ECLI:NL:RBMNE:2022:3969

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
16-308190-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en bewezenverklaring mishandeling, wederspannigheid, eenvoudige belediging en niet voldoen aan bevel ambtenaar

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder verkrachting, mishandeling, wederspannigheid, eenvoudige belediging en het niet voldoen aan een bevel van een ambtenaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer zijn verricht. De rechtbank concludeert dat er wel geweld heeft plaatsgevonden, maar dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende consistent zijn om tot een veroordeling te komen voor dit feit.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel van de politie, een ambtenaar heeft beledigd en zich met geweld heeft verzet tegen de aanhouding. De mishandeling vond plaats op 14 november 2021, waarbij het slachtoffer letsel opliep. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij boos was en dat er een flinke ruzie heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 30 uren opgelegd, te vervangen door 15 dagen hechtenis bij niet-naleving. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding toegewezen gekregen van € 2.677,20, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-308190-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.F. Emmelot, advocaat te Nieuwegein, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar advocaat, mr. J. Bredius, advocaat te Zeist naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 14 november 2021 te [plaats] zijn levensgezel [slachtoffer] heeft verkracht;
Feit 2: op 14 november 2021 te [plaats] zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 3: op 14 november 2021 te Zeist niet heeft voldaan aan een bevel van de politie om mee te werken aan speeksel- en bloedonderzoeken;
Feit 4: op 14 november 2021 te Zeist politieagent [verbalisant 1] heeft beledigd;
Feit 5: op 14 november 2021 te Zeist zich met geweld heeft verzet tijdens zijn aanhouding.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend te bewijzen. De wisselende verklaringen van aangeefster doen daar niet aan af. Dat aangeefster niet alle details in haar aangifte weet te reproduceren, komt juist waarheidsgetrouw over. Ze gaat niet invullen, maar zegt het als ze het niet meer weet. Dit, terwijl de elementen die zij in eerdere verklaringen heeft genoemd, objectief worden ondersteund, zoals het letsel in haar gezicht en op haar lichaam, het gat in de deur en de deur uit de sponning, de appjes en de telefoontjes en het op de ramen bonken. Wel verzoekt de officier van justitie dat verdachte wordt vrijgesproken van het gedachtestreepje dat ziet op de anale verkrachting, omdat dit niet volgt uit het dossier. De officier van justitie acht ook het onder feit 3 en feit 5 ten laste gelegde op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert vrijspraak van het onder feit 4 ten laste gelegde, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verbalisant zich daadwerkelijk beledigd heeft gevoeld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde, omdat er geen consistentie is in de verklaringen van aangeefster over de verkrachting. Daarnaast wijst hij erop dat de slachtofferverklaring over huiselijk en relationeel geweld gaat en niet over de verkrachting spreekt. Dit is opmerkelijk. Verdachte moet ook van het onder feit 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verbalisant zich daadwerkelijk beledigd heeft gevoeld. Het onder feit 2, feit 3 en feit 5 ten laste gelegde kan volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Verdachte wordt een zeer ernstig strafbaar feit verweten, namelijk het verkrachten van zijn toenmalige vriendin in haar eigen woning. Verdachte ontkent. Zoals vaker in verkrachtingszaken is de verklaring van aangeefster het voornaamste bewijsmiddel in deze zaak.
Voor de rechtbank staat vast dat er in de nacht van 14 november 2021 geweld heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster en dat zij in paniek was. Dit volgt onder meer uit het letsel dat aangeefster had op haar gezicht en haar lichaam, het gebonk op de ramen waardoor de buurvrouw de politie heeft gebeld en de geëmotioneerde toestand waarin de politie aangeefster vervolgens aantreft. Verdachte heeft ook verklaard dat zij een hevige ruzie hebben gehad, waarbij het zou kunnen dat hij haar geslagen heeft. Volgens verdachte is deze ruzie ontstaan, omdat aangeefster hem beschuldigde van vreemdgaan.
De vraag waar het zich voor het onder feit 1 ten laste gelegde op toespitst is of wettig (en overtuigend) bewezen kan worden dat de aangeefster op enig moment tegen haar wil seksuele handelingen heeft ondergaan. Uit de verklaringen van aangeefster volgt dat zij die avond geen zin had in seks met verdachte, maar aanvankelijk daarmee toch instemde. Zij verklaart verder dat zij op enig moment wilde dat de seks stopte en dat kenbaar heeft gemaakt door verdachte te bijten. Dat verdachte daarna geweld tegen aangeefster heeft gebruikt, staat vast. Aangeefster verklaart echter onvoldoende consistent over de vraag of daarna opnieuw (al dan niet gedwongen) seks heeft plaatsgevonden. Zo verklaart aangeefster tijdens het informatieve gesprek dat ze niet zeker weet of verdachte na het bijten nog een keer geprobeerd heeft om zijn penis in haar vagina te doen. In de aangifte verklaart ze wel over een tweede keer seks, maar voor de rechtbank is het onvoldoende duidelijk geworden of er daadwerkelijk seks heeft plaatsgevonden nadat aangeefster (door te bijten) duidelijk had gemaakt dat zij wilde stoppen. Het letsel en de paniektoestand van aangeefster bieden deze duidelijkheid ook niet, omdat dit ook past bij een (uit de hand gelopen) ruzie, zoals door verdachte verklaart. Ook aangeefster verklaart in één van haar verklaringen dat zij verdachte op enig moment heeft geconfronteerd met condooms en mogelijk vreemdgaan en dat verdachte daarna ‘flipte’. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster, het letsel en de paniektoestand van aangeefster onvoldoende duidelijk maken dat op enig moment onvrijwillige seks heeft plaatsgevonden.
De rechtbank komt derhalve tot een vrijspraak. Dat betekent niet dat het niet gegaan is zoals aangeefster zegt, maar dat de rechtbank het niet kan bewijzen.
Bewezenverklaring feit 2
De aangifte van [slachtoffer]
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen mijn vriend, [verdachte] .
Uitvragen mishandeling:
V: Wat voor geweld heeft hij toegepast die avond (
de rechtbank begrijpt 14 november 2021)?
A: Hij heeft mij zo vastgehouden dat ik er blauwe plekken van over heb gehouden en hij heeft mij van het bed geduwd,
V: Waar had je die blauwe plekken?
A: Kras in mijn rechter hand, blauwe plekken op mijn linker bovenarm, onderkant schouderblad, links onder bij mijn rug, kleine blauwe plek op mijn elle boog en in mijn linker knieholte zat een kras. Aan de binnenkant van mijn rechter bovenbeen zat ook een blauwe plek. Mijn linker jukbeen was dik en er kwam een blauwe plek, links op mijn kin was het rood en wat dik en bij mijn linker kaak heeft hij gebeten. Dat heb ik zelf alleen niet gezien of gevoeld. Het staat in het medische rapport van de dokter. [2]
Het lichamelijk onderzoek aan [slachtoffer]
Het slachtoffer gaf aan dat de hierna genoemde letsels waren veroorzaakt door het incident met haar echtgenoot op zondag 14 november 2021 rond 06.00 uur. Wij zagen op de linker wang, onder het oog, een ovale rood/blauwe plek van circa 3 cm lang. Wij zagen een lichte zwelling op de kin. Wij zagen een kras in de huid van de rechter handpalm van circa 3 cm lang. Wij zagen een blauwe plek op de rechter bovenarm van circa 2 cm in doorsnede. Wij zagen blauwe plekjes, over een lengte van circa 10 cm, aan de binnenzijde van de rechter bovenarm. Wij zagen een blauwe plek, bij de linker bil-onderrug, van circa 2 cm doorsnede. Wij zagen een schaafwond aan de binnenzijde van de linker knie van circa 7 cm lang. Wij zagen een blauwe plek aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen van circa 2 cm in doorsnede. [3]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Op 14 november 2021 ben ik heel erg boos geworden en heb ik in de woning aan de [adres 2] te [plaats] flinke ruzie gehad met [slachtoffer] , mijn inmiddels voormalige vriendin. Er is geduwd en getrokken. Het zou kunnen dat ik haar heb geslagen. Het zou kunnen dat ik haar heb gebeten. [4]
Bewijsoverweging feit 2
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de mishandeling van [slachtoffer] zoals ten laste gelegd onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte echter vrij van het eerste gedachtestreepje, te weten het dichtknijpen van de keel van slachtoffer [slachtoffer] , omdat dit niet volgt uit het dossier.
Bewezenverklaring feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten van 14 november 2021, genummerd PL0900-2021360692-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 18-20.
Bewezenverklaring feit 4
De ambtsedige verklaring van verbalisant [verbalisant 1]
Op zondag 14 november 2021 (…) kreeg ik de opdracht om te gaan naar het adres (…) te [plaats] . [5] Ik hoorde de verdachte toen met luide stem roepen ‘val dood, kankermongool’. [6]
Bewijsoverweging feit 4
De rechtbank acht feit 4 wettig en overtuigend bewezen. Dat uit het dossier niet blijkt dat de verbalisant zich beledigd heeft gevoeld, zoals de officier van justitie en raadsman hebben gesteld, acht de rechtbank niet van belang. De rechtbank overweegt dat vervolging op basis van artikel 267 Sr in combinatie met artikel 266 Sr, ook strekt tot de bescherming van de openbare orde. Dat betekent dat het Openbaar Ministerie ambtshalve kan vervolgen als sprake is van belediging van een verbalisant die bezig was met de uitoefening van zijn werkzaamheden. Dat verbalisant [verbalisant 1] niet heeft verklaard dat hij door de belediging in zijn eer en goede naam is aangetast, staat naar het oordeel van de rechtbank aan een bewezenverklaring dan ook niet in de weg. Op grond van het ambtsedig proces-verbaal komt de rechtbank tot wettig en overtuigend bewijs.
Bewezenverklaring feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 september 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2021, genummerd PL0900-2021360692-14, opgemaakt door hoofdagent [verbalisant 2] van de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 48-50;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2021, genummerd PL0900-2021360692-11, opgemaakt door hoofdagent [verbalisant 3] van de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 51-52;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2021, genummerd PL0900-2021360692-2, opgemaakt door hoofdagent [verbalisant 1] van de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 26-29.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 14 november 2021 te [plaats] zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- haar (met kracht) in het gezicht en op het lichaam te slaan en
- haar in het gezicht te bijten;
feit 3
op 14 november 2021 te Houten opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d wetboek van strafvordering en artikel 55e wetboek van Strafvordering, gedaan door ambtenaren, te weten, [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] , beiden bevoegd verklaard tot het onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaren hem hadden bevolen mee te werken aan een onderzoek van speeksel en vervolgens, na weigering, mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
feit 4
op 14 november 2021 te [plaats] opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (Hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “kankermongool”;
feit 5
op 14 november 2021 te [plaats] , zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , allen werkzaam als hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding op heterdaad van verdachte door
- te roepen “Ik ga niet meewerken, bel dat kankerarrestatieteam maar, jullie gaan me niet mee krijgen, dat wordt een vechtpartij, maar als jullie dat willen kunnen jullie dat krijgen” en
- vervolgens zijn lichaam aan te spannen en
- vervolgens zijn armen weg te trekken en
- daarbij steeds te schelden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging van feit 3 als pleegplaats “ [plaats] ” in plaats van “Houten”. De rechtbank herstelt deze vergissing. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel;
feit 3: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd;
feit 4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, niet zijnde een lid van een algemeen vertegenwoordigend lichaam;
feit 5: wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met aangeefster met uitzondering van noodzakelijk contact over hun kinderen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat er een voorwaardelijke straf wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd door de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige partner en de moeder van zijn kinderen. Verdachte was dronken en heeft hij haar flink mishandeld en het huis kort en klein geslagen. Dergelijk huiselijk geweld maakt niet alleen een inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. De slachtofferverklaring van aangeefster heeft dit ook goed duidelijk gemaakt. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het weigeren mee te werken aan een speeksel- en bloedonderzoek, belediging en wederspannigheid. Hiermee heeft verdachte laten zien dat hij geen respect heeft voor het gezag van de ambtenaren in functie. Daarnaast zijn dit ergerlijke feiten. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 8 augustus 2022. Hieruit blijkt dat verdachte voor het laatst is veroordeeld in 2003. De rechtbank merkt verdachte daarom aan als first offender.
Adviezen van deskundigen
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van 30 maart 2022 opgemaakt door M.L. Reijmerink, GZ-psycholoog. Hieruit is gebleken dat verdachte een psychische stoornis heeft in de vorm van ADHD, beperkte verbale vermogens en verslavingsproblematiek. Geadviseerd wordt de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Behandeling zou het best kunnen plaatsvinden in een forensisch poliklinische setting met reclasseringstoezicht.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog ten aanzien van de toerekening van de feiten over en rekent het bewezenverklaarde in verminderde mate toe aan verdachte.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 22 augustus 2022. Hieruit is gebleken dat verdachte momenteel zijn leven redelijk tot goed op orde heeft. De relatie met aangeefster is inmiddels verbroken, hij woont op zichzelf, heeft omgang met zijn kinderen en een nieuwe (LAT)relatie. De reclassering constateert dat verdachte een onvermogen heeft om problemen binnen de relatie tijdig aan te kaarten en op een adequate manier op te lossen. Een interventie gericht op het vergroten van deze vaardigheid kan het recidiverisico verlagen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
8.3.3
Conclusie
Voor de rechtbank staat het vast dat er sprake was huiselijk geweld. Dat het gedrag van verdachte een voortvloeisel was van zijn alcohol- en drugsgebruik, vloeit voort uit zijn eigen verklaring ter zitting, maar ook de vader van verdachte verklaarde dat zijn zoon “heel lief kan zijn, maar soms ook heel erg kan exploderen, dan heeft hij het schuim in zijn bek staan, vooral als hij gedronken heeft of gebruikt”. Gelet op de deskundigenrapporten en de verklaring van de vader van verdachte werd het huiselijk geweld aangesterkt wanneer verdachte onder invloed van middelen was. Ook het weigeren medewerking te verlenen aan het speeksel- en bloedonderzoek en de wederspannigheid staan in verband met het middelengebruik van verdachte. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat verdachte hiervoor de nodige bijzondere voorwaarden worden opgelegd en hulp krijgt. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte geen contact mag hebben met aangeefster uit bescherming voor hen beiden, tenzij dit contact ziet op de vaststelling en uitvoering van het ouderschapsplan en de omgangsregeling over hun kinderen.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen waarvan 27 dagen voorwaardelijk met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd, met een proeftijd van 2 jaren op. Door het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan het voorarrest, hoeft verdachte niet terug naar de gevangenis. Het voorwaardelijke deel met een proeftijd van twee jaren vormt een stok achter de deur om ervoor te zorgen dat verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen en zodat hij begeleiding en toezicht krijgt die hij nodig heeft. Als bijzondere voorwaarden legt de rechtbank een meldplicht bij de reclassering op, ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling, medewerking aan middelencontroles en een contactverbod met aangeefster. Door oplegging van de hiervoor genoemde gevangenisstraf raakt verdachte niet opnieuw gedetineerd. Wel vindt de rechtbank dat verdachte de gevolgen moet ondervinden van de feiten. Hierom legt de rechtbank verdachte een taakstraf op voor de duur van 30 uren te vervangen door 15 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) uitoefent.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.141,20. Dit bedrag bestaat uit € 2.141,20 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die betrekking hebben op de schadeposten van de gouden ketting en het sausen van de muur, ook civielrechtelijk in het kader van de echtscheiding zijn aangebracht. Het was niet nodig om de muren van de woonkamer opnieuw te sauzen nadat een blikje Fanta daartegen gegooid zou zijn. De raadsman meent dat deze posten geen direct verband hebben met het onder feit 2 ten laste gelegde feit en verzoekt de rechtbank om de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De materiële schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten reiskosten, ingehouden salaris, medische kosten, de schade aan de deur, de buts in het plafond en de ketting ter hoogte van in totaal € 1.677,20 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank merkt hierbij op dat de schade aan de ketting wordt geschat op € 100,00, nu wel een factuur is toegevoegd van een nieuwe ketting, maar onduidelijk is hoe duur de vorige ketting was. Verder merkt de rechtbank op dat de schadepost “woonkamer sauzen” van € 345,- gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.677,20 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling.
De immateriële schade voor zover die betrekking heeft op letselschade ter hoogte van in totaal € 1.000,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard van het bewezen verklaarde feit en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke zaken plegen te worden toegewezen. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.677,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 36 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 180, 184, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het feit 2, feit 3 en feit 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 27 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich binnen één werkdag na het ingaan van de proeftijd tijdens kantooruren bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Het alcoholgebruik is tijdens de gesprekken met de reclassering een terugkerend punt van aandacht;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, tenzij dit contact ziet op de vaststelling en uitvoering van het ouderschapsplan en de omgangsregeling over hun kinderen;
- waarbij de Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.677,20;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, tot heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.677,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 36 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 14 november 2021 te [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het vast- en/of beetpakken van de handen/armen en/of (daarmee) overwicht houden en/of
- het bij de keel vast pakken en/of (dicht) knijpen van/in de keel en/of
- zeggen dat zij haar mond moet houden en/of zich niet moet aanstellen en/of woorden van gelijke strekking
- in het gezicht/op het lichaam slaan en/of
- in het gezicht bijten
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten onder meer
- het duwen/brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of in de anus van die [slachtoffer]
- die [slachtoffer] bij haar armen en/of handen vast houden en/of daarmee overwicht op haar houden en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] te kennen gaf te willen stoppen met de seks en/of onder meer schreeuwde en/of vocht en/of bewoog en/of trapte en/of verdachte beet) voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 14 november 2021 te [plaats] zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- haar keel vast te pakken en/of (in) haar keel (dicht)te knijpen en/of
- haar (met kracht) in het gezicht en/of op het lichaam te slaan en/of
- haar (met kracht) in het gezicht te bijten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij op of omstreeks 14 november 2021 te Zeist opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d wetboek van strafvordering en artikel 55e wetboek van Strafvordering, gedaan door een ambtenaar, te weten, [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] , (beiden) belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar/ambtenaren hem had/hadden bevolen of van hem had/hadden gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht en/of (vervolgens, na weigering) mee te werken aan een onderzoek van speeksel en/of (vervolgens, na weigering) mee te werken aan een bloedonderzoek, hieraan geen gevolg te geven;
(art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4
hij op of omstreeks 14 november 2021 te Zeist opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (Hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem (meermalen) de woorden toe te voegen: "kankermongool", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5
hij op of omstreeks 14 november 2021 te Zeist, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] (allen werkzaam als hoofdagent bij de eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding (op heterdaad) van verdachte door
- te roepen "Ik ga niet meewerken, bel dat kankerarrestatieteam maar, jullie gaan me niet mee krijgen, dat wordt een vechtpartij, maar als jullie dat willen kunnen jullie dat krijgen" althans woorden van gelijke strekking en/of
- ( vervolgens) zijn lichaam aan te spannen en/of
- ( vervolgens) zijn armen weg te trekken en/of
- zich te bewegen in een andere richting dan voornoemde agenten hem, verdachte trachtten te geleiden en/of
- ( daarbij)(steeds) te schreeuwen en/of te schelden;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2021360692 van 16 november 2021 en 13 januari 2021, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 23 november 2021, p. 126.
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van 16 november 2021, p. 110.
4.De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 16 september 2022.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 14 november 2021, p. 26.
6.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 14 november 2021, p. 28.