Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van 19 juli 2022, met producties 1 tot en met 11;
- het verweerschrift, tevens voorwaardelijk verzoekschrift met producties 1 tot en met 10;
- de door [verweerster] toegezonden productie 11.
2.De feiten
Naar aanleiding van een melding grensoverschrijdend gedrag, hebben wij vandaag met jou gesproken over het gesignaleerde voorval. Wij hebben jou meegedeeld waaruit de melding bestond, namelijk dat jij een leidinggevende met een niet westerse achtergrond, ernstig beledigde door hem als aap te kwalificeren.
3.Het geschil
9. € 875,- (excl. BTW) voor buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
4.De beoordeling
20 mei 2022 en dat om die reden niet meer wordt toegekomen aan de behandeling van het voorwaardelijk verzoek van [verweerster] .
4 februari 2019 en 9 oktober 2019. Dit betreffen gedateerde waarschuwingen die geen verband houden met de gedragingen op 19 en 20 mei 2022. De waarschuwing van 9 oktober 2019 is door [verzoekster] ook gemotiveerd betwist en lijkt gelet op het door [verweerster] ingebrachte gespreksverslag van 5 november 2019 bovendien te berusten op een miscommunicatie tussen partijen. Ten aanzien van de verzonden Whatsapp berichten geldt dat deze disrespectvol overkomen en kunnen leiden tot onrust op de werkvloer. Dat [verzoekster] (voor haar gevoel) onvoldoende erkenning kreeg voor haar werk, pestgedrag ervaarde op de werkvloer en op 19 mei 2019 een aanvaring had met haar teamleider zijn geen argumenten om dergelijke berichten te verzenden. [verzoekster] had zich hiervan moeten onthouden. Dat wil echter niet zeggen dat het wel versturen van de berichten kwalificeert als een dringende reden. Het zou eerder aanleiding zijn voor een goed gesprek, gevolgd door eventueel een waarschuwing.
5.De beslissing
€ 1.000,- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de opeisbaarheid tot de voldoening;