ECLI:NL:RBMNE:2022:3993

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
16/299854-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van de TBS-maatregel en omzetting naar dwangverpleging in een strafzaak met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, geboren in 1990, die momenteel verblijft in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met twee jaar verlengd en de omzetting van TBS met voorwaarden naar TBS met dwangverpleging goedgekeurd. De beslissing is genomen op basis van een vordering van de officier van justitie en verschillende rapportages van deskundigen, waaronder psychiater J.R. Nijdam en reclasseringswerker A. Huntink. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene zich niet aan de voorwaarden van de TBS heeft gehouden, wat heeft geleid tot een hoog recidiverisico. De betrokkene heeft een geschiedenis van psychische problemen, waaronder schizofrenie en middelenmisbruik, en heeft herhaaldelijk geweigerd om medicatie in te nemen. De rechtbank oordeelt dat de huidige TBS-maatregel onvoldoende is om de betrokkene te behandelen en dat dwangverpleging noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de vorderingen van de officier van justitie toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/299854-19 (vordering verlenging tbs en vordering omzetting tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 22 september 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats 1] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2022. Hieruit volgt dat aan betrokkene overeenkomstig het vonnis van deze rechtbank van 17 september 2020 de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden is opgelegd en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel is bevolen. Daarnaast heeft het hof bepaald dat – voor het geval betrokkene de voorwaarden overtreedt en tbs met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) wordt bevolen – de tbs niet gemaximeerd is. De maatregel is opgelegd ter zake van:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’;
  • stukken waaruit blijkt dat de tbs is ingegaan op 17 september 2020;
  • de vordering van de officier van justitie van 28 juli 2022, die strekt tot omzettin
  • de vordering van de officier van justitie van 2 augustus 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 15 december 2020 tot en met 25 juli 2022;
  • het reclasseringsadvies van 12 januari 2022, opgemaakt door J. Pouwels, reclasseringswerker, dat strekt tot een negatief advies over tbs met voorwaarden;
  • het Pro Justitia-rapport van 8 juli 2022, opgemaakt door J.R. Nijdam, psychiater, dat strekt tot verlenging van de maatregel met twee jaar;
  • het reclasseringsadvies van 26 juli 2022, opgemaakt door A. Huntink, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht, dat strekt tot omzetting van de tbs met voorwaarden in tbs met dwangverpleging;
  • het reclasseringsadvies van 1 augustus 2022, opgemaakt door voornoemde A. Huntink, reclasseringswerker, dat strekt tot omzetting van de tbs met voorwaarden in tbs met dwangverpleging;
  • een proces-verbaal van aanhouding van betrokkene op 28 juli 2022;
  • het bevel van de rechter-commissaris van 29 juli 2022 tot voorlopige verpleging van betrokkene.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Op de terechtzitting van 29 augustus 2022 is de zaak tot 8 september 2022 aangehouden, omdat de deskundige niet aanwezig was.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft vervolgens op 8 september 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. E.M. ter Braak;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal;
- mevrouw A. Huntink, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa Utrecht.

3.Het standpunt van de reclassering

De reclassering heeft gewezen op het reclasseringsrapport van 12 januari 2022, opgemaakt ten behoeve van de strafzitting bij het hof. Hierin werd reeds negatief geadviseerd over een tbs met voorwaarden. Volgens de reclassering is inmiddels gebleken dat de tbs met voorwaarden onvoldoende toereikend is om de risico’s voldoende te beperken of het gedrag van betrokkene te veranderen. Betrokkene is volgens de reclassering niet medicatietrouw, hetgeen sterk risico verhogend werkt en betrokkene weigert mee te werken aan de geadviseerde depotmedicatie. Bovendien ontkent betrokkene zijn indexdelict en is hij van mening dat er niets met hem aan de hand is. Het ontbreekt betrokkene volgens de reclassering aan probleeminzicht en er is bij betrokkene geen sprake van ziektebesef. Bovendien valt de verslavingsproblematiek van betrokkene in het huidige kader onvoldoende te begrenzen.
Na de door de rechtbank bij vonnis van 17 september 2020 opgelegde tbs met voorwaarden is betrokkene op 17 december 2020 geplaatst binnen de [verblijfplaats 2] . Uit de rapportages van 26 juli 2022 en 1 augustus 2022 volgt dat betrokkene aldaar meerdere waarschuwingen heeft ontvangen voor het gebruik van cannabis en een waarschuwing heeft ontvangen voor agressief gedrag en het zich niet laten aansturen door de sociotherapie. Daarnaast had betrokkene dreigende teksten gestuurd naar iemands Facebook-account.
Na het doorlopen van de behandeling bij de [verblijfplaats 2] is betrokkene op 10 mei 2022 geplaatst bij de [verblijfplaats 3] in [vestigingsplaats] . Bij [verblijfplaats 3] toonde betrokkene zich medicatie-ontrouw en weigerde hij mee te werken aan depotmedicatie. Als gevolg hiervan was betrokkene (rand)psychotisch en kwam de behandeling niet goed van de grond. Ook een civielrechtelijke crisismachtiging van 24 juni 2022 heeft niet geleid tot een gedragsverandering en blijvende medewerking voor inname van medicatie. Een verlenging van deze machtiging bleek niet mogelijk omdat een dergelijke maatregel zich niet verhoudt met het strafrechtelijke kader van een tbs met voorwaarden.
Naast het weigeren van medicatie is gebleken dat betrokkene ook op zoek is gegaan naar cannabis en hij dit buiten de kliniek heeft laten aanleveren. Ook heeft hij op meerdere momenten geweigerd mee te weken aan urinecontroles of heeft gezorgd voor vertraging, hetgeen invloed kan hebben op de uitslagen. Alcohol- en cannabisgebruik hebben een verergerende invloed op de psychotische stoornis, wat ook ten tijde van het plegen van het indexdelict het geval is geweest. Betrokkene is hiermee onvoldoende open en eerlijk naar de kliniek.
Het risico op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog. De reclassering heeft geadviseerd de tbs met voorwaarden om te zetten in een tbs met dwangverpleging, omdat betrokkene zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden en het huidige toezicht binnen de tbs met voorwaarden onvoldoende toereikend is gebleken. De reclassering heeft ook geadviseerd de tbs met 2 jaar te verlengen.
Ter terechtzitting van 8 september 2022 heeft mw. Huitink de voormelde adviezen herhaald. Zij heeft erop gewezen dat inname van medicatie een probleem is, hetgeen risicoverhogend werkt en dat binnen het kader van de tbs met voorwaarden dwangmedicatie niet mogelijk is. Zij heeft verder toegelicht dat betrokkene vanuit de bij [verblijfplaats 2] weliswaar is doorgestroomd naar de [verblijfplaats 3] , maar dat in de periode van de [verblijfplaats 2] ook al sprake was van problemen, meerdere waarschuwingen en dat daarover destijds ook al contact is geweest met de officier van justitie. Er is desondanks geprobeerd om de stap naar een [verblijfplaats 3] te maken, bij welke keuze kanttekeningen zijn te plaatsen. In de [verblijfplaats 3] is het heel snel mis gegaan met betrokkene, duidelijk is geworden dat betrokkene hierbij is overvraagd. Verder heeft mw. Huitink aangegeven dat wanneer betrokkene (rand)psychotisch is hij zich niet meer laten aansturen en dat dit in verband met de veiligheid van personen, waaronder het personeel van de [verblijfplaats 3] op dat moment ook niet meer gedurfd wordt.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundige

De psychiater J.R. Nijdam heeft geadviseerd over de wenselijkheid van verlenging van de tbs met voorwaarden en concludeert in het Pro Justitia-rapport van 8 juli 2002 dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. De deskundige acht het recidiverisico hoog. Het advies luidt de terbeschikkingstelling met voorwaarden te verlengen voor de duur van twee jaar.
Volgens de psychiater is sprake van schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, in gedeeltelijke, gedwongen, remissie, een stoornis in het gebruik van alcohol, ernstig, in gedwongen remissie en een lichte verstandelijke beperking.
De psychiater beschrijft in het rapport dat de behandeling aanvankelijk moeizaam verliep, omdat betrokkene ondanks gebruik van medicatie psychotisch bleef en daarbij ook wel dreigend gedrag liet zien. Nadat de antipsychotica eind 2021 gemalen en onder toezicht werden gegeven, ging betrokkenes functioneren vooruit, verminderden de psychotische verschijnselen en de agressieve gedragingen. Betrokkene werkte vanaf die tijd binnen zijn mogelijkheden behoorlijk aan zijn behandeling mee en hield zich overwegend aan de voorwaarden. Vanwege de ernstige beperkingen bleek een meer inhoudelijke behandeling niet goed mogelijk en werd meer ingezet op een ondersteunende en structurerende behandeling, waarbij gebruik van medicatie en abstinentie van middelen voorop staan. Het risicomanagement werd vanwege betrokkenes ontkennen van het indexdelicten en zijn gebrek aan ziektebesef en probleembesef grotendeels extern vormgegeven.
De recente overplaatsing naar de [verblijfplaats 3] verliep volgens de psychiater aanvankelijk zonder grote problemen, maar zeer recent is van een psychotische terugval sprake die crisisbeleid nodig maakt en laat zien dat betrokkene nog steeds niet geheel stabiel is en kwetsbaar blijft voor decompensatie. Gebrek aan therapietrouw ten aanzien van medicatie is hierbij een belangrijke factor. Gebruik van depot-medicatie moet dan ook sterk worden aangeraden, maar wordt door betrokkene tot op heden geweigerd.
Het recidiverisico ten aanzien van een geweldsdelict bij betrokkene zonder het bestaande kader wordt door de psychiater als hoog ingeschat. Op vrijwillige basis zal betrokkene zich aan alle zorg onttrekken. Een langdurig voortzetten van de behandeling in een forensisch kader is nog steeds noodzakelijk waardoor een civielrechtelijk kader geen optie is. Op basis van deze overwegingen wordt dan ook door de psychiater geadviseerd om de tbs met voorwaarden te verlengen en wel met twee jaar vanwege de te verwachten duur van de behandeling en de noodzaak van een langdurige externe controle en toezicht.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting van 8 september 2022 gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de tbs met twee jaar en de vordering omzetting van de tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging.
De officier van justitie heeft ter zitting te kennen gegeven dat het met betrokkene binnen de [verblijfplaats 2] ook al niet goed ging en dat zij daarover in oktober 2021 door de reclassering is benaderd. Bij betrokkene was destijds sprake van psychoses en het innemen van medicatie zorgde in de [verblijfplaats 2] ook voor problemen. Zij heeft over de overgang naar de [verblijfplaats 3] toegelicht dat een [verblijfplaats 2] is gericht op doorstroming en dat de kliniek bij personen met een soortgelijke problematiek als betrokkene wil zien of bij meer vrijheden meer medewerking aan de behandeling plaatsvindt. Een behandeling van betrokkenes problematiek is echter in zowel de [verblijfplaats 2] als de [verblijfplaats 3] niet van de grond gekomen. Bij het opleggen van een tbs met voorwaarden moet iemand in staat zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Gebleken is dat mede gelet op het psychiatrische toestandsbeeld van betrokkene hij niet in staat is om zich aan de opgelegde voorwaarden te houden.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vordering tot verlenging van de tbs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vordering tot omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze vordering afgewezen dient te worden.
De raadsvrouw heeft – kort gezegd - hiertoe aangevoerd dat uit de diverse rapporten naar voren komt dat betrokkene het traject binnen de [verblijfplaats 2] , na aanvankelijke problemen, positief heeft afgerond. In het vervolgtraject binnen de [verblijfplaats 3] waren voor betrokkene te veel vrijheden en verleidingen aanwezig, hetgeen ertoe heeft geleid dat betrokkene zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Betrokkene is volgens de raadsvrouw te weinig in bescherming genomen tegen de aanwezige verleidingen, zoals het op eenvoudige wijze kunnen verkrijgen van drugs bij de [verblijfplaats 3] . De overtredingen van de voorwaarden worden betrokkene dan ook te zwaar aangerekend. Volgens de raadsvrouw heeft verdachte sinds zijn detentie in de PI [verblijfplaats 1] zich medicatietrouw getoond en is thans geenszins sprake van een psychose. Ook is betrokkene bereid zijn medewerking te verlenen aan de hem opgelegde voorwaarden, waaronder het meewerken aan urinecontroles.

7.Het oordeel van de rechtbank

Aan betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2022 de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De tbs met voorwaarden is opgelegd ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoer is.
Het hof heeft in voornoemd arrest overwogen dat bij eventuele latere omzetting van de tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging de tbs niet is gemaximeerd, dus niet in tijd is beperkt.
Vordering tot verlenging tbs
Uit het rapport van psychiater J.R. Nijdam blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis, ernstig, in gedeeltelijke, gedwongen, remissie, een stoornis in het gebruik van alcohol, ernstig, in gedwongen remissie en een lichte verstandelijke beperking. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat. Ook de reclassering komt in de rapportages tot voornoemde inschatting van de kans op herhaling.
De rechtbank neemt de in de rapportages weergegeven adviezen over.
Gelet op de adviezen van de psychiater en de reclassering en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. In lijn met de adviezen zal zij de maatregel met twee jaren verlengen. Er wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Vordering omzetting tbs met voorwaarden naar tbs met dwangverpleging
Het hof heeft zich destijds, in afwijking van het advies van de reclassering destijds, aangesloten bij de conclusies van de gedragsdeskundigen, die een tbs met voorwaarden toereikend achtten, mede gelet op de op dat moment verbeterde medicatie-inname door het vermalen aanbieden daarvan en het feit dat betrokkene een minder psychotische indruk maakte. Relatief kort na het opleggen van de tbs-maatregel met voorwaarden door het hof heeft betrokkene, terwijl hij zich in de [verblijfplaats 2] bevond, de voorwaarden overtreden. Zo heeft betrokkene op 17 februari 2022 positief gescoord op het gebruik van amfetamine. Op 10 mei 2022 is betrokkene doorgestroomd naar de [verblijfplaats 3] . Ook hier heeft betrokkene zich niet aan de gestelde voorwaarden die zien op het middelengebruik en het innemen van medicatie gehouden.
Anders dan door de verdediging naar voren is gebracht, hebben dan ook niet alleen bij de [verblijfplaats 3] overtredingen plaatsgevonden, maar is dat ook binnen de [verblijfplaats 2] meermalen het geval geweest. De officier van justitie heeft ter terechtzitting ook te kennen gegeven dat zij gedurende de opname in de [verblijfplaats 2] in oktober 2021 door de reclassering is benaderd en dat haar toen al medegedeeld werd dat het traject binnen de [verblijfplaats 2] niet goed verliep.
Wat betreft middelengebruik en het niet trouw innemen van medicatie blijft betrokkene dus in herhaling vallen, hetgeen van invloed is op zijn psychiatrisch toestandsbeeld en de mogelijkheid om tot een behandeling van zijn problematiek te komen.
Reclasseringswerkster Huntink heeft ter terechtzitting nog naar voren gebracht dat in geval van een (rand)psychotisch toestandsbeeld betrokkene zich niet meer laat aansturen en dat dat in verband met de veiligheid van personen ook niet meer wordt gedurfd.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene meerdere malen de aan de tbs gestelde voorwaarden niet heeft nageleefd. Zowel binnen de [verblijfplaats 2] als de [verblijfplaats 3] is de behandeling niet van de grond gekomen en blijft het recidiverisico onverminderd hoog. De reclassering heeft gemotiveerd uiteen gezet dat en waarom voortzetting van behandeling van betrokkene in het kader van een tbs met voorwaarden niet verantwoord is. Gezien de problematiek bij betrokkene, waarbij - kort gezegd - sprake is van schizofrenie, stoornissen in het gebruik van verdovende middelen en een lichte verstandelijke beperking, en gelet op het reeds vanaf het begin moeizame behandelverloop dat (mede) te wijten is aan de problematiek van betrokkene is de rechtbank van oordeel dat het huidige kader van de maatregel onvoldoende is gebleken om betrokkene voor zijn problematiek te kunnen behandelen en uiteindelijk te kunnen resocialiseren. Gebrek aan medicatietrouw is een belangrijke risicofactor. Het toepassen van depotmedicatie acht de reclassering nodig, hetgeen niet mogelijk is binnen het huidige kader, om welke reden er een civielrechtelijk crisismaatregel moest worden ingezet. Verder is de verslavingsproblematiek in het huidige kader onvoldoende te begrenzen. Duidelijk is dat het kader van de een tbs met voorwaarden niet afdoende is. De rechtbank ziet dan ook geen mogelijkheid om de behandeling in dat kader – bijvoorbeeld door betrokkene opnieuw in een [verblijfplaats 2] te plaatsen – voort te zetten.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat betrokkene alsnog van overheidswege dient te worden verpleegd en zal dit dan ook bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e van het Wetboek van Strafvordering.

8.De beslissing

De rechtbank
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar;
- wijst toe de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in de terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- beveelt dat [betrokkene] alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Deze beslissing is genomen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en
J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2022.