ECLI:NL:RBMNE:2022:3918

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
10004061 ME VERZ 22-90
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de beoordeling van dringende redenen in arbeidsrelaties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en haar werkgever over een ontslag op staande voet. De werknemer, die sinds 2017 in dienst was, werd op 20 mei 2022 ontslagen na het maken van een ongelukkige opmerking over een collega met een niet-westerse achtergrond. De werkgever stelde dat deze opmerking, samen met eerdere waarschuwingen, een dringende reden vormde voor het ontslag. De werknemer verzocht om vernietiging van het ontslag en om betaling van vergoedingen, waaronder een billijke vergoeding en een transitievergoeding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2022 werd duidelijk dat de werknemer zich had neergelegd bij het einde van haar dienstverband en niet meer terug wilde keren naar de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat de opmerking van de werknemer niet als een dringende reden voor ontslag op staande voet kon worden gekwalificeerd. De kantonrechter concludeerde dat het ontslag onterecht was en dat de werknemer recht had op een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter kende de werknemer een billijke vergoeding van € 1.000,- toe, naast de transitievergoeding van € 3.593,18 en de gefixeerde schadevergoeding van € 2.335,15.

De rechter benadrukte dat het ontslag op staande voet niet alleen niet rechtsgeldig was, maar dat de werkgever ook ernstig verwijtbaar had gehandeld. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak onderstreept het belang van zorgvuldigheid bij ontslagprocedures en de noodzaak voor werkgevers om dringende redenen goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10004061 ME VERZ 22-90 RD/960
Beschikking van 30 september 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E.F.J. van West,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. R.L.G. Odekerken.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 19 juli 2022, met producties 1 tot en met 11;
  • het verweerschrift, tevens voorwaardelijk verzoekschrift met producties 1 tot en met 10;
  • de door [verweerster] toegezonden productie 11.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 september 2022. [verzoekster] is verschenen met mr. Van West. Namens [verweerster] is de heer [A] (operationeel directeur) verschenen met mr. Odekerken. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Van het verdere verloop van de mondelinge behandeling zijn aantekeningen bijgehouden door de griffier.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is 59 jaar oud. Ze is sinds 9 oktober 2017 in dienst van [verweerster] als [functie] .
2.2.
Het loon van [verzoekster] bedraagt € 1.995,85 bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2.3.
In een gesprek met haar teamleider op 19 mei 2022 heeft [verzoekster] gezegd dat de assistent teamleider “staat te springen als een aap”. Deze assistent teamleider heeft een Nigeriaanse achtergrond.
2.4.
Op 20 mei 2022 heeft [verzoekster] in de Whatsapp groep van de werknemers van [verweerster] twee afbeeldingen geplaatst over de rol van een leidinggevende en de kenmerken van een slechte baas.
2.5.
In het gesprek van 20 mei 2022 met de heer [A] is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de brief van 20 mei 2022 heeft [verweerster] het volgende aan [verzoekster] geschreven:

Naar aanleiding van een melding grensoverschrijdend gedrag, hebben wij vandaag met jou gesproken over het gesignaleerde voorval. Wij hebben jou meegedeeld waaruit de melding bestond, namelijk dat jij een leidinggevende met een niet westerse achtergrond, ernstig beledigde door hem als aap te kwalificeren.
Nog voor wij vandaag met jou in gesprek konden gaan, zijn er whatsapp berichten opgedoken die de situatie en jouw grensoverschrijdend gedrag verergerde.
Tijdens ons gesprek, hebben wij jou gevraagd jouw kant van het verhaal te vertellen. Jij gaf aan dat jouw leidinggevende niet op een juiste manier communiceert dat alles wat jij zegt niet gehoord wordt door de teamleider. Daarbij kom je met vele voorbeelden hoe jij het ervaren hebt. Toch beschuldigd jij de teamleider van de gehele situatie en conflictjes die steeds op de werkvloer dan plaats zouden vinden tussen jou en diverse werknemers en teamleiders.
Op mijn vraag naar de opmerking over de assistent teamleider “zie hem daar nu springen als een aap” heb jij bevestigt dat jij dit inderdaad zo gezegd hebt in het bijzijn van de teamleider (ook deze komt uit Ghana) en een andere collega met een niet westerse afkomst. Jij geeft weliswaar aan dat dit spreekwoordelijk bedoeld is en niet discriminerend, maar de collega’s hebben het weldegelijk als beledigend hebben opgevat.
Over de gestuurde whatsapp berichten geeft je aan dat jij deze inderdaad verzonden hebt. Je wilde duidelijk maken dat jij het niet eens bent met de manier van leidinggeven. Wij hebben aangegeven dat dit niet de juiste wijze van communiceren eis en dat dit ook onacceptabel is.
Tevens aangegeven dat iedereen een goede werkrelatie heeft met de teamleider en assistent teamleider en de enige die problemen heeft dat jij dat is. Hierbij hebben wij jou verteld dat we daar meerdere malen mondeling met elkaar (met TL, (ass) BL en [verzoekster (voornaam)] apart) over gesproken hebben. Tevens hebben wij dit ook met het hele team klassikaal op de werkvloer besproken en dat samenwerking cruciaal is voor een juiste en veilige werkomgeving. Desalniettemin ben jij met het beschadigen en beledigen van teamleiders doorgegaan.
Dit voorval staat niet op zichzelf. Jij hebt al meerdere waarschuwingen gekregen, ook heel specifiek over het beledigen en het ondermijnen van het gezag van teamleden en bedrijfsleiding. In de vorige gesprekken waarbij de waarschuwingen zijn gegeven, is aangegeven dat een volgende misdraging zou kunnen leiden tot ontslag op staande voet.
Wij zijn van mening dat het huidige gedrag van dien aard is, dat jouw gedrag onder geen beding toelaatbaar is. Daar komt bij dat er ook in de media veel aandacht is voor grensoverschrijdend gedrag zodat jij kunt en moet weten dat jij met dergelijke opmerkingen te ver bent gegaan. Van ons kan dan ook niet in alle redelijkheid verwacht worden dat wij de arbeidsovereenkomst kunnen voortzetten. Met andere woorden, wij hebben jou al tijdens het gesprek aangegeven ontslag op staande voet te overwegen hetgeen wij nu ook, na ampel beraad, bekrachtigen.”

3.Het geschil

Het verzoek
3.1.
[verzoekster] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
1. het gegeven ontslag op staande voet op 20 mei 2022 te vernietigen;
2. te gelasten dat [verzoekster] te werk gesteld wordt in haar bedongen functie van
[functie] met alle daarbij behorende taken binnen uiterlijk twee dagen na datum van deze beschikking op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of deel daarvan als [verweerster] ook na de betekening van deze beschikking in gebreke blijft aan een veroordeling te voldoen;
3. [verweerster] te veroordelen tot betaling, binnen twee dagen na deze beschikking, aan [verzoekster] van € 1.995,85 bruto per vier weken, te vermeerderen met de vakantietoeslag en overige emolumenten, alsmede al het overige dat [verweerster] uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, over en na 20 mei 2022, zolang de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig geëindigd is, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW vanaf de dag van opeisbaarheid van iedere termijn en vermeerderd met de verhogingen waarop op grond van de wet en/of (collectieve) arbeidsovereenkomst aanspraak bestaat.
4. te gelasten dat [verweerster] zal overgaan tot rehabilitatie van [verzoekster] door plaatsing van een bericht op de mededelingenborden of het intranet van [verweerster] met de tekst zoals genoemd in onderdeel 33 van het verzoekschrift.
Subsidiair[verweerster] te veroordelen aan [verzoekster] te betalen:
5. een billijke vergoeding van € 56.043,60 bruto, te betalen onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
6. een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren conform artikel 7:672 lid 11 BW, zijnde een bedrag van € 2.335,15 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
7. de transitievergoeding van € 3.593,18 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
Meer subsidiair
voor het geval de arbeidsovereenkomst is geëindigd door het ontslag op staande voet:
8. [verweerster] te veroordelen aan [verzoekster] te betalen de transitievergoeding van € 3.593,18 bruto;
Primair, subsidiair en meer subsidiair
[verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoekster] van:
9. € 875,- (excl. BTW) voor buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten;
10. de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
11. de proceskosten.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoeken ten grondslag dat er geen dringende reden was om haar op staande voet te ontslaan. Ook is het ontslag op staande voet volgens haar niet onverwijld gegeven. Mocht het ontslag op staande voet wel geldig zijn, dan is geen sprake van ernstige verwijtbaarheid.
Het verweer
3.3.
[verweerster] voert verweer. Zij betoogt dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven. Er was volgens haar sprake van een dringende reden die onverwijld is medegedeeld aan [verzoekster] . [verweerster] concludeert daarom tot afwijzing van de verzoeken van [verzoekster] en veroordeling van haar in de proceskosten en nakosten;
Het voorwaardelijk tegenverzoek
3.4.
[verweerster] verzoekt, voor zover het ontslag op staande voet wordt vernietigd om:
A. de arbeidsovereenkomst op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden;
B. als gevolg van het verwijtbaar handelen geen transitievergoeding toe te kennen;
C. een eventuele vergoeding te beperken tot de wettelijke transitievergoeding en andere vergoedingen niet toe te kennen;
D. [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.5.
[verweerster] voert aan als het ontslag op staande voet vernietigd wordt er op grond van artikel 7:669 lid 1 onder e en g BW aanleiding is de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
3.6.
[verzoekster] voert verweer.

4.De beoordeling

‘Switch’
4.1.
[verzoekster] heeft op de mondelinge behandeling gezegd inmiddels nieuw werk te hebben gevonden en niet meer terug te willen keren naar [verweerster] . De primaire verzoeken tot vernietiging van het ontslag op staande voet, de wedertewerkstelling en de doorbetaling van loon heeft zij daardoor laten vallen en is ‘geswitcht’ naar de aanvankelijk subsidiair verzochte vergoedingen.
4.2.
Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op
20 mei 2022 en dat om die reden niet meer wordt toegekomen aan de behandeling van het voorwaardelijk verzoek van [verweerster] .
Dringende reden
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
4.4.
Volgens de regels van de wet is een ontslag op staande voet alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk zijn de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Ook moet onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld aan de werknemer worden medegedeeld. Onverwijld wil zeggen: direct of zo snel mogelijk.
4.5.
De door de werkgever aan het ontslag ten grondslag gelegde en aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden fixeert de omvang van het debat tussen partijen, omdat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben genoodzaakt tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De werknemer moet zich immers na de mededeling kunnen beraden of hij de opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt.
4.6.
[verweerster] heeft toegelicht dat het ontslag op staande voet mondeling op 20 mei 2022 is gegeven, waarna de brief van 20 mei 2022 aan [verzoekster] is verstrekt. Uit de ontslagbrief blijkt dat de gebeurtenissen op 19 en 20 mei 2022 aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd. Verder is in de ontslagbrief nog melding gemaakt van waarschuwingen uit het verleden, specifiek over het beledigen en ondermijnen van gezag van collega’s en leidinggevenden. Deze redenen fixeren de ontslaggrond. Zo ziet [verweerster] dat zelf ook. Ze heeft op de mondelinge behandeling namelijk gezegd dat mondeling geen andere redenen zijn medegedeeld aan [verzoekster] dan genoemd zijn in de ontslagbrief en dat de overige door haar in het verweerschrift genoemde gebeurtenissen vanaf 2019 zijn aangevoerd ter onderbouwing van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Deze gebeurtenissen blijven bij de beoordeling van het ontslag op staande voet dus buiten beschouwing.
4.7.
Tussen partijen staat vast dat [verzoekster] op 19 mei 2022 aan de teamleider (met een niet westerse achtergrond) gezegd heeft dat de assistent teamleider (met een niet westerse achtergrond) “rondspringt als een aap” en dat zij die opmerking heeft herhaald toen ze hierop werd aangesproken door [verweerster] in het gesprek op 20 mei 2022. Ook staat niet ter discussie dat [verzoekster] op 20 mei 2022 in de Whatsapp groep van de werknemers van [verweerster] twee afbeeldingen geplaatst heeft over de rol van een leidinggevende en de kenmerken van een slechte baas.
4.8.
[verzoekster] en haar collega’s, waaronder de meewerkend assistent teamleider, werken in een grote fabriekshal. De producten van [verweerster] ( [.] , [..] en [...] ) liggen op een lopende band. [verzoekster] en haar collega’s moeten deze producten tijdig van de lopende band pakken en in kratten doen, welke tot acht meter hoog gestapeld worden. De werknemers moeten de lopende banden in de gaten houden en zorgen dat de productie geen vertraging oploopt. [verzoekster] en haar collega’s bewegen zich daarom snel voort van de ene naar de andere lopende band. [verzoekster] heeft toegelicht dat zij dit door haar leeftijd soms lastig vindt. Op 19 mei 2022 verplaatste de leidinggevende van [verzoekster] kratten die [verzoekster] nodig had voor het vervoeren van producten. Daardoor moest [verzoekster] nog grotere afstanden afleggen tussen het begin- en eindpunt van de productlijn. Toen ze hierover klaagde bij haar teamleider, zei hij haar dat ze mocht vertrekken als het haar niet beviel. Ook zei hij dat [verzoekster] de assistent-teamleider zou behandelen “als een hond”. Daarvan nam [verzoekster] afstand, maar haakte daar wel op in door op te merken dat de assistent-teamleider moest rondspringen als een aap. Dit heeft [verzoekster] herhaald toen ze hierop werd aangesproken op 20 mei 2022.
4.9.
In de brief van (de gemachtigde van) [verzoekster] van 7 juni, in het verzoekschrift en op de mondelinge behandeling heeft [verzoekster] gezegd dat ze zich kan voorstellen dat haar opmerking over de assistent-teamleider anders is overgekomen dan ze had bedoeld. Wat ze bedoeld had was dat de assistent-teamleider door het verplaatsen van de kratten door de teamleider, net als zijzelf, gedwongen werd om van de ene naar de andere band te springen “als een aap” terwijl ze de kratten vasthield. Tegen de achtergrond van de hiervoor geschetste omstandigheden, vormt deze uitspraak hoe discriminerend en/of kwetsend een en ander op zichzelf genomen ook kan zijn overgekomen, naar het oordeel van de kantonrechter geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. [verzoekster] heeft de assistent geen aap genoemd, maar de gevolgen van de werkdruk omschreven aan de hand van een ongelukkige beeldspraak. Dat [verzoekster] deze uitspraak heeft herhaald tegen haar teamleider maakt dit niet anders.
4.10.
Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.6. is vermeld zijn aan het ontslag op staande voet nog twee andere redenen ten grondslag gelegd. Namelijk (1) het verzenden van twee Whatsapp berichten in de groepsapp van de werknemers van [verweerster] en (2) de eerdere waarschuwingen aan [verzoekster] voor het beledigen en ondermijnen van gezag. Niet vermeld is in de ontslagbrief dat de genoemde redenen ieder voor zich het ontslag op staande voet kunnen dragen. [verweerster] heeft ook niet aangevoerd dat dit mondeling aan [verzoekster] zou zijn gezegd. Omdat de uitlating over de assistent-teamleider niet kwalificeert als dringende reden, zou daarom kunnen worden betoogd dat alleen hierom al geen sprake is van een geldig ontslag op staande voet. Door [verweerster] is ook niet aangevoerd dat het voor [verzoekster] onmiddellijk duidelijk had moeten zijn dat ook als zij slechts één enkele van de medegedeelde redenen zou hebben gehad, er ook ontslag op staande voet zou zijn gevolgd.
4.11.
Zelfs echter als [verweerster] dat wel had aangevoerd hadden deze redenen niet tot een geldig ontslag op staande voet geleid. Ten aanzien van de eerdere waarschuwingen bleek op de mondelinge behandeling dat hiermee de schriftelijke waarschuwingen zijn bedoeld van
4 februari 2019 en 9 oktober 2019. Dit betreffen gedateerde waarschuwingen die geen verband houden met de gedragingen op 19 en 20 mei 2022. De waarschuwing van 9 oktober 2019 is door [verzoekster] ook gemotiveerd betwist en lijkt gelet op het door [verweerster] ingebrachte gespreksverslag van 5 november 2019 bovendien te berusten op een miscommunicatie tussen partijen. Ten aanzien van de verzonden Whatsapp berichten geldt dat deze disrespectvol overkomen en kunnen leiden tot onrust op de werkvloer. Dat [verzoekster] (voor haar gevoel) onvoldoende erkenning kreeg voor haar werk, pestgedrag ervaarde op de werkvloer en op 19 mei 2019 een aanvaring had met haar teamleider zijn geen argumenten om dergelijke berichten te verzenden. [verzoekster] had zich hiervan moeten onthouden. Dat wil echter niet zeggen dat het wel versturen van de berichten kwalificeert als een dringende reden. Het zou eerder aanleiding zijn voor een goed gesprek, gevolgd door eventueel een waarschuwing.
4.12.
Gelet op het voorgaande is van een dringende reden voor ontslag op staande voet geen sprake. Aan de beoordeling van de vraag of sprake is van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet wordt daarom niet meer toegekomen.
Financiële consequenties
4.13.
Omdat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven, heeft [verweerster] de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] onregelmatig opgezegd. [verzoekster] heeft daardoor recht op de gefixeerde schadevergoeding uit artikel 7:672 lid 11 BW. [verzoekster] gaat voor de berekening van de gefixeerde schadevergoeding uit van een opzegtermijn van een maand en berekent de gefixeerde schadevergoeding, inclusief vakantietoeslag, op € 2.335,15 bruto. [verweerster] heeft deze berekening niet weersproken. De kantonrechter zal dit bedrag dan ook toewijzen.
4.14.
Van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoekster] is geen sprake. Zij heeft in verband met het einde van haar arbeidsovereenkomst daarom recht op een transitievergoeding. Zij heeft deze vergoeding berekend op € 3.593,18 bruto. [verweerster] heeft deze berekening niet weersproken. De kantonrechter zal dit bedrag daarom toewijzen.
4.15.
Omdat is vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoekster] om een billijke vergoeding toe te kennen worden toegewezen. Ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding geldt dat de kantonrechter rekening moet
houden met alle omstandigheden van het geval. Uiteindelijk gaat het erom dat de [verzoekster] wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat [verweerster] kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.16.
[verzoekster] heeft zich neergelegd bij het einde van de arbeidsovereenkomst per 20 mei 2022. Als ze dit niet had gedaan dan was het maar de vraag geweest hoe lang [verzoekster] nog gewerkt zou hebben voor [verweerster] . Zij zelf heeft aangevoerd dat het werk haar, door haar leeftijd, fysiek steeds zwaarder viel. Ook mentaal was het belastend door de gespannen verhouding met de teamleider en assistent teamleider. Haar collega’s ervaarden met [verzoekster] ook een gespannen arbeidsverhouding, gelet op de verklaringen die zij hebben afgelegd. Het is daarom ook niet ondenkbeeldig dat als [verweerster] [verzoekster] niet op staande voet had ontslagen maar een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had ingediend, een kantonrechter de arbeidsovereenkomst had ontbonden. Zoals hiervoor overwogen is wellicht geen sprake van een dringende reden of van ernstig verwijtbaar handelen, maar zijn de uitlatingen die [verzoekster] op 19 en 20 mei 2022 heeft gedaan haar wel verwijtbaar. Voorstelbaar is daarom dat een eventueel verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst was toegewezen zonder toekenning van een billijke vergoeding. Verder speelt een rol dat [verzoekster] inmiddels (sinds half juli) een andere baan heeft aanvaard waarin zij (nagenoeg) hetzelfde verdiend als bij [verweerster] . Tenslotte is relevant dat [verzoekster] een transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding toegewezen heeft gekregen. Dit compenseert haar voor een groot deel. Los van het voorgaande geldt wel dat [verzoekster] - die alleenstaande is – bijna twee maanden zonder inkomsten heeft gezeten, terwijl ze verklaard heeft geen spaargelden te hebben. Dit heeft haar veel stress bezorgd zei ze op de mondelinge behandeling. Alles tegen elkaar afwegend is de kantonrechter van oordeel dat [verweerster] aan [verzoekster] een billijke vergoeding van € 1.000,- moet betalen ter compensatie voor het ernstige verwijt dat [verweerster] gemaakt moet worden van het onterechte ontslag op staande voet.
4.17.
[verzoekster] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat [verzoekster] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief van € 812,41. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Niet is gesteld of gebleken dat deze kosten al door of namens [verzoekster] zijn voldaan, als gevolg waarvan renteschade is ontstaan.
4.18.
De gevorderde rente, de verstrekking van een bruto/netto specificatie en de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring zijn voor het overige als onweersproken toewijsbaar.
4.19.
Omdat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door [verzoekster] onterecht op staande voet te ontslaan, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 1.440,00 (bestaande uit € 693,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerster] aan [verzoekster] te betalen een billijke vergoeding van
€ 1.000,- bruto, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de opeisbaarheid tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [verweerster] aan [verzoekster] een gefixeerde schadevergoeding van
€ 2.335,15 bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de opeisbaarheid tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [verweerster] aan [verzoekster] een transitievergoeding van € 3.593,18 bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf de opeisbaarheid tot de voldoening;
5.4.
veroordeelt [verweerster] van de onder 5.1, 5.2 en 5.3 genoemde bedragen een bruto/netto specificatie te verstrekken aan [verzoekster] ;
5.5.
veroordeelt [verweerster] aan [verzoekster] € 812,41 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
5.6.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verzoekster] , tot deze beschikking begroot op € 1.440,00;
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2022.