ECLI:NL:RBMNE:2022:3973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
9806734 AC EXPL 22-904
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en buitengerechtelijke incassokosten na geschil over uitvoering van aanneming van werk

In deze zaak vordert [handelsnaam] betaling van een factuur van € 1.717,95 van [gedaagde] voor het leveren en plaatsen van een schutting en deur in de tuin van [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding op 30 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 augustus 2022. [gedaagde] heeft geweigerd te betalen, omdat hij ontevreden was over de uitvoering van het werk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen partijen en dat [handelsnaam] zijn verplichtingen is nagekomen. [gedaagde] heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat het werk niet naar behoren is uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] in verzuim verkeert en veroordeelt hem tot betaling van de hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2022 door de kantonrechters P.S. Elkhuizen-Koopmans en M. Ramsaroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9806734 AC EXPL 22-904 MB/40202
Vonnis van 28 september 2022
inzake
[eiser] h.o.d.n. " [handelsnaam] ",
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [handelsnaam] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Loon Incasso Advocaten,
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met productie 1 tot en met 7 die op 30 maart 2022 aan [gedaagde] is betekend;
  • het proces-verbaal van het op de civiele rolzitting van 13 april 2022 door [gedaagde] gegeven mondelinge antwoord met daaraan 2 producties gehecht.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft digitaal middels Teams plaatsgevonden op 29 augustus 2022. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen met partijen is besproken.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[handelsnaam] heeft in opdracht van [gedaagde] in de tuin van [gedaagde] een schutting en deur geleverd en geplaatst (het leveren en plaatsen hierna te noemen: het werk).
2.2.
[handelsnaam] heeft op 6 september 2021 een factuur aan [gedaagde] gestuurd voor het werk voor een bedrag van € 1.717,95 inclusief btw (hierna: de factuur).
2.3.
De gemachtigde van [handelsnaam] heeft [gedaagde] op 6 oktober 2021 een ingebrekestelling gestuurd om het bedrag van € 1.717,95 inclusief btw binnen 16 dagen na ontvangst van de brief te betalen. Daarbij zijn de buitengerechtelijke incassokosten aangezegd, in het geval betaling binnen genoemde termijn uit zou blijven.
2.4.
[gedaagde] heeft de gemachtigde van [handelsnaam] op 7 oktober 2021 per e-mail bericht niet tot betaling over te gaan, zolang het werk niet wordt afgemaakt naar zijn tevredenheid.

3.Het geschil

3.1.
[handelsnaam] vordert veroordeling van [gedaagde] om aan hem te betalen een bedrag van € 2.047,82 (bestaande uit € 1.717,95 aan hoofdsom, € 18,07 aan rente berekend tot 24 maart 2022 en € 311,80 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 24 maart 2022 en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[handelsnaam] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting die voortvloeit uit de tussen [handelsnaam] en [gedaagde] gesloten overeenkomst tot het verrichten van het werk. [handelsnaam] maakt tevens aanspraak op de wettelijke rente en vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten omdat [gedaagde] in verzuim is geraakt en [handelsnaam] de vordering ter incasso uit handen heeft moeten geven aan zijn gemachtigde.
3.3.
[gedaagde] betwist in de procedure dat hij de gehele hoofdsom met betalen, omdat volgens hem [handelsnaam] het werk niet goed heeft uitgevoerd. Voor het deel van de hoofdsom dat hij wel moet betalen, wil hij graag een betalingsregeling afspreken.
3.4.
Op stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [handelsnaam] de verplichting op zich genomen om de schutting en de deur in de tuin van [gedaagde] te leveren en te plaatsen en [gedaagde] de verplichting om daarvoor de overeengekomen prijs van € 1.717,95 inclusief btw aan [handelsnaam] te betalen. Omdat niet ter discussie staat dat [handelsnaam] de schutting en de deur heeft geleverd en geplaatst, moet [gedaagde] in beginsel aan zijn betalingsverplichting voldoen.
4.2.
Het voorgaande kan anders zijn als [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst. Een eventuele tekortkoming van [handelsnaam] doet weliswaar niet af aan de betalingsverplichting van [gedaagde] , maar onder omstandigheden zou [gedaagde] wel gebruik kunnen maken van een opschortingsrecht (hetgeen [gedaagde] ook in zijn e-mail van 7 oktober 2021 lijkt te doen). Dat betekent dat hij nakoming van (een deel van) zijn betalingsverplichting mag uitstellen, totdat [handelsnaam] zijn verplichting behoorlijk is nagekomen.
4.3.
[gedaagde] stelt dat [handelsnaam] zijn verplichting tot het plaatsen van de schutting niet behoorlijk is nagekomen. Afgesproken is dat twee schuttingdelen door [handelsnaam] lager zouden worden gemaakt, maar [handelsnaam] heeft deze twee delen ongeveer 30 centimeter lager gemaakt dan de bedoeling was, aldus [gedaagde] . [handelsnaam] heeft deze stelling van [gedaagde] gemotiveerd betwist. [handelsnaam] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij de hoogte van de twee schuttingdelen voorafgaand aan de uitvoering van het werk met zijn hand aan [gedaagde] heeft aangewezen en dat [gedaagde] daarmee akkoord is gegaan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] vervolgens onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld, die indien bewezen, kunnen leiden tot het oordeel dat [handelsnaam] de twee schuttingdelen lager heeft gemaakt dan overeengekomen. Omdat niet komt vast te staan dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting uit de overeenkomst, had [gedaagde] de betaling van de factuur, noch geheel, noch deels mogen uitstellen. Los daarvan, heeft [handelsnaam] onweersproken gesteld dat hij eerder uit coulance heeft aangeboden om de twee schuttingdelen alsnog kosteloos te verhogen, maar dat het niet lukt om een afspraak daarvoor met [gedaagde] te maken. Omdat [gedaagde] in verzuim verkeert, wordt hij veroordeeld om de hoofdsom van € 1.717,95 aan [handelsnaam] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.4.
[handelsnaam] maakt daarnaast aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [handelsnaam] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 311,80 inclusief btw komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en wordt toegewezen.
4.5.
[gedaagde] heeft om een betalingsregeling verzocht. Het treffen van een betalingsregeling is echter zaak van partijen onderling. Het is niet aan de kantonrechter hierover te beslissen.
4.6.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen. Hij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat hij zijn eigen proceskosten moet dragen en dat hij de proceskosten van [handelsnaam] moet betalen. De kosten aan de zijde van [handelsnaam] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,22
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 187,00 (1 punt x tarief € 187,00)
Totaal € 538,22

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 2.048,82, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.717,95 vanaf 24 maart 2022 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; hij moet de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op € 538,22 aan [handelsnaam] betalen, waaronder begrepen een bedrag van € 187,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [handelsnaam] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 93,50 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, kantonrechter, en is door
mr. M. Ramsaroep, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.