ECLI:NL:RBMNE:2022:3939

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
2 oktober 2022
Zaaknummer
9588345 AC EXPL 21-2967
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijke montage van lift en schending waarschuwingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, een B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, een andere B.V., met betrekking tot de levering en montage van een lift. De eiseres stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, met name door ondeugdelijke werkzaamheden en het niet naleven van de waarschuwingsplicht. De procedure begon met een dagvaarding op 30 november 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 mei 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de rechtsvoorganger van de eiseres had een opdracht aan de gedaagde verstrekt voor het leveren en monteren van een lift in een bedrijfspand. Na de montage bleek de lift niet goed te functioneren, met klachten over trillen in de afremzone en een niveauverschil tussen de liftschachtdeuren en de verdiepingsvloeren. De eiseres heeft meerdere keren de gedaagde gesommeerd om de gebreken te verhelpen, maar zonder resultaat. De eiseres heeft vervolgens derden ingeschakeld om de gebreken te herstellen, wat heeft geleid tot aanzienlijke kosten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechter oordeelde dat de eiseres verantwoordelijk was voor de juiste maatvoering van de liftput en dat de gedaagde erop mocht vertrouwen dat de eiseres dit correct had uitgevoerd. De kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor de gebreken die zich hebben voorgedaan, omdat de eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde in gebreke was gebleven. De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9588345 AC EXPL 21-2967 EAdV/51469
Vonnis van 10 augustus 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. T.A.M. van Alphen, advocaat in Breda,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.m.h.o.d.n.
[handelsnaam] ,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. T. Segers, advocaat in ’s-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 30 november 2021, met 35 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 15 producties;
  • de brief van de griffier waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van 4 april 2022 van de gemachtigde van [eiseres] waarmee aan de kantonrechter toestemming is verzocht voor het voordragen van spreekaantekeningen tijdens de mondelinge behandeling;
  • de brief van 22 april 2022 van de gemachtigde van [eiseres] waarmee aanvullende producties 36 tot en met 41, en een akte houdende vermeerdering van eis, met producties 42 tot en met 44, is ingediend;
  • de brief van 26 april 2022 van de gemachtigde van [handelsnaam] waarmee de akte overlegging aanvullende producties, met productie 16 tot en met 18, is ingediend;
  • de brief van 10 mei 2022 van de gemachtigde van [eiseres] waarmee de kantonrechter wordt bericht dat de vermeerderde vordering wordt gehandhaafd, en de e-mail van 3 mei 2022 van de gemachtigde van [handelsnaam] met bijlage, en de
e-mail van 28 juni 2018 is ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 2 mei 2022 plaatsgevonden in Utrecht. Namens [eiseres] was de heer [A] (algemeen directeur) aanwezig, bijgestaan door mr. Van Alphen. Namens [handelsnaam] was de heer [B] (algemeen directeur) aanwezig, bijgestaan door mr. [C] en mr. Segers. Mrs. Van Alphen en [C] hebben beide ter zitting pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Ook heeft mr. Van Alphen de e-mail van 28 juni 2018 overgelegd. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De rechtsvoorganger van [eiseres] – ‘ [onderneming 1] vof’, hierna: de [onderneming 1] – had onder meer als bedrijfsactiviteit het ontwikkelen, aannemen en realiseren van bouwprojecten. De [onderneming 1] heeft de opdracht van [onderneming 2] B.V. (opdrachtgever) aanvaard tot het verbouwen van een bedrijfspand in [plaats 1] .
2.2.
De [onderneming 1] heeft een offerteaanvraag gedaan bij [handelsnaam] voor het leveren en monteren van een lift (hierna ook wel: het werk) in het bedrijfspand. [handelsnaam] heeft offertes verstrekt op 15 augustus 2018, 3 september 2018 en 28 september 2018. In laatstgenoemde offerte is onder meer het volgende opgenomen:

Betalingscondities(…)
10% Bij opdracht
35% Voor start productie
50% Eén week voor start montage
5% Na montage van de liftinstallatie. (…)
Garantie en onderhoud
De garantietermijn bedraagt 12 maanden na oplevering of afgifte van het garantiecertificaat. De omvang van de levering is inclusief het onderhoud aan de lift gedurende 3 maanden hierna, zulks onder voorwaarde dat [handelsnaam] de lift onderhoudt op basis van een onderhoudscontract. [handelsnaam] is niet aansprakelijk voor garantieclaims indien door derden werkzaamheden aan de lift worden verricht. (…)
DOOR DERDEN TE TREFFEN VOORZIENINGEN(…)
Bouwkundige voorzieningen
Bouwkundige schacht met maatvoering en openingen conform opgave [handelsnaam] (…)
2.3.
In reactie op de toegestuurde offerte van 28 september 2018, heeft [eiseres] op 9 oktober 2018 onder meer het volgende aan [handelsnaam] bericht:

Hierbij wil ik graag definitief opdracht verstrekken voor het vervaardigen, franco leveren van de materialen en compleet monteren en gebruiksklaar opleveren van de lift zoals beschreven in de offerte volgens de bijlage.
Totaalprijs € 45.150,00
Betalingscondities
10% bij opdracht met eigendomsverklaring
35% bij start productie met eigendomsverklaring
50% 1 week voor start montage met eigendomsverklaring
5% bij montage lift gereed en afgifte garantieverklaring (…)
Is dit voor u voldoende om de lift nu definitief in bestelling te nemen?
Ik zal nog zorgdragen voor een schriftelijke opdracht.
2.4.
Naar aanleiding van de e-mail van 9 oktober 2018 heeft [handelsnaam] de offerte aangepast. In de gewijzigde offerte is onder meer het volgende opgenomen:

Betalingscondities
10% Bij opdracht met eigendomsverklaring
35% Voor start productie met eigendomsverklaring
50% Eén week voor start montage met eigendomsverklaring
5% Na montage van de liftinstallatie en afgifte garantieverklaring. (…)
Bij e-mail van 10 oktober 2018 heeft [handelsnaam] aan [eiseres] de opdrachtbevestiging en gewijzigde offerte gestuurd. In deze e-mail is onder meer het volgende opgenomen:

Hierbij versturen wij u de opdrachtbevestiging voor het werk [onderneming 2] te [plaats 1] ter ondertekening.
2.5.
2.5.Op of omstreeks 17 oktober 2018 heeft de [onderneming 1] een ‘overeenkomst van onderaanneming’ opgesteld, die door [handelsnaam] op 26 oktober 2018 is ontvangen. Deze overeenkomst is niet door partijen ondertekend. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

BETALINGSREGELING
De betaling zal geschieden in termijnen, die als volgt worden gefactureerd:
10% Bij opdracht met eigendomsverklaring
35% Voor start productie met eigendomsverklaring
50% Eén week voor start montage met eigendomsverklaring
5% Na montage van de liftinstallatie en afgifte garantieverklaring (…)
AANVAARDING WERKPLEK
U beoordeelt of de ondergrond van het desbetreffende onderdeel geschikt is voor het uitvoeren van uw werkzaamheden c.q. voor het toepassen van uw materialen. Zonder melding vooraf aan onze uitvoerder heeft u bij aanvang van uw werk de ondergrond geaccepteerd als zijnde geschikt voor uw werkzaamheden c.q. toepassing van uw materialen. (…)
VOORWAARDEN
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de ALGEMENE INKOOPVOORWAARDEN van [eiseres] B.V. (…) welke zijn bijgevoegd. U verklaart hierbij deze te hebben ontvangen. Uw algemene leverings- en/of verkoopvoorwaarden worden uitdrukkelijk niet geaccepteerd. (…)
In de ‘ALGEMENE INKOOPVOORWAARDEN’ is onder meer het volgende bepaald:

4.7 Afgekeurde en/of ondeugdelijke leveranties dienen op eerste aanzegging voor rekening van de opdrachtnemer door deze te worden hersteld en/of vervangen en/of te worden verwijderd. Bij ingebreke blijven van opdrachtnemer heeft [eiseres] het recht herstellingen en/of vervangingen en/of verwijdering voor rekening van de opdrachtnemer te doen uitvoeren, zonodig door derden. Kosten terzake mag [eiseres] direct in compensatie brengen. In zodanig geval blijft de opdrachtnemer onverkort aansprakelijk voor eventuele verdere tekortkomingen, alsook kan opdrachtnemer hierop nimmer een beroep doen tot afwering of ontkenning van zijn garantieverplichtingen en dient hij deze garantieverplichtingen onverkort te handhaven en na te komen.
2.6.
Bij brief van 17 oktober 2018 heeft [handelsnaam] onder meer het volgende aan de [onderneming 1] bericht:

Op uw verzoek verstrekken wij u hierbij een eigendomsverklaring ten behoeve van de levering van de lift voor bovengenoemd project. Wanneer voor demontage en levering van de lift is overgegaan tot betaling van onze 1ste, 2de en 3de termijn facturen verklaart [handelsnaam] :
[onderneming 1] V.O.F. tot rechtmatig eigenaar van de lift na betaling van 95% van de aanneemsom € 45.150,-.
2.7.
Bij e-mail van 18 oktober 2018 heeft de heer [D] (werkvoorbereider) namens de [onderneming 1] onder meer het volgende aan [handelsnaam] bericht:

Als zojuist besproken hierbij het verzoek voor gegevens m.b.t. de maatvoering van de lift, zodat wij de schachtput kunnen aanbrengen. Graag ontvang ik gegevens m.b.t.: (…)
-
Grootte putschacht (speling rond schacht, maar ook de diepte) (…)
In reactie heeft [handelsnaam] op diezelfde datum onder meer het volgende aan de [onderneming 1] bericht:

Hierbij een tekening van een ander project met dezelfde lift afmetingen.
De maten die hierop staan zijn strakke maten. (…)
De put dient ook die grootte te krijgen van de externe maat + 50mm met een diepte van 200mm, vlak/waterpas.
2.8.
Op 7 november 2018 is de [onderneming 1] failliet verklaard. Bij brief van 9 november 2018 heeft [eiseres] aan [handelsnaam] toegezegd de verplichtingen van de [onderneming 1] uit hoofde van de gesloten overeenkomst jegens [handelsnaam] na te komen.
2.9.
Op 21 november 2018 heeft [handelsnaam] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Hierbij het teenwerk voor de lift [onderneming 2] .
Alles is eigenlijk al in het voortraject dusdanig voorbereid dat dit alleen te controle is.
Belangrijk is de opvoerhoogte van 4920mm gemeten van peil 0 met een put van 200mm.
2.10.
Op 23 november 2018 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan [handelsnaam] bericht:

Hierbij de nagemeten maten voor de lift bij [onderneming 2] .
Links voor de lift: 4943mm + 200mm = 5143mm
Rechts voor de lift: 4950mm + 200mm = 5150mm.
2.11.
Op diezelfde datum heeft [handelsnaam] de maten van de lift doorgegeven aan de [.] fabrikant van de lift: ‘ [onderneming 3] ’.
2.12.
Op 2 april 2019 heeft [handelsnaam] een garantieverklaring getekend. In deze garantieverklaring is onder meer het volgende opgenomen:

[handelsnaam] te [plaats 2] garandeert tegen de op de ommezijde aangegeven voorwaarden de navolgende door haar geproduceerde en geïnstalleerde liftinstallatie (…)
Deze garantie is 12 maanden geldig indien, en op voorwaarden dat het onderhoud door [handelsnaam] wordt uitgevoerd
1. Binnen de grenzen van de volgende bepalingen verbindt [handelsnaam] zich om de gebreken, die ten tijde van de oplevering reeds aanwezig waren docht eerst binnen zes maanden na de oplevering aan de dag treden, kosteloos te herstellen.
2.13.
Op 2 april 2019 hebben [eiseres] en [handelsnaam] voorts het werk gezamenlijk opgenomen. Tijdens deze opname zijn meerdere restpunten geconstateerd, waaronder het niveauverschil tussen de onderkant van de liftschachtdeuren ten opzichte van de verdiepingsvloeren.
2.14.
Op 15 mei 2019 heeft [handelsnaam] een onderhoudscontract opgemaakt. Dit contract is op 24 mei 2019 aan [eiseres] verzonden, met het verzoek dit contract ondertekend te retourneren. Dit heeft [eiseres] niet gedaan.
2.15.
[eiseres] heeft [handelsnaam] meermaals gesommeerd tot herstel van de vermeende gebreken over te gaan.
2.16.
Op 8 maart 2020 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan [handelsnaam] bericht:

Helaas hebben wij nog geen enkele reactie ontvangen.
Gezien het uitblijven hiervan zijn wij genoodzaakt derden in te gaan schakelen om de gebreken te gaan herstellen.
2.17.
[eiseres] heeft de firma ‘ [onderneming 4] ’ ingeschakeld voor een opname van het werk. Zij heeft een rapport opgemaakt. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:

Beoordeling en Maatregelen
Volgens [handelsnaam] is de liftput onjuist gemaakt en heeft niet de juiste diepte. Er zijn aan [eiseres] geen bouwkundige werktekeningen verstrekt waarin de juiste putmaatvoering is weergegeven. Voorafgaand aan de montage van de lift heeft er door [handelsnaam] geen controlerende maatvoering in het werk plaats gevonden. Doordat [handelsnaam] de putdiepte van 200mm heeft aangehouden zijn de schachtdeurdrempels 10mm te laag geplaatst. De putuitvlakking is aan de ene zijde 210mm en aan de zijd van de cilinderopstelling 195mm. De schachtdeurdrempels zijn niet afgestemd op de vloerniveaus. (…)
Als de platformlift opwaarts wordt gestuurd naar de 1e verdiepingsvloer verloopt de rit als normaal echter als de cabine in de afremzone komt, verloopt het afremmoment erg trillend tot het moment dat de lift tot stilstand komt op de verdieping.
Er zijn meerdere redenen waardoor de platformlift op de 1e verdiepingsniveau trillend tot stilstand komt wat een ongewenst rijgedrag tot gevolg heeft, tw,:
1.
Er zit te weinig hydraulische olie in de olietank va het aggregaat waardoor de plunjer is het laatste deel mogelijk lucht aanzuigt;
Oplossing: de olietank geheel afvullen met overeenkomende hydraulische olie
2.
De manchet die de afdichting vormt tussen cilinder en plunjer is te strak gemonteerd:
Oplossing: het toevoegen van gemengde wrijvingsverbeteraar (slipstick) aan de hydraulische olie ( zie bijlage) waardoor de manchet soepel wordt gemaakt en de plunjer beter glijd.
3.
De cilinder staat te laag op het ondersteuningsjuk waardoor de plunjer in de gedempte aanslag (inwendige eindbuffer welke als beveiliging dient tegen het te ver uitschuiven van de plunjer) komt:
Oplossing: de cilinder hoger opstellen op het ondersteuningsjuk (draagkabels loshalen en opnieuw aanbrengen en de draadeinden nabij de splitspen onderling met elkaar verbinden met een staaldraad.
2.18.
[onderneming 4] heeft vervolgens de firma ‘ [onderneming 5] B.V.’ verzocht een opname van het werk te maken. [onderneming 5] heeft een rapport opgemaakt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

De schachtdeuren van de BG en 1e verdieping staan beiden te laag gesitueerd t.o.v. de afgewerkte vloeren voor de schachttoegangen. Oorzaak blijkt inderdaad een te diepe liftput te zijn. de putdiepte moet volgens de bouwtekening 200mm zijn. Aangezien er nauwelijks een stelmogelijkheid van de schachtdeuren is, is een nauwkeurige plaatsing cruciaal. De putdiepte, gemeten bij de dorpel van de schachtdeur op de BG, bedraagt 217 mm. Men had deze fout tijdens het plaatsen van de schachtconstructie kunnen constateren en de schachtconstructie dmv vulplaten 17mm hoger moeten plaatsen.
Rijcomfort 1
Bij het bereiken van de 1e verdieping trilt de lift erg in de afremzone. Er zijn door [onderneming 4] een drietal mogelijke oorzaken opgesomd.
Te weinig hydraulische olie in het aggregaat waardoor er mogelijk lucht aangezogen wordt; bij opname d.d. 3-9-2020, blijkt dat er voldoende olie in het aggregaat zit. (…)
De manchet van de plunjer zit te strak om de cilinder; Dit is mijns inziens niet het geval, het geluid wordt niet door de plunjer veroorzaakt.
De cilinder staat te laag op het juk; De cilinder stat goed gepositioneerd, indien de uitloop aangepast moet worden dan moeten de draagkabels ingekort worden. Dit is echter allemaal niet aan de orde (…).
Ik heb het volgende geconstateerd, de liftkooi klemt in de leidersloffen, de speermaat is op de bovenste verdieping ook iets kleiner, maar dan hebben we het over maximaal 2 mm verschil. Mijn voorstel is om 1 vulplaat van de leidersloffen boven + onder van 1 zijde van de liftkooi te verwijderen en de geleidingen in te smeren met een smeermiddel. Na dit gedaan te hebben, zal dit geluid hoogstwaarschijnlijk niet meer terugkomen.
Rijcomfort 2
Bij de opname van dd. 30-09-2020 viel op dat de schacht constructie en de liftkooi behoorlijk kraakt, ongeacht op welke positie de lift stond. De volgende zaken komen nu aan het licht:
De schachtconstructie heeft een aantal losse verbindingsstukken waarbij veel bouten los zitten, tevens misen er een aantal hoekbeugels om de schachtconstructie vast te zetten. De missende schachtbeugels moeten alsnog gemonteerd worden en alle losse en missende bouten moeten worden vastgezet. Als de schacht geheel wordt vastgezet zullen de spanningsgeluiden weg zijn.
Het kooiframe wordt aan de bovenzijde vastgehouden door een juk die verstelbaar is naargelang de afmetingen van de liftcabine. Dit juk zit aan weerszijden echter vast met één bout! Origineel moeten aan weerszijden van het juk 6 bouten zitten die de constructie vastzet. Als de constructie goed wordt vastgezet zal ook dit geluid hoogstwaarschijnlijk weg zijn.
2.19.
[handelsnaam] heeft een werkbon van 13 oktober 2020 van de firma ‘ [onderneming 6] ’ overgelegd. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

Uitgevoerde werkzaamheden
Lift trilt in afremzone bij 1e verdieping
En cabine en constructie maken geluid.
Cilinder moet te ver uitkomen waardoor hij bijna op zijn einde zit en daarom een brommend geluid maakt
Kabels dienen korter gemaakt te worden
(1 dag werk met 2 man)
Alle bouten van het frame zitten vast en de kooiconstructie zelf maakt af en toe een tikkend geluid wat niet verholpen kan worden.
2.20.
In opdracht van [eiseres] heeft [onderneming 5] herstelwerkzaamheden aan de lift uitgevoerd. Op 10 december 2020 heeft [onderneming 5] € 10.539,10 (incl. btw) aan [eiseres] gefactureerd. 13 december 2020 heeft [onderneming 4] € 1.965,65 (incl. btw) aan [eiseres] gefactureerd.
2.21.
Op 12 februari 2021 heeft [eiseres] aan [handelsnaam] een factuur van € 22.160,50 (excl. btw) en € 26.814,21 (incl. btw) gestuurd. In de begeleidende brief heeft [eiseres] aangegeven dat deze kosten bij [handelsnaam] in rekening worden gebracht ten gevolge van haar categorische weigering het gebrek op te lossen. Onderdeel van deze factuur zijn de onder randnummer 2.20 genoemde facturen van [onderneming 4] en [onderneming 5] .
2.22.
Tot op heden heeft [handelsnaam] geen bedrag aan [eiseres] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [handelsnaam] te veroordelen:
a. tot betaling aan [eiseres] van:
1. ten hoogste € 25.000,00, bestaande uit:
i. € 24.362,50 aan herstelkosten, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 22.160,50 vanaf 22 februari 2021 tot aan de dag der dagvaarding;
ii. de werkelijk door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, althans een forfaitaire vergoeding van € 1.018,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2. de wettelijke rente over € 22.160,05 en de buitengerechtelijke incassokosten, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de werkelijk door [eiseres] gemaakte proceskosten, althans de proceskosten conform het liquidatietarief, alsmede de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
tot overlegging, in de zin van artikel 843a Rv jo. artikel 843b Rv, van afschriften van alle bescheiden in verband met de aanvraag voor een offerte voor de levering en/of montage van een liftinstallatie ten behoeve van de verbouwing van het bedrijfspand van [onderneming 2] B.V. in [plaats 1] , en afschriften van de schriftelijk verstrekte gegevens op basis waarvan [handelsnaam] de offertes van [handelsnaam] van 15 augustus 2018, 3 september 2018 en van 28 september 2018 heeft opgesteld, binnen tien dagen na een te dezen te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500 per dag voor iedere dag dat [handelsnaam] in strijd handelt met deze veroordeling, met een maximum van € 10.000,00.
3.2.
[eiseres] legt, samengevat weergegeven, aan haar vordering tot schadevergoeding ten grondslag dat [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Enerzijds omdat [handelsnaam] de verplichtingen uit hoofde van de onderaannemingsovereenkomst en de door haar afgegeven garantieverklaring niet is nagekomen en anderzijds omdat [handelsnaam] fouten heeft gemaakt bij montage van de lift en haar contractuele, alsook wettelijke waarschuwingsplicht heeft geschonden.
3.3.
[handelsnaam] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter aan [eiseres] haar vordering zal ontzeggen, althans deze zal afwijzen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
[handelsnaam] stelt zich primair op het standpunt dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en de afgegeven garantie. Mocht er al sprake zijn van enige tekortkoming van haar kant, dan stelt [handelsnaam] zich subsidiair op het standpunt dat zij niet aansprakelijk is, omdat zij haar aansprakelijkheid heeft uitgesloten in haar Algemene Voorwaarden. Meer subsidiair neemt [handelsnaam] het standpunt in dat het door [eiseres] gevorderde schadebedrag onjuist - althans veel te hoog – is. Tot slot doet [handelsnaam] meest subsidiair een beroep op artikel 6:101 BW.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Door welke bepalingen wordt de contractuele relatie van partijen beheerst?

4.1.
Vaststaat dat partijen een overeenkomst hebben gesloten uit hoofde waarvan [handelsnaam] in opdracht van [eiseres] een lift heeft geleverd en gemonteerd. Partijen discussiëren echter over de vraag door welke contractuele bepalingen hun verhouding wordt geregeerd. [eiseres] verwijst naar de inhoud van de onderaannemingsovereenkomst, die de [onderneming 1] op of omstreeks 17 oktober 2018 heeft opgesteld. Volgens [eiseres] staat aan toepasselijkheid niet in de weg dat deze overeenkomst niet door partijen is ondertekend, omdat partijen wel conform de overeenkomst hebben gehandeld. Zo heeft [handelsnaam] bijvoorbeeld overeenstemmend met die overeenkomst eigendomsverklaringen bij de eerste drie termijnfacturen gevoegd. [handelsnaam] betoogt daarentegen dat de inhoud van de offerte van 28 september 2018 leidend is. Volgens haar heeft [eiseres] , bij e-mail van 9 oktober 2018 (vgl. randnummer 2.3) de offerte aanvaard en is daarmee een overeenkomst totstandgekomen. [handelsnaam] stelt verder na ontvangst van de onderaannemingsovereenkomst van de [onderneming 1] meteen telefonisch heeft gereageerd dat alleen de afspraken uit haar offerte onderdeel zijn van de overeenkomst. Dat [handelsnaam] nooit akkoord is gegaan met de inhoud van de onderaannemingsovereenkomst, volgt volgens haar wel degelijk uit de niet-ondertekening. [handelsnaam] betwist verder dat partijen praktisch uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst, nu de identieke betalingsvoorwaarden en eigendomsbepalingen waarnaar [eiseres] in dat verband verwijst ook onderdeel zijn van de – gewijzigde – offerte (vgl. randnummer 2.4). Het ligt volgens [handelsnaam] meer voor de hand dat uitvoering is gegeven aan de inhoud van de offerte, nu zij de onderaannemingsovereenkomst pas op 26 oktober 2018 heeft ontvangen en [handelsnaam] op dat moment al een aanzienlijk deel van de opdracht had uitgevoerd. [eiseres] stelt daartegenover dat in de e-mail van 9 oktober 2018 wellicht definitief opdracht is verstrekt, maar dat daarin een van de offerte van 28 september 2018 afwijkend voorstel voor betalingscondities is gedaan. Ook wordt gesteld dat in deze e-mail namens [eiseres] is aangegeven dat zij zou zorgdragen voor een schriftelijke opdracht, en [eiseres] en nieuw aanbod heeft gedaan.
4.2.
Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [eiseres] dat de e-mail van 9 oktober 2018 niet geldt als aanvaarding omdat [eiseres] hierin afwijkende betalingscondities heeft voorgesteld. Voorts stelt zij dat de onderaannemingsovereenkomst van 17 oktober 2018 heeft te gelden als een nieuw aanbod van [eiseres] . De centrale vraag die voorligt is of de inhoud van de e-mail van 9 oktober 2018 kwalificeert als aanvaarding van het aanbod, zijnde de offerte van 28 september 2018, en met deze eventuele aanvaarding een overeenkomst is totstandgekomen.
4.3.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Bij beantwoording van deze vraag is artikel 6:225 lid 2 BW leidend:

Wijkt een tot aanvaarding strekkend antwoord op een aanbod daarvan slechts op ondergeschikte punten af, dan geldt dit antwoord als aanvaarding en komt de overeenkomst overeenkomstig deze aanvaarding tot stand, tenzij de aanbieder onverwijld bezwaar maakt tegen de verschillen.
De kantonrechter dient dus te beoordelen of de betalingscondities zoals voorgesteld in de e-mail van 9 oktober 2018 (vgl. randnummer 2.3) slechts op
ondergeschikte puntenafwijken van de betalingscondities zoals opgenomen in de offerte van 28 september 2018 (vgl. randnummer 2.2). De vraag of al dan niet sprake is van een afwijking op ondergeschikte punten, is een interpretatiekwestie. Gezichtspunten die hierbij een rol kunnen spelen zijn onder meer de aard van de beoogde overeenkomst, en of nadere bedingen overeenstemmen met wetgeving of gewoonte. De kantonrechter stelt vast dat de voorgestelde betalingscondities afwijken op het punt van de eigendomsverklaring (waar eerst niets over is vermeld) en de afgifte van de garantiebepaling. Partijen hebben zich over de relevantie van die afwijkingen niet uitgelaten. De kantonrechter oordeelt dat het een afwijking op ondergeschikte punten betreft, daar de eigendomsverklaring (vgl. randnummer 2.6) inhoudt dat de eigendom van de lift op [eiseres] overgaat wanneer zij 95% van de totale aanneemsom heeft betaald. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om uit te leggen waarom deze bepaling - mede in het licht van de zogenoemde natrekkingsregel - zo’n relevant verschil kan maken. Daarbij komt dat het hier gaat om een aanvulling op het aanbod van [handelsnaam] op een onderdeel waar partijen kennelijk eerder nog niet over hadden gesproken. De indruk dat het hier gaat om een beperkte toevoeging is daarmee te voor de hand liggend en had door [eiseres] bij haar stellingen betrokken moeten zijn ter ondersteuning van haar slechts impliciete stelling dat er sprake is van een relevante afwijking.
4.4.
Ook als nog niet gesproken zou kunnen worden van een aanvaarding van de offerte van [handelsnaam] als hiervoor bedoeld, is de afwijking van de offerte in de email van [eiseres] bovendien zo geformuleerd dat bij aanvaarding van die afwijking door [handelsnaam] de overeenkomst is tot stand gekomen, zie daarvoor randnummer 2.3 hiervoor;
“Is dit voor u voldoende om de lift nu definitief in bestelling te nemen?”[handelsnaam] heeft de door [eiseres] voorgestelde wijzigingen vrijwel onmiddellijk aanvaard in haar email van 10 oktober 2018.
4.5.
Daarmee is volledige overeenstemming bereikt over de aannemingsovereenkomst op basis van de offerte van [handelsnaam] . Dat [eiseres] in de email van 9 oktober 2018 schrijft dat zij na aanvaarding door [handelsnaam] van de door haar voorgestelde wijzigingen zal zorgdragen voor een schriftelijke opdracht en dat [handelsnaam] nadien in de email van 10 oktober 2018 spreekt over een schriftelijke opdracht ter ondertekening doet aan deze volledige overeenstemming niets af. Er bestond voor geen van partijen nog ruimte om in die schriftelijke opdrachtbevestiging andere afspraken op te nemen zonder nieuwe overeenstemming tussen partijen. Dat dergelijke aanvullende, nieuwe, afspraken zijn gemaakt is gesteld noch gebleken.
4.6.
Over de garantieverklaring kan de kantonrechter kort zijn, omdat [handelsnaam] daarop in haar offerte heeft voorgesorteerd en het de kantonrechter daarom aannemelijk voorkomt dat zij deze verklaring vaker verstrekt (vgl. randnummer 2.2). Kortom: de e-mail van 9 oktober 2018 kwalificeert als (voorwaardelijke) aanvaarding, waardoor partijen de inhoud van de offerte van 28 september 2018 zijn overeengekomen in ieder geval na de e-mail van [handelsnaam] van 10 oktober 2018. Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat met de onderaannemingsovereenkomst van 17 oktober 2018 tussen partijen een nadere overeenkomst is totstandgekomen, heeft zij – gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting door [handelsnaam] – onvoldoende onderbouwd dat [handelsnaam] dit aanbod heeft aanvaard. De contractuele relatie tussen partijen wordt dus beheerst door de inhoud van de offerte.
Garantieverklaring4.7. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de garantieverklaring, vgl. randnummer 2.12. Volgens [eiseres] dient [handelsnaam] , overeenkomstig artikel 6:74 BW, alle schade te vergoeden die [eiseres] door deze tekortkoming heeft geleden. Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [eiseres] dat ongeacht wie aansprakelijk kan worden gehouden voor de vermeende gebreken van de lift, [handelsnaam] op grond van de garantieverklaring is gehouden tot kosteloos herstel. [handelsnaam] betwist deze stelling en voert aan dat [eiseres] geen beroep toekomt op deze garantieverklaring. Onder verwijzing naar de garantieverklaring en de garantiebepaling zoals opgenomen in de offerte van 28 september 2018 (vgl. randnummer 2.2) betoogt [handelsnaam] dat de garantie alleen onder de voorwaarde kan worden ingeroepen dat het (lift)onderhoud door [handelsnaam] wordt verricht. In dit kader wordt betoogd dat [eiseres] nimmer het aan haar gezonden onderhoudscontract ondertekend aan [handelsnaam] heeft geretourneerd (vgl. randnummer 2.14) en [handelsnaam] , ook bij het ontbreken van een contract, niet feitelijk het liftonderhoud verricht. [eiseres] heeft dit standpunt van [handelsnaam] weersproken door te stellen dat haar wel een beroep op de garantie toekomt. Reden hiervoor is dat ingeval de inhoud van de offerte van 28 september 2018 tussen partijen leidend is, zij niet de voorwaarden van de garantieverklaring van 2 april 2019 zijn overeengekomen, omdat deze voorwaarden niet in de offerte zijn genoemd. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat in geval van toepasselijkheid van de offerte, deze inhoud tussen partijen leidend is.
4.8.
Anders dan [eiseres] lijkt te stellen, volgt zowel uit de garantieverklaring, als de garantiebepaling dat hieraan de voorwaarde van (lift)onderhoud door [handelsnaam] is gekoppeld. Als niet weersproken is komen vast te staan dat [eiseres] de door [handelsnaam] toegestuurde onderhoudsverklaring niet heeft getekend en geretourneerd, en [handelsnaam] evenmin feitelijk het liftonderhoud verzorgt. [eiseres] komt dus geen beroep toe op de garantieverklaring of de garantiebepaling. De kantonrechter overweegt voorts dat [eiseres] met haar stelling heeft miskend dat de garantiebepaling in de offerte beperkter is dan de garantieverklaring, omdat in de garantiebepaling aansprakelijkheid van door derden uitgevoerde werkzaamheden is uitgesloten. De kantonrechter volgt [handelsnaam] in haar conclusie dat wanneer de garantiebepaling niet kan worden ingeroepen, van een tekortkoming in de nakoming door [handelsnaam] van de verplichtingen uit deze garantie evenmin sprake kan zijn.
Onderaannemingsovereenkomst
4.9.
Voor zover [eiseres] heeft willen betogen (vgl. punt 52 dagvaarding) dat [handelsnaam] op grond van sec de bepalingen van de onderaannemingsovereenkomst is gehouden tot vergoeding van de herstelkosten, is van belang dat hiervoor is overwogen dat niet de inhoud van de onderaannemingsovereenkomst, maar de inhoud van de offerte tussen partijen heeft te gelden.
Ondeugdelijke werkzaamheden
4.10.
[eiseres] stelt dat [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van de voor haar uit de tussen partijen gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichting om zorg te dragen voor een deugdelijke montage van de lift. De ondeugdelijke uitvoering van de werkzaamheden door [handelsnaam] heeft volgens [eiseres] geresulteerd in drie gebreken, te weten: (i) een niveauverschil tussen de liftschachtdeuren en de verdiepingsvloeren, (ii) het trillen van de lift in de afremzone en (iii) het kraken van de lift. De kantonrechter zal hierna achtereenvolgens beoordelen of [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Niveauverschil liftschachtdeuren en verdiepingsvloeren
4.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door [eiseres] vervaardigde liftput 217mm diep is. [eiseres] stelt dat zij een deugdelijke liftput heeft gerealiseerd die, zij het met toepassing van vulplaten, geschikt was voor de uitvoering van het werk door [handelsnaam] . Bij haar conclusie heeft [handelsnaam] betoogd dat het hoogteverschil tussen de liftschachtdeuren en de verdiepingsvloeren is te wijten aan de onjuiste diepte van de liftput. De lift was besteld, geheel afgestemd op een putmaat van 200mm. [handelsnaam] betoogt dat - omdat de put niet 200mm, maar 217mm diep is - de lift niet op de juiste hoogte stopt, en een niveauverschil bestaat tussen de deuren en de vloer. Ter zitting heeft [eiseres] wel erkend dat de diepte van de liftput ‘iets afweek van de tekeningen van [handelsnaam] ’. Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [eiseres] nog steeds dat niet de liftputdiepte de oorzaak is van het niveauverschil tussen de liftschachtdeuren en de verdiepingsvloeren, omdat zij stelt dat het aan [handelsnaam] was de lift op zodanige wijze te monteren dat deze zou stoppen op de hoogte van de verdiepingsvloeren. Op het punt van de aard van het gebrek kan de kantonrechter kort zijn. Uit de rapportages van [onderneming 4] en [onderneming 5] volgt immers afdoende dat de liftput een onjuiste diepte heeft, waardoor een niveauverschil is ontstaan, vgl. respectievelijk: ‘
doordat [handelsnaam] de putdiepte van 200mm heeft aangehouden zijn de schachtdeurdrempels 10mm te laag geplaatst’,en ‘
De schachtdeuren van de BG en 1e verdieping staan beiden te laag gesitueerd t.o.v. de afgewerkte vloeren voor de schachttoegangen. Oorzaak blijkt inderdaad een te diepte liftput te zijn.’ Daarnaast merkt de kantonrechter op dat [eiseres] niet stelt dat zij sec een deugdelijke liftput heeft gerealiseerd maar dat zij, onder de voorwaarde van bijvoorbeeld het aanbrengen van vulplaten, een liftput heeft gerealiseerd die voldoet. Daarmee lijkt zij wel te erkennen dat de onjuiste diepte van de put aan het niveauverschil ten grondslag ligt. Vast is komen te staan dat de diepte van de liftput de oorzaak is van het gebrek. De vraag die vervolgens opkomt is welke partij voor dit gebrek verantwoordelijk kan worden gehouden: de opdrachtgever of de aannemer.
4.12.
Hiervoor is bepaald dat de inhoud van de offerte van toepassing is op de verhouding tussen partijen. Vaststaat dat [eiseres] zelf verantwoordelijk was voor het vervaardigen van de liftput. Uit de offerte volgt dat de liftput een door een derde te treffen voorziening was. Uit de offerte volgt verder dat moet worden vervaardigd ‘
een bouwkundige schacht met maatvoering en openingen conform opgave [handelsnaam]’ (vgl. randnummer 2.2). De kantonrechter begrijpt de stelling van [eiseres] als volgt dat als de liftputdiepte al de oorzaak zou zijn van het niveauverschil, zij de juiste dieptemaat van de put niet kende, omdat [handelsnaam] haar bijvoorbeeld geen werktekeningen heeft verstrekt. Ook heeft zij gesteld dat zij niet op de hoogte was van de noodzaak van de exacte liftputdiepte van 200mm, omdat in de bouwwereld maattoleranties heel gebruikelijk zijn. De kantonrechter verwerpt dit standpunt en volgt [handelsnaam] in haar betoog dat [eiseres] wel degelijk van deze dieptemaat heeft geweten, gelet op de mailwisseling (met de heer [D] ) waarbij ook tekeningen zijn overgelegd, vgl. randnummer 2.7. Anders dan door [eiseres] gesteld, staat in deze mailwisseling ook duidelijk dat dit ‘strakke’, ook wel precieze, maten betreft (als reactie op de vraag namens [eiseres] naar ‘speling rond de schacht en diepte’) en de put waterpas dient te zijn. Op 21 november 2018 heeft [handelsnaam] nogmaals de dieptemaat aan [eiseres] doorgegeven, vgl. randnummer 2.9 en heeft [eiseres] deze maatvoering bevestigd, vgl. randnummer 2.10. Gelet op de voldoende gemotiveerde betwisting, heeft [eiseres] haar stelling onvoldoende onderbouwd dat zij niet bekend was met de vereiste dieptemaat van 200mm en dat zij uit mocht gaan van toleranties.
4.13.
[eiseres] stelt dat als de liftput al ongeschikt zou zijn geweest voor de uitvoering van de werkzaamheden door [handelsnaam] , [handelsnaam] haar waarschuwingsplicht uit hoofde van artikel 7:754 BW heeft geschonden. Onder verwijzing naar de onderaannemingsovereenkomst, heeft [eiseres] gesteld dat [handelsnaam] de ondergrond, de liftput, met de start van haar werkzaamheden als geschikt heeft geaccepteerd overeenkomstig de niet ondertekende aannemingsovereenkomst, als genoemd in randnummer 2.5 hiervoor. De kantonrechter overweegt dat [eiseres] zich niet op deze overeenkomst kan beroepen omdat hiervoor is overwogen dat niet de onderaannemingsovereenkomst, maar de offerte tussen partijen leidend is.
[eiseres] stelt verder dat [handelsnaam] , op grond van artikel 7:760 lid 2 BW, bij schending van de waarschuwingsplicht, aansprakelijk is voor de gevolgen van de ongeschiktheid van de grond waarop [handelsnaam] het werk heeft laten uitvoeren.
[eiseres] heeft eerst gesteld dat [handelsnaam] de onjuistheid van de grond waarop [eiseres] het werk heeft laten uitvoeren, kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Volgens [eiseres] moet het [handelsnaam] voorafgaand, of in ieder geval tijdens de uitvoering zijn opgevallen dat de liftput in werkelijkheid 217mm diep was. De kantonrechter volgt deze stelling niet, omdat is komen vast te staan dat de put aan de ene kant 195mm, en aan de andere kant 217mm diep was. Dit gebrek in de maatvoering, een verschil van enerzijds 5mm en anderzijds 17mm, is niet zonder meer zichtbaar. Van een kenbaar gebrek is dus geen sprake. Daarnaast is onvoldoende gesteld dat [handelsnaam] het gebrek, bij aanvang van de montage, had behoren te kennen. Omdat de vraag naar de kenbaarheid van het gebrek raakt aan de eventuele onderzoeksplicht van [handelsnaam] , zal de kantonrechter hieronder nog beoordelen in hoeverre op haar deze plicht rust.
Alvorens aandacht wordt besteed aan de onderzoeksplicht, wijdt de kantonrechter nog enkele woorden aan de stelling van [eiseres] dat het op grond van het gebruik, de gewoonte en de maatstaven van goed en deugdelijk werk op de weg van [handelsnaam] lag om voorafgaand aan de uitvoering van haar werkzaamheden zorgvuldig te controleren of zij zonder problemen de schachtconstructie in de liftput zou kunnen plaatsen. Uit het betoog van [handelsnaam] kan worden afgeleid dat zij het met deze stelling niet eens is. De kantonrechter overweegt dat [eiseres] haar stelling op dit punt nader had dienen te onderbouwen.
4.14.
De vraag die rijst is of [handelsnaam] , voorafgaand aan de montage van de lift, de door [eiseres] vervaardigde liftput opnieuw had moeten opmeten om te controleren of de put daadwerkelijk op een diepte van 200mm was gebouwd door [eiseres] . De kantonrechter ziet wel in dat wanneer [handelsnaam] de diepte van de liftput zou hebben nagemeten, het probleem had kunnen worden voorkomen. Maar het is de vraag of van [handelsnaam] mag worden verlangd dat deze een controle uitvoert op de maten van de door [eiseres] vervaardigde liftput. Het aannemen van een onderzoeksplicht met een dergelijke inhoud gaat de kantonrechter – onder deze specifieke omstandigheden – te ver. Het geval wil namelijk dat deze casus speelt tussen twee professionele partijen, die beide aannemer zijn. Voorts staat vast dat [eiseres] [handelsnaam] heeft gevraagd naar de gewenste maatvoering van de door [eiseres] te vervaardigen liftput. [handelsnaam] heeft vervolgens meermaals bij [eiseres] aangegeven welke maatvoering zij wenst en, bovendien dat het strakke maten betreft. [eiseres] heeft vervolgens bevestigd dat bij de bouw rekening zou worden gehouden met een putmaat van 200mm. [handelsnaam] heeft deze maten ook doorgegeven aan de fabrikant van de lift. In dit geval overweegt de kantonrechter dat [handelsnaam] erop mocht vertrouwen dat [eiseres] – een professionele aannemer die het belang van een liftput met juiste maatvoering kan onderkennen – een liftput had aangelegd die voldoet aan de door [handelsnaam] gewenste maatvoering. De kantonrechter wil een in dit geval de vergaande onderzoeksplicht, die zou bestaan uit het controleren van de maatvoering van de liftput, niet aannemen. De kantonrechter oordeelt dat [handelsnaam] niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar waarschuwingsplicht, en op die grond voor haar geen schadevergoedingsplicht bestaat. [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd dat [handelsnaam] een verwijt treft ten aanzien van het niveauverschil tussen de liftschachtdeuren en de verdiepingsvloeren.
Trillen lift in afremzone (‘rijcomfort 1’)
4.15.
[eiseres] heeft geklaagd over het trillen van de lift in de afremzone bij het bereiken van de eerste verdieping. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [eiseres] verwezen naar de rapporten van [onderneming 4] (vgl. randnummer 2.17) en [onderneming 5] (vgl. randnummer 2.18). Overwogen wordt dat de inhoud van bedoelde rapporten elkaar tegenspreekt. [onderneming 4] wijt het trillen aan drie mogelijke oorzaken. Deze genoemde oorzaken worden door [onderneming 5] categorisch betwist. Zij heeft, kort gezegd, geconstateerd dat de oorzaak bestaat in het klemmen van de liftkooi in de leidersloffen. Wat er ook zij van deze niet met elkaar overeenstemmende rapporten en het aanvankelijke verweer van [handelsnaam] dat het trillen veroorzaakt kan zijn door onvoldoende onderhoud, ter zitting heeft [handelsnaam] onweersproken door [eiseres] gesteld dat zij onverplicht een monteur het gebrek heeft laten herstellen en dat nadien het trillen was verholpen. Dat [onderneming 5] nadien nog werkzaamheden heeft moeten verrichten is daarmee niet onderbouwd. De factuur van [onderneming 5] kent ook geen specificatie. De vordering wordt op dit onderdeel als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Kraken van de lift (‘rijcomfort 2’)
4.16.
[eiseres] heeft voorts geklaagd over het vermeende kraken van de lift. Onder verwijzing naar het rapport van [onderneming 5] , stelt [eiseres] dat vanwege veel loszittende en ontbrekende bouten een aantal verbindingsstukken in de schachtconstructie loszaten. Ook heeft zij gesteld dat er bouten ontbreken omdat de verstelbare juk, waarmee het kooiframe aan de bovenzijde wordt vastgehouden, aan weerzijden slechts was vastgezet met één bout in plaats van het gangbare aantal van zes bouten (vgl. randnummer 39 dagvaarding en randnummer 2.18). [handelsnaam] betoogt dat [eiseres] al eerder, bij e-mail van 27 augustus 2019, bij haar heeft geklaagd over het lawaai van de lift. In reactie heeft [handelsnaam] een monteur gestuurd die de geleiders heeft gesmeerd omdat deze droog waren. [handelsnaam] heeft onweersproken betoogd dat hierdoor het geluidsprobleem was verholpen. [handelsnaam] wijt het geluidsprobleem aan een onderhoudsgebrek.
Het bestaan van loszittende en ontbrekende bouten wordt door [handelsnaam] betwist, door te verwijzen naar de werkbon van de monteur die zij heeft gestuurd (vgl. randnummer 2.19). In deze werkbon is verklaard dat alle bouten van het frame vastzitten. [eiseres] heeft de verklaring van de monteur weersproken door te stellen dat met de verklaring dat alle bouten
van het framevastzitten, niet is gezegd dat er geen bouten ontbreken.
Loszittende bouten
4.16.1.
De kantonrechter maakt voor de beoordeling een onderscheid tussen de vermeende loszittende, en ontbrekende bouten. Voor wat betreft de loszittende bouten wordt overwogen dat [handelsnaam] , met het overleggen van de werkbon, voldoende gemotiveerd heeft betwist dat er sprake was van loszittende bouten. Gezien deze betwisting, had het op de weg van [eiseres] gelegen [onderneming 5] te bevragen, en concreet aan te geven, welke bouten loszaten en op welke wijze is vastgesteld dat de bouten loszaten. Denkbaar is namelijk dat het loszitten van de bouten is te wijten aan oorzaken als onderhoudsgebrek. Daarnaast staat evenmin vast dat het vermeende gebrek van de loszittende bouten reeds bij, of kort na, de liftmontage door [handelsnaam] aanwezig was. [eiseres] heeft dus onvoldoende onderbouwd dat [handelsnaam] een verwijt treft van dit vermeende gebrek.
Ontbrekende bouten
4.16.2.
De kantonrechter volgt [eiseres] in haar stelling dat de inhoud van de werkbon de stelling van de ontbrekende bouten niet weerspreekt. Aangenomen zou kunnen worden dat [handelsnaam] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichting tot het aanbrengen van voldoende bouten. Voor het bestaan van wanprestatie, is nodig dat [eiseres] door de handelswijze van [handelsnaam] , schade heeft geleden. Voor wat betreft de ontbrekende bouten, zou de schade hierin kunnen bestaan dat een derde aanvullende bouten heeft moeten aanbrengen, hetgeen kosten met zich zou brengen. Overwogen wordt dat gesteld noch gebleken is dat [eiseres] bouten door een derde heeft laten aanbrengen en, daarmee, dat zij schade heeft geleden. De kantonrechter is reeds om die reden van oordeel dat niet aan de – cumulatieve – voorwaarden van wanprestatie is voldaan. Kortom: [eiseres] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat met de ontbrekende bouten, sprake is van wanprestatie van [handelsnaam] .
4.17.
Hiervoor is overwogen dat er geen sprake is van een gebrekkige montage door [handelsnaam] . Reeds omdat niet is komen vast te staan dat sprake is van afgekeurde en/of ondeugdelijke leveranties door [handelsnaam] , kan de kantonrechter het beroep van [eiseres] op artikel 4.7 van haar Algemene Voorwaarden (vgl. randnummer 2.5) buiten beschouwing laten.
4.18.
Gelet op het voorgaande, oordeelt de kantonrechter dat voor de beoordeling van onderhavige vorderingen in het midden kan blijven wiens set Algemene Voorwaarden van toepassing is op de onderaannemingsovereenkomst. Om deze reden heeft [eiseres] in deze procedure onvoldoende belang bij haar vordering overeenkomstig artikel 843a Rv jo. artikel 843b Rv tot veroordeling van [handelsnaam] tot overlegging van bescheiden in verband met de offerteaanvraag van de [onderneming 1] . Deze vordering heeft namelijk alleen tot doel haar standpunt te staven van toepasselijkheid van haar Voorwaarden. De kantonrechter wijst het onder 3.1 sub b gevorderde af.
4.19.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [handelsnaam] worden begroot op € 996,00 (2 punten à € 498,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2022.