ECLI:NL:RBMNE:2022:399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/1792
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin de dochter van eiseres werd geregistreerd als definitief vertrokken naar Marokko. Echter, eiseres had het verschuldigde griffierecht van € 181,- niet betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op verschillende momenten in de procedure is geïnformeerd over de noodzaak van het betalen van het griffierecht en de gevolgen van het niet betalen. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht te voldoen en de mogelijkheid om een inkomensformulier in te vullen voor een beroep op betalingsonmacht, heeft eiseres geen actie ondernomen. De rechtbank heeft geen inhoudelijk oordeel kunnen geven over het beroep, omdat eiseres niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. De beslissing is op 6 januari 2022 bekendgemaakt door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier L.E. Mollerus. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: A. Bouhouch),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigden: mr. W. van Beveren en T. Puertas).

Procesverloop

In het besluit van 23 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder besloten om de dochter van eiseres, [dochter] in de Basisregistratie personen (Brp) van 1 mei 2020 te registreren als definitief vertrokken naar Marokko.
In het besluit van 24 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren daarbij, zonder bericht aan de rechtbank, niet aanwezig. Namens verweerder waren beide gemachtigden aanwezig.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat eiseres het griffierecht niet heeft betaald. De rechtbank geeft daarom geen inhoudelijk oordeel over het beroep van eiseres. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Awb. In dit geval is het griffierecht € 181,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt, tenzij er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. Eiseres heeft op 15 juli 2021 de rechtbank bericht dat zij een nota heeft ontvangen om het griffierecht van € 181,- te betalen. Zij heeft verzocht om het notabedrag aan te passen, omdat zij voor eenzelfde beroep van haar oudste dochter een lager bedrag heeft betaald en zij geen reden ziet voor het verschil in griffierecht. Eiseres heeft medegedeeld dat zij het griffierecht niet kan betalen en heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht.
5. Met de brief van 26 juli 2021 heeft de rechtbank aan eiseres uitgelegd waarom zij het griffierecht van € 181,- is verschuldigd. Voor het beroep op betalingsonmacht heeft de rechtbank aan eiseres een inkomensformulier toegezonden en verzocht om dit formulier in te vullen en per ommegaande terug te sturen. In de brief staat dat als het formulier niet op tijd is teruggestuurd, het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen en eiseres alsnog griffierecht is verschuldigd.
6. Bij brief van 18 augustus 2021 is het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat van eiseres geen inkomensformulier is ontvangen. Eiseres moet daarom het verschuldigde griffierecht alsnog betalen. Aan eiseres is medegedeeld dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, als het griffierecht niet op tijd wordt betaald.
7. Op 19 augustus 2021 heeft de rechtbank een herinneringsnota voor het griffierecht van € 181,- per aangetekende post aan eiseres verstuurd en verzocht om het bedrag binnen vier weken te betalen. Nadat deze brief onbestelbaar retour was gekomen, is de nota op 29 oktober 2021 nogmaals per gewone post aan eiseres verstuurd.
8. Met de brief van 2 november 2021 heeft de rechtbank aan eiseres medegedeeld dat het verschuldigde griffierecht uiterlijk vóór de zitting bij de rechtbank op 9 november 2021 om 9.15 uur moet zijn betaald. Eiseres is daarbij nogmaals in de gelegenheid gesteld voor vrijstelling van betaling van het griffierecht door het inkomensformulier in te vullen en aan de rechtbank te sturen. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.
9. Omdat eiseres noch haar gemachtigde op zitting zijn verschenen zonder dat zij de rechtbank daarover hebben bericht, heeft de rechtbank met de brief van 10 november 2021 eiseres een laatste maal in de gelegenheid gesteld om het griffierecht uiterlijk vóór 16 november 2021 te voldoen. In de brief staat dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk zal verklaren als het griffierecht niet op die datum is betaald. Eiseres heeft ook hierop niet gereageerd.
10. De rechtbank heeft het verschuldigde bedrag niet ontvangen. Eiseres heeft geen geldige reden gegeven waarom zij het griffierecht niet heeft kunnen voldoen. Evenmin heeft eiseres (tijdig) een ingevuld inkomensformulier voor een beroep op betalingsonmacht ontvangen. De rechtbank kan daarom geen inhoudelijk oordeel geven over het beroep.
11. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is bekendgemaakt op 6 januari 2022 door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.