ECLI:NL:RBMNE:2022:397

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/2843
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken bezwaargronden in Wob-verzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had op 8 maart 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats], deels was afgewezen in een besluit van 29 april 2021. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen gronden van bezwaar had ingediend. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 27 januari 2022 behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat eiser in zijn bezwaarschrift de gronden van bezwaar had moeten vermelden, zoals vereist door artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had weliswaar meerdere e-mailberichten gestuurd, maar hierin had hij geen specifieke gronden van bezwaar aangegeven. De rechtbank concludeert dat verweerder het bezwaar terecht niet inhoudelijk heeft behandeld en het beroep ongegrond heeft verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2843

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigden: mr. P.V. de Lijster en J.A. Zandvoort).

Procesverloop

In het besluit van 29 april 2021 (besluit) heeft verweerder het verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) deels afgewezen.
In de beslissing op bezwaar van 22 juni 2021 (beslissing op bezwaar) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Verloop van de procedure
1. Eiser heeft op 8 maart 2021 een verzoek ingediend op grond van de Wob. Bij besluit van 29 april 2021 heeft verweerder het verzoek deels afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar ingediend.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en dus niet inhoudelijk behandeld omdat eiser geen gronden van bezwaar heeft ingediend.
Gronden van beroep
3. Eiser is het niet mee eens met de beslissing op bezwaar. Hij stelt dat verweerder het bezwaarschrift op onterechte gronden heeft afgewezen en dat verweerder alles in werk stelt om de afhandeling van het Wob-verzoek te vertragen.
Belangrijkste vraag
4. De belangrijkste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of eiser gronden voor zijn bezwaar bij verweerder heeft ingediend. Als eiser niet heeft aangegeven waarom hij het niet eens is met het besluit van 29 april 2021, heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit op het Wob-verzoek niet-ontvankelijk kunnen verklaren. In dat geval kon verweerder het bezwaar niet inhoudelijk behandelen.
5. Iemand die bezwaar maakt, moet in het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de verweerder - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
Heeft eiser gronden van bezwaar ingediend?
6. De rechtbank vindt dat uit het dossier blijkt dat eiser geen gronden heeft ingediend. Verweerder heeft op 10 mei 2021 een brief aan eiser gestuurd, waarbij hij in de gelegenheid is gesteld om binnen 14 dagen alsnog de gronden van bezwaar in te dienen. In die brief heeft verweerder geschreven dat het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als er geen gronden worden ingediend. Niet is gebleken dat eiser deze brief niet heeft ontvangen. Naar aanleiding van deze brief heeft eiser geen gronden ingediend. Per e-mailbericht van
18 mei 2021 heeft eiser gevraagd wanneer de zaak op zitting zou worden behandeld. Als reactie op het e-mailbericht heeft verweerder op 20 mei 2021 per e-mailbericht aan eiser laten weten dat er nog geen gronden zijn ingediend. Hierop heeft eiser diverse
e-mailberichten verstuurd, maar ook daarin heeft eiser geen gronden gestuurd. In het
e-mailbericht dat eiser op 31 mei 2021 heeft gestuurd aan [A] heeft eiser onder andere gesteld: ‘Mijn motivatie is bekend (…)’. En in het e-mailbericht van 21 juni 2021 dat eiser aan mr. P.V. de Lijster heeft gestuurd, heeft eiser aangegeven: ‘Ik heb de motivatie op de juiste en geaccepteerde manier ingediend.’ De rechtbank is niet gebleken dat eiser daadwerkelijk gronden van bezwaar heeft ingediend waaruit blijkt op welke specifieke punten hij het niet eens is met het bestreden besluit. De opmerking dat zijn motivatie bekend is, is onvoldoende om als bezwaargrond te worden gezien omdat eiser het daarmee aan verweerder laat om zijn bezwaargrond in te vullen. Met de e-mailberichten van 31 mei 2021 en 21 juni 2021 heeft eiser ook niet aangegeven waarom hij niet eens is met het besluit. Deze e-mailberichten heeft verweerder dus ook niet hoeven aan te merken als gronden van bezwaar. Eiser heeft geen reden gegeven waarom hij geen gronden van bezwaar heeft ingediend. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
7. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet inhoudelijk heeft behandeld en terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.