ECLI:NL:RBMNE:2022:3920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
9974045 MT VERZ 22-3503
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot openen bankrekening met BEM-clausule voor minderjarige in het kader van testamentair bewind

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot machtiging voor het openen van een bankrekening met een BEM-clausule op naam van een minderjarige. Verzoekers, de ouders van de minderjarige, hebben het verzoek ingediend in hun hoedanigheid van ouder en testamentair bewindvoerder. De minderjarige, geboren in 2005, heeft een erfenis van € 42.442,87 ontvangen van zijn overleden erflaatster, mevrouw [A], die bij testament minderjarigenbewind heeft ingesteld over haar afstammelingen.

De verzoekers stelden dat het vermogen van de minderjarige, dat boven de huurtoeslaggrens uitkomt, gevolgen kan hebben voor de huurtoeslag van de gezaghebbende ouder. Ze voerden aan dat het noodzakelijk is om het vermogen van de minderjarige op een bankrekening met een BEM-clausule te plaatsen om te voorkomen dat de Belastingdienst het vermogen meerekent bij de vermogenstoets voor toeslagen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het minderjarigenbewind, dat reeds is ingesteld, voldoende bescherming biedt voor de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige.

De kantonrechter concludeerde dat het niet noodzakelijk is om een bankrekening met een BEM-clausule te openen, aangezien het beheer van het vermogen al onder het minderjarigenbewind valt. Het verzoek werd afgewezen, omdat de bescherming van het vermogen van de minderjarige al gewaarborgd is door het testamentaire bewind.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9974045 MT VERZ 22-3503
Beschikking op een verzoek tot machtiging d.d. 29 september 2022
inzake het verzoek van:
[verzoeker],
wonende [adres 1] ,
[postcode 1] [woonplaats] ,
en
[verzoekster],
Wonende [adres 2] ,
[postcode 2] [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekers.
Het verzoek strekt tot machtiging betreffende het vermogen van:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2005,
wonende te [adres 3] ,
[postcode 3] [woonplaats] ,
verder te noemen: minderjarige.
Verzoekers hebben het verzoek gedaan in zijn hoedanigheid van ouder respectievelijk testamentair bewindvoerder minderjarigenbewind.

1.De procedure

Bij brief van 13 juni 2022 vragen verzoekers de kantonrechter machtiging te verlenen voor het openen van een rekening met een BEM-clausule op naam van de minderjarige.
Op 2 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn verzoekers verschenen.

2.De feiten

2.1
Op [overlijdensdatum] 2020 is te [plaats] overleden mevrouw [A] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 1969, laatst wonende te [plaats] , hierna te noemen erflaatster.
2.2
Blijkens de overgelegde akte van verdeling van de nalatenschap heeft erflaatster bij testament over haar nalatenschap beschikt. Erflaatster heeft in dit testament haar twee afstammelingen, waaronder de minderjarige, tezamen en voor gelijke delen tot haar erfgenamen benoemd.
2.3
Erflaatster heeft in haar testament op grond van artikel 1:253i lid 4 sub c BW minderjarigenbewind ingesteld over de aan haar afstammelingen nagelaten of vermaakte goederen. Tot bewindvoerder is benoemd [verzoekster] voornoemd. Zij heeft de benoeming aanvaard. De nalatenschap is namens de minderjarige beneficiair aanvaard.
2.4
Blijkens de akte van verdeling van de nalatenschap verkrijgt de minderjarige
€ 42.442,87 uit de nalatenschap van erflaatster.

3.De beoordeling

3.1
Verzoekers vragen de kantonrechter machtiging te verlenen voor het openen van een rekening met BEM-clausule op naam van de minderjarige. Zij voeren aan dat door de verkrijging van de minderjarige uit de nalatenschap van erflaatster het vermogen van de gezaghebbende ouder stijgt tot boven de huurtoeslaggrens. Het is de intentie van verzoekers om een verzoek ‘Bijzonder vermogen toeslagen’ in te dienen bij de Belastingdienst. Gesteld wordt dat het hiervoor noodzakelijk is dat het vermogen van de minderjarige op een bankrekening met een BEM-clausule staat.
Verzoekers stellen daarnaast dat indien het vermogen van de minderjarige wordt meegeteld bij het vermogen van de ouder en op grond daarvan de ontvangen huurtoeslag door de Belastingdienst wordt teruggevorderd, de ouder deze terugvordering zal verhalen op het vermogen van de minderjarige.
3.2
Op grond van artikel 1:253k BW geldt dat artikel 1:356 BW van overeenkomstige toepassing is op voornoemd minderjarigenbewind. Op grond van artikel 1:356 lid 1 BW kan de kantonrechter aanwijzingen en machtigingen geven indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk, nuttig of wenselijk acht.
De kantonrechter kan, in dit kader, machtiging verlenen om het vermogen van de minderjarige te laten beheren door gebruik te maken van een bankrekening met een BEM-clausule. Deze BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige.
In onderhavige zaak is door erflaatster bij testament minderjarigenbewind ingesteld over de verkrijging van haar minderjarige afstammelingen. Dit minderjarigenbewind is ingesteld in het belang van de minderjarige. Het beheer over de goederen berust bij de bewindvoerder, dit betreft een afgescheiden vermogen. In beginsel is het minderjarigenbewind voldoende om de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige te beschermen.
3.3
Verzoekers stellen dat bij de vermogenstoets, voor het vaststellen van recht op toeslagen van de Belastingdienst, in beginsel het vermogen van een minderjarige kind wordt meegeteld bij het vermogen van de ouder. Het vermogen van het minderjarige kind kan daardoor van invloed zijn op mogelijkheid van de ouder om aanspraak te kunnen maken op toeslagen, zoals de huurtoeslag.
Bij de Belastingdienst kan, op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Uitvoeringsregeling Awir, een verzoek worden ingediend om het vermogen van een minderjarig kind niet mee te tellen bij het vermogen van de ouder.
In de toelichting bij artikel 9 (Stcrt. 27 december 2005, nr. 251, p. 31) staat daarover het volgende:
"Artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, bevat de bepaling dat bij de vermogenstoets bezittingen buiten aanmerking kunnen blijven die zijn opgekomen van de zijde van een minderjarig kind, en waarover noch de belanghebbende, noch diens partner, noch een medebewoner kan beschikken. Ook het minderjarige kind moet dus niet kunnen beschikken over die bezittingen. Deze bezittingen kunnen bijvoorbeeld staan op een bankrekening waarop een clausule rust dat de ouders er geen beschikking over hebben (bijvoorbeeld tot het moment dat het kind meerderjarig is). Ook kan het gaan om vermogen van minderjarige kinderen waarbij door een rechter goedgekeurd moet worden of van de bezittingen van dat kind kosten mogen worden betaald, de zogeheten BEM-clausules”.
De kantonrechter concludeert dat het, op grond van bovenstaand wetsartikel en de toelichting daarop, niet is vereist dat het vermogen van de minderjarige op een bankrekening met een BEM-clausule staat, maar dat er sprake moet zijn een situatie waarbij noch de minderjarige, noch anderen vrijelijk over dit vermogen kunnen beschikken.
3.4
Het bij testament ingestelde minderjarigenbewind heeft tot gevolg dat noch de minderjarige, noch de ouder kan beschikken over het onder bewind gestelde vermogen. De kantonrechter is van oordeel dat het beheer van het vermogen van de minderjarige op een bankrekening met een BEM-clausule daarom niet is vereist om een verzoek in te kunnen dienen het vermogen van de minderjarige buiten aanmerking te laten blijven.
Nu de vermogensrechtelijke belangen van de minderjarige worden beschermd door het ingestelde minderjarigenbewind is de kantonrechter van oordeel dat het verlenen van een machtiging voor het openen van een bankrekening met een BEM-clausule er op grond van artikel 1:356 lid 1 BW niet noodzakelijk, nuttig of wenselijk is. Het verzoek dient te worden afgewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
 wijst het verzoek af;
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
.