ECLI:NL:RBMNE:2022:3942
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Hilversum
In deze zaak gaat het om de vastgestelde waarde van een woning in Hilversum op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het belastingjaar 2021, met als waardepeildatum 1 januari 2020. De woning betreft een twee-onder-een-kapwoning uit 1926 met een inhoud van 411 m3 en een kaveloppervlakte van 515 m2. De heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum heeft de waarde vastgesteld op € 869.000,--, waartegen de eigenaar, eiser, bezwaar heeft gemaakt en een lagere waarde van € 743.000,-- heeft bepleit. Het bezwaar is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna eiser beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 3 oktober 2022 de zaak behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank overweegt dat de bewijslast bij verweerder ligt om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer. Verweerder heeft een taxatiematrix ingediend waarin de woning wordt vergeleken met drie referentiewoningen die recentelijk zijn verkocht. De rechtbank concludeert dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, ondanks de argumenten van eiser over het voorzieningenniveau en het achterstallige onderhoud.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.