In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een besloten vennootschap, gedaagde gedagvaard in verband met een derdenbeslag. De procedure begon op 15 december 2021, waarna gedaagde een mondelinge behandeling onderging op 25 augustus 2022. Gedaagde had een volmacht verleend aan [A] om haar te vertegenwoordigen. De zaak draait om de vraag of gedaagde een bedrag van € 12.257,11 onder zich heeft dat aan eiseres moet worden betaald, in het kader van een eerdere veroordeling van gedaagde's echtgenoot, [C]. Eiseres stelt dat gedaagde niet voldoet aan de eisen van de derdenverklaring en dat zij als schuldenaar moet worden aangemerkt. Gedaagde betwist dit en stelt dat er geen vordering van [C] op haar bestaat. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar verklaring en dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen. De kantonrechter concludeert dat er geen bewijs is dat gedaagde goederen van [C] onder zich heeft en dat de woning, die aan gedaagde is toebedeeld, niet vatbaar is voor beslag. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.