ECLI:NL:RBMNE:2022:400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20/777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoeken en de afhandeling van EPC-berekeningen en geluidsmetingen in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 januari 2022, in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, werd een beroep ingesteld tegen de afhandeling van Wob-verzoeken. Eiser had in 2017 verzocht om informatie over geluidmetingen van een restaurant en EPC-berekeningen van nieuwbouwprojecten. De rechtbank behandelde het beroep op 15 september 2020, waarbij partijen afspraken maakten over de afhandeling van het Wob-verzoek. Verweerder had de verzoeken deels afgewezen en het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder de Wob-verzoeken niet correct had afgehandeld, met name wat betreft de ruwe metadata. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. Eiser kreeg ook een proceskostenvergoeding van € 1.897,50 toegewezen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 178,-. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de Wob en de verplichting van bestuursorganen om informatie te verstrekken, inclusief digitale gegevens.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/777

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. C. van Oosten),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: mr. R. Wiersma).

Procesverloop

In de besluiten van 22 en 23 juni 2017 (primaire besluiten) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat op zijn verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) de Wob niet van toepassing is en de verzoeken om informatie doorgestuurd naar de afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving.
Met het besluit van 25 oktober 2017 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
In de uitspraak van 11 september 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in hoger beroep het besluit van 25 oktober 2017 vernietigd [1] .
In het besluit van 18 december 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de primaire besluiten herroepen en beslist dat het Wob-verzoek ten aanzien van de gevraagde EPC-berekeningen buiten behandeling wordt gelaten omdat het verzoek onvoldoende gespecificeerd is. De gevraagde informatie over de - kort gezegd - geluidmetingen/meldingen van [restaurant] (hierna: [restaurant] ) heeft verweerder gedeeltelijk geweigerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2020 op zitting behandeld. Eiser en verweerder zijn daar vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen de gelegenheid te geven in onderling overleg tot een oplossing van hun geschil over het Wob-verzoek ten aanzien van de EPC-berekeningen te komen. De rechtbank heeft de met partijen gemaakte afspraken vastgelegd in een verkort proces-verbaal en dat naar partijen verzonden.
Verweerder heeft op 22 september 2020 bericht dat hij een lijst kan opstellen met nieuwbouwprojecten voor postcodegebied [1] zoals ter zitting afgesproken en dat deze lijst kan worden gebruikt om 20 dossiers te selecteren voor de EPC-berekeningen.
Eiser heeft op 12 oktober 2020 aan de rechtbank te kennen gegeven dat hij akkoord is met de door verweerder voorgestelde zoekslag.
Bij brief van 18 december 2020 heeft verweerder bericht dat uit de zoekslag één aanvraag voor een nieuwbouwproject is aangetroffen, te weten [nieuwbouwproject] . Verweerder heeft voorgesteld om deze aanvraag te toetsen op de gevraagde EPC-berekeningen.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft eiser bericht dat hij hiermee niet akkoord gaat. Hij heeft de rechtbank verzocht om uitspraak te doen en verweerder op te dragen alsnog uitvoering te geven aan het oorspronkelijke Wob-verzoek.
Bij brief van 4 augustus 2021 heeft de rechtbank verweerder verzocht om het aangetroffen nieuwbouwproject te toetsen aan het Wob-verzoek ten aanzien van de EPC-berekeningen.
Bij brief van 14 oktober 2021 heeft verweerder de rechtbank bericht dat aan het verzoek van de rechtbank is voldaan en heeft verweerder de gevraagde documenten over de EPC-berekeningen geanonimiseerd verstrekt.
Eiser heeft vervolgens verzocht om een nader onderzoek ter zitting. Dit nadere onderzoek heeft plaatsgevonden via een online beeldverbinding op 16 september 2021. Eiser en verweerder hebben zich daar laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

De Wob-verzoeken
1. Eiser heeft op 30 mei 2017 verweerder verzocht om informatie te verstrekken op grond van de Wob van alle documenten na 1 januari 2013 die betrekking hebben op geluidmetingen/meldingen van [restaurant] , dat is gevestigd op [adres] in [plaats] .
2. Op 5 juni 2017 heeft eiser een Wob-verzoek gedaan voor documenten met definitieve EPC-berekeningen met betrekking tot bouwaanvragen voor nieuwbouwprojecten in de postcode gebieden [2] , [1] , [3] , [4] , [5] , [6] , [7] , [8] , [9] ingediend in de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 en het moet gaan om de documenten waaruit blijkt dat de energiebesparende maatregelen zoals opgenomen in de EPC-berekeningen na realisatie van het bouwproject, ook daadwerkelijk zijn toegepast.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft het Wob-verzoek ten aanzien van de EPC-berekeningen buiten behandeling gelaten, omdat eiser heeft geweigerd zijn verzoek te preciseren. Verweerder heeft de documenten over geluidmetingen/meldingen van [restaurant] verstrekt met uitzondering van de persoonsgegevens als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de AVG [2] en artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wob. Gegevens over de ruwe metadata kan verweerder niet verstrekken, omdat die niet zijn vastgelegd in documenten.
Gronden van beroep
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser stelt dat het Wob-verzoek niet alleen ziet op gerapporteerde data maar ook op ‘ander materiaal dat gegevens bevat’. Verweerder moet volgens eiser daarom ook de ruwe metadata verstrekken. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft gevraagd om presicering van het Wob-verzoek. Verweerder kan eenvoudig de bouwdossiers selecteren in de gevraagde twee jaren en de postcodegebieden, waarbij EPC-berekeningen zijn gemaakt. Bouwdossiers zijn digitaal opgeslagen en verweerder kan per dossier op ‘EPC’ klikken om de informatie eruit te halen. Dat het voor verweerder teveel werk zou zijn, vindt eiser onbegrijpelijk, nu op de website www.overheid.nl/attenderingsservice bouwaanvragen in een postcodegebied bekend worden gemaakt en de gemeente de informatie daarvoor aanlevert. Dat bouwinspecteurs na de realisatie niet altijd zouden beoordelen of de EPC-berekeningen in de voorzieningen zijn aangebracht, is volgens eiser geen argument. Het Wob-verzoek is er immers op gericht om te achterhalen hoe vaak en serieus de controle op de EPC-berekeningen plaatsvindt. Als blijkt dat maar in 5% van de gevallen op EPC wordt gecontroleerd, is dat voor eiser nuttige informatie.
Wob-verzoek EPC-berekeningen
Afspraken omvang Wob-verzoek in verkort proces-verbaal
5. Over de afhandeling van het Wob-verzoek over de EPC-berekeningen heeft de rechtbank op de zitting van 15 september 2020 met partijen de volgende afspraken gemaakt:
Verweerder stuurt binnen een week na de zitting een bericht aan de rechtbank of het mogelijk is om een lijst met daarop nieuwbouwprojecten in de periode tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 van postcodegebied [1] aan te leveren, waarbij de aanvraagdatum van het project bepalend is. Als die mogelijkheid bestaat zal verweerder in dat bericht aangeven binnen welke termijn hij die lijst kan leveren.
Na ontvangst van de lijst, selecteert de gemachtigde van eiser binnen een week daaruit maximaal 20 adressen, die verweerder dan zal doorlopen op EPC- maatregelen en de controle daarop.
Als verweerder de afgesproken lijst niet kan leveren, zal de rechtbank over beide Wob-verzoeken uitspraak doen.
6. Verweerder heeft in postcodegebied [1] één nieuwbouwproject [nieuwbouwproject] aangetroffen. Verweerder heeft dat project vervolgens getoetst op de gevraagde EPC-berekeningen en heeft de relevante documenten in de procedure overgelegd.
Oordeel rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot twee keer toe eiser heeft verzocht het Wob verzoek met betrekking tot de EPC-berekeningen nader te specificeren, namelijk op 25 juli 2017 en op 7 november 2019. Eiser heeft dat niet gedaan. Vervolgens zijn op de zitting van 15 september 2020 afspraken omtrent dit Wob verzoek gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is het Wob-verzoek hiermee gepreciseerd tot het postcodegebied [1] . Dat verweerder vervolgens met de zoekslag slechts één nieuwbouwproject heeft aangetroffen, betekent niet dat de op zitting gemaakte afspraak over de zoekslag niet meer kan gelden. De gemaakte afspraak in het verkort proces-verbaal is ook niet evident onjuist gebleken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om daarop terug te komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beide partijen aan de afspraken neergelegd in het proces-verbaal en hiervoor weergegeven, kunnen worden gehouden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in overeenstemming met de afspraken in het verkort proces-verbaal het Wob-verzoek ten aanzien van de EPC-berekeningen heeft afgehandeld. Tegen de wijze van verstrekking van de verstrekte documenten heeft eiser geen beroepsgronden geformuleerd. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit dat ziet op de afhandeling van het Wob-verzoek ten aanzien van de EPC-berekeningen, is daarom ongegrond.
Geluidmetingen van [restaurant]
9. Verweerder heeft geweigerd om de gegevens over de ruwe metadata te verstrekken, omdat die niet zijn vastgelegd in documenten en daarom volgens verweerder niet onder de reikwijdte van de Wob vallen. De rechtbank acht dit standpunt van verweerder niet juist.
10. Artikel 1 onder b Wob definieert het begrip document als ‘een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat’. Dit begrip wordt in de rechtspraak ruim uitgelegd. Behalve schriftelijke stukken vallen er ook onder geluidsbanden, videobanden, ponskaarten, diskettes, cd-rom's, fotomateriaal, e-mailberichten en digitale informatie. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat de aard van het materiaal een rol speelt bij de vraag of een gegevensdrager een document bevat in de zin van de Wob. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt bovendien dat de ontwikkeling van de computertechniek naar verwachting tot nieuwe gegevensdragers zal leiden. [3]
11. Documenten omvatten dus ook digitale gegevens. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat verweerder het Wob-verzoek op deze manier heeft beoordeeld. Ook op zitting heeft verweerder hierover aan de rechtbank geen duidelijkheid kunnen verschaffen. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de afhandeling van het Wob-verzoek over de geluidmetingen van [restaurant] wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
12. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit gezien de lange duur van deze procedure, geen efficiënte wijze van afdoening is. Verweerder wordt daarom opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser in het kader van zijn Wob-verzoek van 30 mei 2017. De rechtbank stelt verweerder hiervoor een termijn van zes weken. Verweerder zal nader moeten onderzoeken of de gevraagde ruwe metadata zijn vastgelegd in digitale bestanden die bij verweerder berusten of bestemd zijn voor verweerder als zodanig en of deze bestanden op grond van de Wob openbaar gemaakt kunnen worden. Verweerder dient indien zij gegevens aantreft artikel 7 van de Wob in aanmerking te nemen.
Proceskosten en griffierecht
13. Omdat het beroep gegrond is voor zover het ziet op het besluit op bezwaar ter de afhandeling van eiser zijn Wob-verzoek van 30 mei 2017, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De beroepsmatig verleende rechtsbijstand door de gemachtigde levert 2,5 punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1,5 punt voor het verschijnen op de zittingen). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.897,50.
14. Verder bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de afhandeling van het Wob-verzoek over de EPC-berekeningen ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de afhandeling van het Wob-verzoek over de geluidmetingen/meldingen van [restaurant] gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op de afhandeling van het Wob-verzoek over de geluidsmetingen/meldingen van [restaurant] ;
- draagt verweerder op om binnen zes weken opnieuw op het bezwaar tegen de afhandeling van dit Wob-verzoek te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze beslissing is uitgesproken op 20 januari 2022 door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Algemene Verordening Gegevensbescherming.
3.Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 21 en zie de uitspraak van de ABRvS van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:899) ro. 5.