ECLI:NL:RBMNE:2022:393

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/734 en UTR 21/735
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waardes van onroerende zaken; vaststelling te hoge waardes

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, de eigenaar van twee onroerende zaken, en de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]. Eiseres had bezwaar aangetekend tegen de WOZ-waardes die door de gemeente waren vastgesteld voor het belastingjaar 2020. De waardes waren vastgesteld op € 57.000,- voor object 1 en € 169.000,- voor object 2, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiseres stelde dat deze waardes te hoog waren en verwees naar een eerdere procedure waarin de rechtbank de WOZ-waarde voor beide objecten had verlaagd.

Tijdens de digitale zitting op 5 januari 2022 erkende de verweerder dat de WOZ-waardes niet juist waren en stelde nieuwe waardes voor: € 15.750,- voor object 1 en € 47.250,- voor object 2. Eiseres stemde in met deze nieuwe waardes, wat leidde tot overeenstemming tussen partijen. De rechtbank concludeerde dat de beroepen gegrond moesten worden verklaard, en vernietigde de eerdere uitspraken op bezwaar.

De rechtbank bepaalde dat de nieuwe WOZ-waardes moesten worden vastgesteld en dat de aanslagen onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig moesten worden verminderd. Tevens werd bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht van € 720,- diende te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/734 en UTR 21/735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] ., te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P.J. Voorsluijs),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: A.N. van Ravenswaaij).

Procesverloop

In de beschikkingen van 30 april 2020 (biljetnummer [1] ) en 31 oktober 2020 (biljetnummer: [2] ) heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waardes van de volgende onroerende zaken in [plaats] voor het belastingjaar 2020 vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2019:
  • [object 1] (object 1, UTR 21/734) waarde € 57.000,-
  • [object 2] (object 2, UTR 21/735) waarde € 169.000,-
Bij deze beschikkingen heeft verweerder aan eiseres als eigenaar van deze onroerende zaken ook aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij deze waardes als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
Eiseres is tegen de beschikking in bezwaar gegaan. In de uitspraken op bezwaar van 30 december 2020 heeft verweerder het bezwaar met betrekking tot object 1 en het bezwaar met betrekking tot object 2 van eiseres ongegrond verklaard. De WOZ-waarde van object 1 en object 2 zijn hierbij gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 5 januari 2022. De gemachtigde van eiseres en [taxateur] (taxateur van verweerder) hebben deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat de WOZ-waardes van object 1 en object 2 te hoog zijn vastgesteld. Hierbij verwijst eiseres naar de eerdere procedure (UTR 20/1107). In deze procedure heeft de rechtbank de WOZ-waarde voor beide objecten verlaagd. Verweerder heeft op de zitting erkend dat de WOZ-waardes van de objecten niet juist en te hoog zijn vastgesteld. Verweerder heeft op de zitting voor object 1 een WOZ-waarde van € 15.750,- (€ 21,- * 750 m2) en voor object 2 een WOZ-waarde van € 47.250,- (€ 27,- * 1750 m2) voorgesteld. Eiseres heeft op de zitting met deze waardes ingestemd. De rechtbank stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de WOZ-waardes voor het belastingjaar 2020.
2. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
3. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • stelt de waarde van object 1 vast op € 15.750,-;
  • stelt de waarde van object 2 vast op € 47.250,-;
  • vermindert de aanslagen onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 720,- (2 * € 360,-) aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.