ECLI:NL:RBMNE:2022:4025
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een woning aan de [adres 1] in [plaats], beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde vastgesteld op € 1.791.000,- per 1 januari 2020. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning een lagere waarde van € 1.200.000,- heeft. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 3 juni 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A. Bakker, en de heffingsambtenaar door T.S. Medemblik.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit is onderbouwd met een taxatiematrix waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen in de nabijheid. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn en dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woningen. Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de stelling dat zijn woning niet als vrijstaand kan worden gekarakteriseerd en dat er gebreken aan de woning zijn. De rechtbank heeft deze argumenten niet overtuigend geacht en heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning correct is vastgesteld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.