ECLI:NL:RBMNE:2022:3986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
16/346976-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van drugshandel en witwassen met verbeurdverklaring van geld en Rolex-horloge

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 29 december 2021 in [woonplaats] werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van 9,3 kilogram heroïne en 3,48 kilogram cocaïne, alsook van het witwassen van een bedrag van ongeveer € 36.515,- en een Rolex-horloge. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum samen met een ander de genoemde hoeveelheden drugs voorhanden had en dat hij betrokken was bij het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en de Rolex. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van circa € 6.000,-, omdat er onvoldoende bewijs was voor de criminele herkomst van dit bedrag. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/346976-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 oktober 2022
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [P.I.] ,
hierna te noemen: verdachte.
Verdachte wordt bijgestaan door mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft in het openbaar plaatsgevonden op 5 april 2022,
1 juni 2022, 23 augustus 2022 en 21 september 2022.
De rechtbank heeft op laatstgenoemde zittingsdatum de zaak tegen verdachte inhoudelijk behandeld, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak met parketnummer 16/347205-21 van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). De officier van justitie mr. A.E. Lohuis, de raadsman en verdachte hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging, zoals deze luidt na de wijziging daarvan ter terechtzitting, is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 29 december 2021 te [woonplaats] en/of [woonplaats] samen met een ander 9,3 kilogram heroïne en 3,48 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad;
feit 2op 29 december 2021 te [woonplaats] samen met een ander ongeveer € 36.515,-, 135 Engelse Pond, 60 Ierse pond en een Rolex-horloge opzettelijk heeft witgewassen uit (primair) eigen misdrijf of (subsidiair) enig misdrijf.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, behoudens voor het medeplegen van het witwassen van het Rolex-horloge. De officier van justitie heeft verder gesteld dat het opsporingsonderzoek rechtmatig is verlopen. De politie heeft verdachte op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet, dus rechtmatig, verplicht zijn auto te doen stilhouden waarna de politie verdachtes rijbewijs ter inzage heeft gevorderd. De doorzoeking van de auto van verdachte heeft verder pas plaatsgevonden toen de politie redelijkerwijs kon vermoeden dat zich daarin verdovende middelen zoals bedoeld in de Opiumwet bevonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is geweest van vormverzuimen, die bewijsuitsluiting tot gevolg moeten hebben. Ten eerste is de auto van verdachte strafvorderlijk staande gehouden, terwijl de daarvoor gebruikte informatie volstrekt onvoldoende was voor een redelijk vermoeden van schuld. Ten tweede werd verdachte verhoord zonder dat hem de cautie is gegeven of is gewezen op het recht op consultatie en verhoorbijstand. Tot slot vond een doorzoeking van de auto van verdachte plaats zonder dat er concrete feiten en/of omstandigheden zijn die daadwerkelijk erop duidden dat de verbalisanten redelijkerwijs konden vermoeden dat het om overtreding van de Opiumwet ging.
Hiermee is sprake van ernstige voorverzuimen die niet meer kunnen worden hersteld. Dit betreft vormverzuimen die niet alleen de vrijheid en privacy van verdachte raken, maar ook zijn recht op consultatie en verhoorbijstand. Hierin is ook direct het nadeel voor verdachte gelegen, met name zijn vrijheid en privacy om zich vrijelijk te bewegen. Bewijsuitsluiting van de resultaten van de doorzoeking van de auto is de enige passende reactie, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank [1]
feit 1
Vormverzuim?
De rechtbank dient als eerste de vraag te beantwoorden of bij het opsporingsonderzoek van verdachte sprake is geweest van vormverzuimen. De rechtbank overweegt het volgende.
Verbalisanten [verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ) en [verbalisant 2] (hierna: [verbalisant 2] ) hebben verklaard dat zij op 29 december 2021 belast waren met de algemene surveillance op en rond de autosnelweg A10. Omstreeks 15.55 uur reden zij over de [straat] in [woonplaats] waar zij een donkergrijze BMW X5 voorzien van kenteken [kenteken] aan het begin van de straat geparkeerd zagen staan. Zij hoorden van een collega dat er een man uit de BMW stapte en naar de hoek van de straat liep. Zij zagen de man veel om zich heen kijken en de man bleef op de hoek van de straat zenuwachtig heen en weer lopen. Ongeveer 10 minuten later zagen zij de eerder genoemde man de straat inlopen in de richting van de eerder genoemde BMW. De verbalisanten zijn gaan rijden en zagen dat er een snorfiets naast de BMW geparkeerd stond op het trottoir. Zij zagen dat de man van de snorfiets afstapte en dat de eerder genoemde man die uit de BMW stapte, de kofferbak van de BMW open maakte.
Vervolgens zagen zij de BMW rijden op de [straat] in de richting van de A10. [2] Daarop heeft [verbalisant 1] het kenteken van het voertuig bekeken in het politiesysteem en zagen zij dat het een leasevoertuig betrof. Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 hebben zij de bestuurder van de BMW een stopteken gegeven, waarna de bestuurder door [verbalisant 1] is gevraagd naar een rij- en kentekenbewijs. Uit het rijbewijs bleek de bestuurder verdachte te zijn. Toen verdachte het rijbewijs overhandigde zag [verbalisant 1] dat verdachte een Rolex-horloge omhad, waarvan het hem ambtshalve bekend is dat deze een grote waarde kan hebben. Bij controle van verdachte in de politiesystemen bleek voorts van de volgende bevindingen:
  • meerdere mutaties betreffende het gebruik maken van een huurvoertuig;
  • genoemd als verdachte in handel in harddrugs, zaak van 16 juli 2020;
  • gecontroleerd met andere personen die antecedenten hebben op opiumwetdelicten;
  • drie verschillende aandachtvestigingen in 2021 zijn opgemaakt.
Terwijl [verbalisant 1] de gegevens van verdachte bevroeg, is [verbalisant 2] een gesprek gaan aanknopen met verdachte. Toen verdachte werd gevraagd waar hij was geweest hoorden zij verdachte zeggen dat hij een trui had gekocht in [woonplaats] op [straat] van een vriend. [3] Daarnaast zagen zij dat verdachte steeds witter van kleur werd in het gelaat, merkten zij ook aan de antwoorden die verdachte gaf dat hij kort moest nadenken over wat hij ging zeggen. [verbalisant 2] besloot uiteindelijk om zichzelf de toegang tot het voertuig te verschaffen op grond van artikel 9 van de Opiumwet toen hij van zijn collega had gehoord dat verdachte in het politiesysteem meerdere malen voorkwam in verdachte situaties, de aandachtvestigingen in 2021 en verdachte was in een harddrugszaak in 2020, alsmede omdat verdachte erg nerveus was, ogenschijnlijk loog over de locatie waar hij vandaan kwam ( [straat] in plaats van [straat] ), het kortstondig contact met de scooter en het nadenken over zijn antwoorden. Vervolgens troffen de verbalisanten in de BMW een bigshopper aan met daarin meerdere blokken vermoedelijk harddrugs, waarna zij zijn overgegaan tot aanhouding van verdachte en inbeslagname van de bigshopper met inhoud. [4]
Strafvorderlijk staandehouden?
Uit de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat zij ter controle van de bij of krachtens de Wegenverkeerwet 1994 (hierna WVW 1994) gestelde bepalingen, op grond van artikel 160, eerste lid WVW 1994, aan verdachte als bestuurder van de BMW, een volgteken hebben gegeven en dat zij vervolgens de inzage hebben gevorderd in het rijbewijs van verdachte en de kentekenpapieren. Verbalisanten hebben hiermee uitvoering gegeven aan de hun op grond van artikel 160, eerste en vierde lid, WVW 1994 toekomende controlebevoegdheden.
Voorts hebben de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , door te vragen naar het rijbewijs en de kentekenpapieren van verdachte, de naleving gecontroleerd van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften als bedoeld in de bepalingen. Hieruit volgt dat van een staandehouden als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering geen sprake was, maar slechts van een controle op grond van de WVW. Van een vormverzuim op dit punt is dan ook geen sprake geweest.
Had cautie gegeven moeten worden?
Op grond van artikel 29, tweede lid, Sv is een verdachte niet tot antwoorden verplicht en wordt voor aanvang van het verhoor verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht. Het begrip verhoor heeft betrekking op alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon. Als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
Naar het oordeel van de rechtbank was [verbalisant 2] niet verplicht om verdachte de cautie te geven alvorens met hem een gesprek aan te knopen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt weliswaar dat de opsporingsambtenaren hun vraagtekens plaatsten bij het gedrag van verdachte en de ontmoeting tussen verdachte en de man op de snorfiets, maar daaruit blijkt niet dat reeds toen noch ten tijde van het aanknopen van het gesprek sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Van een vormverzuim was dan ook geen sprake.
Rechtmatige doorzoeking op grond van artikel 9 van de Opiumwet?
Op grond van artikel 9, eerste lid, onder a, van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is - kort gezegd - toegang tot de vervoermiddelen waarvan hun bekend is of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmee drugs vervoerd worden of daarin aanwezig zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank konden de opsporingsambtenaren op basis van de na de bevraging door [verbalisant 1] verkregen informatie redelijkerwijs vermoeden dat zich in de auto van verdachte verdovende middelen bevonden, in het bijzonder op basis van het gedrag van verdachte in de [straat] , het korte contact tussen verdachte en de man op de snorfiets waarbij de kofferbak geopend werd, het gedrag van verdachte tijdens het gesprek met [verbalisant 2] , de recente antecedenten / signaleringen op het gebied van de handel in verdovende middelen uit het politiesysteem en zijn onjuiste verklaring over waar hij vandaan kwam ( [straat] in plaats van [straat] ). De opsporingsambtenaren hadden daarom op grond van artikel 9 van de Opiumwet de bevoegdheid om de auto van verdachte te doorzoeken, waaronder het openen van de achterklep.
De conclusie is dan ook dat geen sprake is van enig vormverzuim. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewijsmiddelen
Op 29 december 2021 is in [woonplaats] in de kofferbak van de auto waarin verdachte reed een bigshopper aangetroffen met daarin 9 ronde blokken. De blokken (SIN AAPN5478NL) zijn gewogen en hadden tezamen een brutogewicht van 9,19 kilogram. Er is een monster van een van de blokken genomen (SIN AAOM8442NL). Het monster testte positief op heroïne. [5]
Eveneens op 29 december 2021 is in een woning aan de [adres] te [woonplaats] in de kelder van de woning een plastic tas aangetroffen met daarin 3 bruine pakken. [6] Deze pakken zijn gewogen en hadden tezamen een brutogewicht van 3,48 kilogram. [7] Er zijn monsters genomen van twee pakken en deze monsters zijn positief getest op cocaïne. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] woont in de woning aan de [adres] te [woonplaats] . [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 september 2022 tegenover de rechtbank verklaard dat de in de kelder aangetroffen cocaïne van hem is. [10]
Overwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 december 2021 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van 9,19 kilogram heroïne.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 december 2021 in de woning te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van 3,48 kilogram cocaïne. Nu naar het oordeel van de rechtbank overtuigend bewijs ontbreekt waaruit volgt dat [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de kelder van de woning, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
feit 2
Bewijsmiddelen
Op 29 december 2021 is bij de doorzoeking van de woning in [woonplaats] , onder meer, een geldbedrag inbeslaggenomen van ongeveer € 36.515,-. In de keuken aan de achterzijde van de woning is een hoeveelheid briefgeld aangetroffen. Het briefgeld lag in een keukenkast op de tweede plank van boven gezien, zat in een zwarte plastic tas en was geseald in een doorzichtige verpakking. Op de verpakking stond met zwart stift geschreven ‘18K -> Bolle’. [11]
In het keukenkastje en op de desbetreffende plank stonden bovendien meerdere voorwerpen voor dagelijks gebruik, zoals bakjes en glazen. [12] Het gaat in totaal om een bedrag van
€ 18.000,- [13] en bestond uit een met elastiek bij elkaar gebonden stapel van briefjes van € 20,- en € 50,-. [14] Op de vloer van de kelder van de woning is in een plastic tas, samen 3,48 kilogram cocaïne, een geldbundel aangetroffen, verpakt in een vacuüm gesloten plastic verpakking. Op de verpakking stond de tekst: 12500.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 september 2022 verklaard dat het geldbedrag in de plastic tas in de kelder van de woning en het geldbedrag in de keuken van hem zijn en dat [medeverdachte] niet wist dat dit geld in de woning lag.
Op 29 december 2021 is onder verdachte een horloge in beslag genomen. [15] Het betreft een Rolex horloge, waarvan de waarde op 11 januari 2022 door een medewerker van juwelier [juwelier] te [woonplaats] is getaxeerd op € 19.500,-. [16]
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Vrijspraak witwassen 135 Engelse Pond en 60 Ierse Pond
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het witwassen van 135 Engelse Pond en 60 Ierse Pond, nu het ontbreekt aan bewijs dat het gaat om geld met een criminele herkomst.
Bewezenverklaring van (eenvoudig) witwassen circa € 30.000.-
De rechtbank overweegt wat betreft het in de kelder en keuken aangetroffen geld het volgende. Het geld in de kelder zat in een tas, waarin ook een handelshoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Ook in de auto van verdachte is een handelshoeveelheid heroïne aangetroffen. Het ging in beide gevallen om geldbedragen, bestaande uit briefjes van 20 euro en briefjes van 50 euro. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het vorenstaande het vermoeden gerechtvaardigd dat verdachte dit geld voorhanden heeft gehad dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf van verdachte, te weten: geld afkomstig uit de handel in verdovende middelen.
Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp
nietvan misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van dit geld; verdachte heeft op vragen van de rechtbank telkens een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Dit maakt dat geen andere conclusie mogelijk is dat dit geld onmiddellijk uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is.
Bewezenverklaringmedeplegenwitwassen € 18.000,-
De rechtbank heeft wat betreft het geldbedrag in de keuken van de woning de overtuiging
verkregen dat [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van het geldbedrag van € 18.000,- en dat zij daarover kon beschikken. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit hetgeen hiervoor is vermeld, worden afgeleid dat [medeverdachte] grotendeels woonachtig was in en gebruik maakte van de woning waar het geldbedrag is aangetroffen. De rechtbank gaat ervan uit dat de gebruiker van een woning wetenschap heeft van de aldaar aanwezige goederen en die goederen zich ook in zijn of haar machtssfeer bevinden. Daar komt in dit geval bij dat het gaat om een goed dat (in een plastic zak) in het zicht lag en tussen dagelijkse gebruiksvoor-werpen. De rechtbank acht het onaannemelijk dat [medeverdachte] de plastic tas daar niet gezien heeft, noch heeft geverifieerd wat daarin zat.
De rechtbank is verder van oordeel dat een witwasvermoeden ten aanzien van het geldbedrag van € 18.000,- is gerechtvaardigd, waarbij de rechtbank de hoogte van het aangetroffen geldbedrag heeft betrokken. Verder heeft de rechtbank betrokken de omstandigheid dat in de woning een grote hoeveelheid cocaïne is aangetroffen waarvan verdachte en tevens medebewoner heeft verklaard dat hij daarvan de eigenaar is.
Er is voorts geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de legale herkomst van dat geldbedrag. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat het geldbedrag afkomstig is uit enig door verdachte gepleegd misdrijf. Naar het oordeel van de rechtbank volgt bovendien uit de aard van de relatie tussen verdachte en [medeverdachte] , dat [medeverdachte] moet hebben geweten dat het geldbedrag afkomstig was uit misdrijf, waarbij de rechtbank mede heeft betrokken de plaats waar het geldbedrag is aangetroffen, de wijze van verpakking, de omvang van het geldbedrag en het opschrift op de verpakking.
Gelet hierop acht de rechtbank medeplegen overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring witwassen Rolex horloge
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, te weten de aangetroffen geldbedragen en de verdovende middelen, het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld waarmee de Rolex is aangeschaft afkomstig is uit enig (eigen) misdrijf. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp
nietvan misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven.
Dit maakt dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat dit voorwerp is aangeschaft met geld dat afkomstig is van enig misdrijf, ter verhulling van de werkelijke herkomst van dat geld.
Partiële vrijspraak witwassen € 6.030,-
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van (medeplegen van) het witwassen van een bedrag ad € 6.030,-. In de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] , waarin de rechtbank vandaag eveneens uitspraak doet, is de rechtbank ten aanzien van dit bedrag niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan geoordeeld kan worden dat dit geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte het bedrag van
€ 6.030,- heeft witgewassen, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Partiele vrijspraakmedeplegenwitwassen € 12.500,-
Het dossier bevat wat betreft het geldbedrag in de kelder van de woning geen bewijs dat [medeverdachte] wist dat dit geld daar lag, zodat de rechtbank geen medeplegen ten aanzien dit geldbedrag aanneemt.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 29 december 2021
-
te [woonplaats] heeft vervoerd ongeveer 9,19 kilogram heroïne, en;
-
in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,48 kilogram cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2op 29 december 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag van 18.000 Euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
en
op 29 december 2021 te [woonplaats] , een geldbedrag van ongeveer 12.500 Euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dit voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
en
op 29 december 2021 te Nederland, een horloge (merk Rolex, zilverkleurig), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit voorwerp middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van de feiten

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2medeplegen eenvoudig witwassen
en
eenvoudig witwassen
en
witwassen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De oplegging van straf en/of maatregel

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar, alsmede de verbeurd verklaring te gelasten van het geld en het Rolex horloge.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts heeft verbeurdverklaring van het geld en het Rolex-horloge het karakter van een bijkomende straf, hetgeen meegewogen dient te worden bij de straf.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een handelshoeveelheid heroïne en aan het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid cocaïne. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van illegaal verworven geld en heeft hij met een deel van dit geld een horloge van aanzienlijke waarde aangeschaft. Dit betreft zeer ernstige feiten. Het is algemeen bekend dat met de handel in verdovende middelen de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Ook zijn er grote geldbedragen mee gemoeid en gaat de handel veelal gepaard met andere criminele feiten. Tegenwoordig wordt in de media dagelijks bericht over de ontwrichtende gevolgen en het geweld die met de handel in drugs gepaard gaan.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel van 17 augustus 2022 van het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 4 april 2022. Uit dat advies volgt dat de kans op herhaling niet kan worden ingeschat, omdat verdachte de feiten ontkent. Bij een veroordeling wordt een straf geadviseerd zonder bijzondere voorwaarden, nu interventie of toezicht volgens de reclassering niet nodig is.
De op te leggen straf
De rechtbank is gelet op de aard en ernst van de feiten van oordeel dat enkel kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij bepalen van de duur rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden voor het voorhanden hebben en vervoeren van verdovende middelen en voor het witwassen van geld. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het algehele en onderling samenhangende feitencomplex, hetgeen aanleiding is voor oplegging van de bijkomende straf van verbeurdverklaring. Tot slot heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor feiten als de onderhavige.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te weten:
  • 1 STK horloge (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136369 zwarte plaat, blauw/zwarte rand, zilverkleurig, merk: ROLEX);
  • 18000 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136442 IBG 29-12-2021);
  • 12500 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136447 IBG 30-12-2021).
Dit zijn voorwerpen met betrekking tot welke het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136373 9 RONDE BLOKKEN IN EEN RODE BISHOPPER TAS),
  • 1 STK Kogelwerend vest (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136444, Zwart);
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder bewezen verklaarde feit verkregen.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp, te weten:

1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136364, blauw, merk:

SAMSUNG.

Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:

400 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136352 IBG 29-12-2021);

kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende .
Teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt
Ten aanzien van de volgende in beslag genomen voorwerpen is gebleken van een rechthebbende, te weten: [medeverdachte] :
  • 2500 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136431 IBG 29-12-2021);
  • 950 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136434 IBG 30-12-2021);
  • 500 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136441 IBG 30-12-2021);
  • 1285 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136443 IBG 30-12-2021);
  • 210 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136445 IBG 30-12-2021);
  • 585 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136449 IBG 30-12-2021),
De rechtbank zal daarom de teruggave van deze geldbedragen aan deze persoon gelasten.

10.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 40 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht;
- verbeurdverklaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 STK horloge (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136369 zwarte plaat, blauw/zwarte rand, zilverkleurig, merk: ROLEX);
  • 18.000 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136442 IBG 29-12-2021);
  • 12.000 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136447 IBG 30-12-2021);
Beslag
verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
-
9 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136373 9 RONDE BLOKKEN IN EEN RODE BISHOPPER TAS);

1 STK Kogelwerend vest (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136444, Zwart);

gelast de teruggave aan verdachte van:

1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136364, blauw, merk:

SAMSUNG;

gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van:

400 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136352 IBG 29-12-2021);

gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan [medeverdachte] als degene die
redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt :
  • 2500 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136431 IBG 29-12-2021);
  • 950 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136434 IBG 30-12-2021);
  • 500 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136441 IBG 30-12-2021);
  • 1285 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261-G6136443 IBG 30-12-2021);
  • 210 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136445 IBG 30-12-2021);
  • 585 EUR (Omschrijving: PL1300-2021267261- G6136449 IBG 30-12-2021).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. S.D. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2022.
mr. Quak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt – na eiswijziging - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 december 2021 te [woonplaats] en/of [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
- ( te [woonplaats] ) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 9,3 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne
en/of
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
- ( in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] ) opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 3,48 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 29 december 2021 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 36.515 Euro en/of 135 Engelse Pond en/of 60 Ierse Pond en/of een horloge (merk Rolex, zilverkleurig), althans een of meer voorwerpen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
(Artikel art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2021 te [woonplaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) (een) geldbedrag(en) van (ongeveer) 36.515 Euro en/of 135 Engelse Pond en/of 60 Ierse Pond en/of een horloge (merk Rolex, zilverkleurig), althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal uit het proces-verbaal van politie Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Noord-West Nederland, registratienummer: PL1300-2021267261, gesloten d.d. 12 februari 2022, doorgenummerd p. 1 tot en met 179 (einddossier) en het proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2022, registratienummer PL1300-2021267261-71 (2 pagina’s). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23, Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 110, het Laboratoriumrapport, p. 113.
6.Kennisgeving van inbeslagname, p. 152 en 153.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
8.Het Laboratoriumrapport p. 113
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van de raadkamer van 13 januari 2022.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 september 2022.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 100.
12.Eigen waarneming van de rechtbank van de foto op p. 102.
13.Kennisgeving van inbeslagname met registratienummer PL1300-201267261-25.
14.Eigen waarneming van de rechtbank van de foto op p. 102.
15.Kennisgeving van inbeslagname, p. 139.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 132.