldoende ingegaan op deze gronden. De rechtbank ziet in de beroepsgronden dan ook geen aanleiding om het standpunt van verweerder in het bestreden besluit voor onjuist te houden.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.