In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot machtiging voor het openen van een bankrekening met een BEM-clausule op naam van een minderjarige. Verzoekers, de ouders van de minderjarige, hebben het verzoek ingediend in hun hoedanigheid van ouder en testamentair bewindvoerder. De minderjarige, geboren in 2005, heeft een erfenis van € 42.442,87 ontvangen van zijn overleden erflaatster, mevrouw [A], die bij testament minderjarigenbewind heeft ingesteld over haar afstammelingen.
De verzoekers stelden dat het vermogen van de minderjarige, dat boven de huurtoeslaggrens uitkomt, gevolgen kan hebben voor de huurtoeslag van de gezaghebbende ouder. Ze voerden aan dat het noodzakelijk is om het vermogen van de minderjarige op een bankrekening met een BEM-clausule te plaatsen om te voorkomen dat de Belastingdienst het vermogen meerekent bij de vermogenstoets voor toeslagen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het minderjarigenbewind, dat reeds is ingesteld, voldoende bescherming biedt voor de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige.
De kantonrechter concludeerde dat het niet noodzakelijk is om een bankrekening met een BEM-clausule te openen, aangezien het beheer van het vermogen al onder het minderjarigenbewind valt. Het verzoek werd afgewezen, omdat de bescherming van het vermogen van de minderjarige al gewaarborgd is door het testamentaire bewind.