ECLI:NL:RBMNE:2022:3966

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
UTR 21/4592
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot aanwijzing van een atelier als beschermd gemeentelijk monument in Hilversum

Op 6 oktober 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting het Cuypersgenootschap en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De zaak betreft het verzoek van eiseres om het atelier op het adres Soestdijkerstraatweg 151 in Hilversum aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde N. Vervat, stelde dat het atelier van de bekende kunstenares [B] een belangrijke architectonische en cultuurhistorische waarde heeft en onmisbaar is voor het verhaal van het al beschermde kloostergebouw. Het college had echter besloten om het atelier niet als monument aan te wijzen, wat eiseres betwistte.

De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid tot dit besluit kon komen. Het college had de belangen van de derde-partij, het Goois Natuurreservaat, meegewogen, dat een ecologisch rustgebied wilde realiseren op de plek van het atelier. De rechtbank concludeerde dat de nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek van eiseres niet onevenredig waren in verhouding tot de te dienen doelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het college voldoende had onderbouwd waarom het belang van de derde-partij zwaarder woog dan dat van eiseres. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van het college bij het bepalen van de monumentale waarde en de belangenafweging die daarbij komt kijken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2022 in de zaak tussen

Stichting het Cuypersgenootschap, te Zoetermeer, eiseres

(gemachtigde: N. Vervat),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum(het college), verweerder
(gemachtigde: drs. A.M. Koenders).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: het Goois Natuurreservaat
(gemachtigde: D. van der Velden)

Procesverloop

Op 16 oktober 2018 heeft eiseres een verzoek ingediend om het atelier op het terrein van het klooster
De Stad Godsop het adres Soestdijkerstraatweg 151 in Hilversum (voormalig landgoed Monnikenberg) als gemeentelijk moment aan te wijzen op grond van de Monumentenverordening Hilversum 2016 (Monumentenverordening).
Met het besluit van 17 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het college bepaald dat het atelier niet als gemeentelijk monument wordt aangewezen.
Met het besluit van 12 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Derde-partij heeft een reactie ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld door [A]

Wettelijk kader

1. Bij de beoordeling van deze zaak zijn daartoe de belangrijkste relevante bepalingen opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak. Het gaat dan om de artikelen 2 en 10 van de Monumentenverordening.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat het college beoordelingsruimte heeft bij het bepalen van de monumentale waarde van een onroerende zaak. [1] De bestuursrechter toetst of het college geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Bij het beantwoorden van de vraag, of een als monumentwaardig beoordeelde onroerende zaak als beschermd gemeentelijk monument moet worden aangewezen, heeft het college beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de nadelige gevolgen van de afwijzing niet onevenredig zijn in verhouding tot de te dienen doelen.
3. Het bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat de partij over het advies heeft aangevoerd.

Inleiding

4. Het klooster
De Stad Godsop voormalig landgoed Monnikenberg is sinds 2008 aangewezen als een gemeentelijk monument. Op het landgoed, naast het gebouw van het klooster, staat een atelier van [B] . Zij is een bekend kunstenares, die tijdens haar leven in het klooster woonde en in het atelier werkte. Eiseres vindt dat het atelier ook als een gemeentelijk moment moet worden aangewezen, vanwege de architectonische waarden en het cultuurhistorisch aspect. Het atelier vertelt het verhaal van [B] . Daarbij vormt het atelier volgens eiseres een onmisbaar onderdeel van het al beschermde kloostergebouw.
5. Het college heeft geweigerd het atelier als gemeentelijk monument aan te wijzen.
6. Het Goois Natuurreservaat is derde-partij in deze zaak. Zij is eigenaar van het voormalig landgoed Monnikenberg, waarbinnen het klooster en het atelierzijn gelegen. Bij de koop van dit landgoed is contractueel vastgelegd dat zij een goed functionerende ecologische verbinding zal realiseren. Haar belang is erin gelegen om het project met betrekking tot de inrichting van dit landgoed te realiseren. Het atelier komt in deze plannen niet voor. Na uitvoering van de plannen zal het atelier niet langer toegankelijk zijn, omdat op die plek een rust- en stiltegebied is geprojecteerd. Dit gebied is in de plannen aangemerkt als de Groene Schakel. Het Goois Natuurreservaat wil niet dat het atelier als gemeentelijk monument wordt aangewezen, want dit zou leiden tot aantasting van dit beoogde rust- en stiltegebied. Als het atelier toch als monument in stand zou moeten worden gehouden, moeten de plannen worden aangepast. Dit heeft voor haar financieel nadelige consequenties.

Het geschil

7. Tussen partijen is in geschil of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het atelier op het adres Soestdijkerstraatweg 151 in Hilversum niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiseres?
8. Eiseres voert aan dat de combinatie van een klooster en een atelier landelijk en regionaal zeer zeldzaam is. De architectuur van het atelier, met haar modernistische vormentaal, is kenmerkend voor de tijd. Het heeft daarom een evidente architectuur- en cultuurhistorische waarde en is een onmisbaar onderdeel van de al als monument beschermde kloostergebouw. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar het advies van de Commissie voor Welstand en Monumenten (CWM), waarin staat dat het atelier moet worden beschermd als monument. Eiseres betwijfelt of het college dit advies voldoende heeft meegewogen, aangezien andere belangen de doorslag hebben gegeven. In dat verband wijst eiseres er nog op dat zij niet de stelling van de commissie bezwaarschriften volgt dat de CWM niet expliciet heeft geadviseerd om het atelier als gemeentelijk monument aan te wijzen.
9. Daarnaast voert eiseres aan dat het argument van het college dat het verhaal van [B] op een andere wijze kan worden verteld dan met het behoud van het atelier niet is onderbouwd. De enkele overweging dat er informatieborden kunnen komen waarin het verhaal van deze en de overige zusters wordt verteld vindt eiseres onvoldoende.
10. Eiseres vraagt zich af hoe het plaatsen van een informatiebord zich verhoudt tot het standpunt van het college dat het atelier niet kan worden behouden, gelet op de ecologische waarden en het belang van het rust- en begrazingsgebied de Groene Schakel. Daarbij wijst eiseres erop dat dit uitgangspunt strijdig is met het voornemen van derde-partij om op korte afstand van het atelier een uitkijkpost te realiseren.
11. Verder brengt eiseres naar voren dat aan de visie van een vroegere eigenaar, die geen bezwaar heeft tegen de sloop van het atelier, geen zwaarwegend belang kan worden toegekend. Diegene kan namelijk niet als belanghebbende worden aangemerkt.
12. Eiseres voert ook nog aan dat bij het college de wil ontbreekt om inpassing en hergebruik serieus te onderzoeken. Ook is er geen goed onderbouwd herbestemmingsonderzoek. Daarnaast is niet onderzocht of het atelier verkocht kan worden aan een andere partij.
Wat vindt derde-partij?
13. Derde-partij stelt zich op het standpunt dat in 2008 een uitgebreide beschrijving van landgoed Monnikenberg is opgemaakt. Het voormalig kloostergebouw en een aantal andere gebouwen hebben toen de status van beschermd gemeentelijk monument gekregen, maar het atelier niet. Sindsdien is derde-partij met een groot project met betrekking tot de inrichting van het landgoed bezig. In die plannen is geen rekening gehouden met de monumentale waarde van het atelier. Zo zijn er afspraken gemaakt om het klooster te restaureren en een bestemming te geven. De mogelijkheden om het atelier via een pad te bereiken zijn bij uitvoering van die plannen niet meer inpasbaar. Daarbij is het atelier in de tussentijd vervallen geraakt. De aanwijzing van het atelier als beschermd gemeentelijk monument zal daarom voor derde-partij financieel nadelige consequenties hebben. Verder zou het aanwijzen als monument de natuurverbinding verslechteren, omdat er dan mensen op het atelier afkomen. Op de plek van het atelier hoort volgens derde-partij een voor het publiek ontoegankelijk rustgebied te komen dat nodig is voor een robuuste, duurzame en goed werkende natuurverbinding waar de rijks- en provinciale overheden vele miljoenen in investeren. Dit beoogde rust- en beschermingsgebied is de Groene Schakel. Onder druk van invloeden uit de omgeving zijn er al allerlei concessies in het ontwerp van de Groene Schakel gedaan, waardoor er een stapeling van negatieve effecten is. Daarbij ligt dit gebied in een moeilijke omgeving, vanwege een busbaan, spoorlijn en bouwontwikkelingen. Weliswaar zal de toewijzing van het atelier als beschermd gemeentelijk monument niet betekenen dat de natuurverbinding niet functioneert, maar met de aanwijzing wordt wel een ongewenst gebruik gecreëerd, doordat het gebouw mensen zal aantrekken. Een partij die in het atelier wil investeren, zal ook daadwerkelijk gebruik van het pand willen maken.
Wat vindt de rechtbank?
14. De rechtbank stelt vast dat het college door middel van de landelijke richtlijnen, zoals neergelegd in de Erfgoedwet, invulling heeft gegeven aan de Monumentenverordening bij de beantwoording van de vraag of het atelier monumentwaardig is. Het college heeft hierbij advies gevraagd aan de CWM. Op 27 juni 2019 heeft de CWM een positief advies uitgebracht over de aanwijzing van het atelier als beschermd gemeentelijk monument. Volgens de CWM heeft het atelier grote cultuurhistorische waarde en een hoge zeldzaamheidswaarde. De conclusie is – en daarover verschillen partijen onderling ook niet van mening - daarom dat het atelier monumentwaardig is.
15. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of het college bij het besluit om het atelier, ook al is het monumentwaardig, niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen de betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen. Het college geeft hierover aan dat de beperkte architectuurhistorische waarde niet overtuigt om tot concrete aanwijzing van het atelier tot een beschermd gemeentelijk monument over te gaan. Het klooster en het atelier zullen niet meer als zodanig worden gebruikt en het atelier zal niet toegankelijk zijn vanwege de toekomstige situering achter een hek in het rust- en stiltegebied, de Groene Schakel. Gedurende het besluitvormingsproces voor het ontwerp van de Groene Schakel kreeg dit beoogde natuur- en rustgebied steeds meer inhoud en zwaarte. Weliswaar was het atelier eerst in dit plan opgenomen, maar gedurende het proces is duidelijk geworden dat meer kwantitatief terrein nodig is voor een rust- en beschermingsgebied. Volgens het college is op het moment dat de belangenafweging plaatsvond het niet meer haalbaar gebleken om het atelier in de plannen te betrekken. De investering die gedaan moet worden om het atelier alsnog te behouden is namelijk onevenredig. Het college heeft onder deze omstandigheden het belang van ruimte ten behoeve van de Groene Schakel hoger geacht dan het belang van het behoud van het atelier. Wel heeft het college bij hoge uitzondering akkoord gegeven om op de plek van het atelier een informatiebord neer te zetten om de geschiedenis van de aanwezigheid van de zusters en met name het verhaal van [B] in herinnering te houden. Het college heeft hiermee de waarde willen toekennen die het atelier heeft. Het vormt echter niet de grondslag van het besluit om het atelier niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen.
16. De rechtbank concludeert dat uit deze toelichting van het college blijkt dat de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende onderbouwd waarom zij het belang van derde-partij zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiseres. De nadelige gevolgen van de afwijzing van het verzoek van eiseres zijn niet onevenredig in verhouding tot de te dienen doelen. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie

17. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het atelier op het adres Soestdijkerstraatweg 151 in Hilversum niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE – Wettelijk kader

Monumentenverordening Hilversum 2016
Artikel 2 Aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument
1. Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
2. Het college zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoek de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing aan de eigenaar.
3. Het college besluit over de aanwijzing nadat de Commissie voor Welstand en Monumenten heeft geadviseerd en de eigenaren en andere beperkt zakelijk gerechtigden in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. In spoedeisende gevallen kan het college hiervan afwijken.
4. In het geval zich de situatie als bedoeld in het eerste lid voordoet en voor het betreffende monument een aanvraag om een vergunning is ingediend, kan het verzoek worden opgevat als een spoedeisend geval als bedoeld in het derde lid, tweede volzin van dit artikel.
5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of op grond van artikel 2 van de Monumentenverordening Noord-Holland 2010.
Artikel 10 De vergunningaanvraag
1. Het college vraagt advies aan de Commissie voor Welstand en Monumenten voordat het beslist op de aanvraag.
2. Het college kan bepalen dat bouw-, architectuur-, cultuurhistorisch, stedenbouwkundig, of archeologisch onderzoek wordt verricht. De eigenaren, beperkt zakelijk gerechtigden en gebruikers van het monument zijn desgevraagd verplicht het onderzoek uit te voeren dan wel aan uitvoering van het onderzoek mee te werken.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 april, 2022, ECLI:NL:RVS:2022:998.