ECLI:NL:RBMNE:2022:3944
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Hilversum
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde waarde van een woning in Hilversum voor het belastingjaar 2021, op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De eiser, vertegenwoordigd door J.L.G. van Herk, betwistte de door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum vastgestelde waarde van € 228.000,--, en stelde een lagere waarde van € 177.000,-- voor. De heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door R. Buijsrogge, handhaafde de waarde en verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met zes referentiewoningen die recentelijk waren verkocht. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, ondanks de bezwaren van de eiser over de waardering van de woning en de vergelijkingen met referentiewoningen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de vermeende te hoge waardering van de VvE-reserves en het onderhoudsniveau van de woning, niet gevolgd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.