ECLI:NL:RBMNE:2022:3911

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
16.077321.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsfraude door verzwegen inkomsten uit online handel

Op 30 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bijstandsfraude. De rechtbank legde een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op. De verdachte, geboren in 1968 en woonachtig in Hilversum, heeft in de periode van 18 maart 2015 tot en met 26 mei 2021 samen met een medeverdachte bijstandsfraude gepleegd door verzwegen inkomsten uit online handel. De officier van justitie, mr. D.P.L. ter Laak, heeft de vordering ingediend en de verdachte heeft tijdens de zitting erkend dat hij minder handel heeft gedreven dan de officier van justitie stelde. De rechtbank oordeelde echter dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte en zijn medeverdachte hebben gedurende zes jaar online goederen verhandeld zonder deze inkomsten te melden aan de gemeente Hilversum, wat resulteerde in een benadelingsbedrag van € 86.084,88. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de noodzaak om de sociale voorzieningen te beschermen. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van € 12.458,- verbeurd, aangezien dit als inkomsten uit verzwegen handel werd beschouwd. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.077321.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 18 maart 2015 tot en met 26 mei 2021 te Hilversum, samen met een ander, bijstandsfraude heeft gepleegd door geen opgave te doen van genoten inkomsten door middel van handel en van het verkrijgen van een auto en een groot bedrag aan contant geld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte bekent het tenlastegelegde, maar voert aan dat hij minder handel heeft gedreven dan de officier van justitie stelt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Verdachte en zijn medeverdachte hebben, terwijl zij een bijstandsuitkering ontvingen, gedurende een periode van ruim zes jaar online gehandeld in verschillende goederen, kleding en schoenen. De opbrengst van deze online handel hebben zij nooit aan de gemeente Hilversum gemeld. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, gedurende de gehele tenlastegelegde periode, het grootste deel van de online handel verzorgde. Medeverdachte [medeverdachte] was van deze handel op de hoogte en zij heeft er volop van meegeprofiteerd, zo volgt uit haar verklaring. Bovendien heeft zij zelf ook online handel gedreven via de accounts ‘ [account 1] ’ en ‘ [account 2] ’, en hebben klanten ook op haar bankrekening betalingen geboekt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft door aldus te handelen een essentiële bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde feit. Haar verklaring, afgelegd bij de sociale recherche, dat zij de omvang van de handel niet kende zal de rechtbank passeren, nu het haar moet zijn opgevallen dat vanuit de echtelijke woning een grote en voortdurende stroom goederen werd verhandeld. Tenslotte stond de verzwegen auto op haar naam en heeft zij er gebruik van gemaakt. Nu verdachte en medeverdachte [medeverdachte] de uitkering gezamenlijk hebben aangevraagd, en zij dus beiden verplicht waren de benodigde gegevens te verschaffen, oordeelt de rechtbank dat medeplegen is bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 18 maart 2015 tot en met 26 mei 2021 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, telkens wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een bijstandsuitkering krachtens die Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers hebben zij, verdachte, en zijn mededader telkens niet aan de Sociale Dienst en de gemeente Hilversum schriftelijk gemeld dat in die periode:
- hij en zijn mededader door middel van handel in en verkoop van kleding en schoenen en tassen en overige goederen inkomsten hebben genoten en
- hun vermogen en bezittingen waren toegenomen, althans gewijzigd, door het verkrijgen van beschikkingsmacht over een auto (merk Renault Captur) en een groot bedrag aan contant geld
.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode, samen met zijn echtgenote, schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude, door opzettelijk geen melding te maken van inkomsten die zij genoten uit handel in kleding, schoenen en andere goederen. Daarnaast heeft hij, in strijd met de wettelijke verplichting, niet opgegeven dat hij kon beschikken over een groot bedrag aan contant geld en een auto. Verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van het stelsel van sociale zekerheid zoals dat in Nederland geldt. Een uitkering is bedoeld om de mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij gedurende een lange periode bewust misbruik heeft gemaakt van de sociale voorzieningen, waarbij sprake is van een fors benadelingsbedrag, te weten € 86.084,88.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 augustus 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een vergelijkbaar strafbaar feit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de ter zitting toegelichte persoonlijke omstandigheden van verdachte en medeverdachte, waaronder de omstandigheid dat zij het benadelingsbedrag moeten terugbetalen aan de gemeente en daartoe op hun uitkering worden gekort.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS die zien op fraudezaken en bij een benadelingbedrag gelegen tussen € 70.000,- en € 125.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden aangeven, of een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie doet recht aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. De rechtbank zal daarom een taakstraf voor de duur van 160 uur opleggen, te vervangen door 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Nu uit het dossier en de behandeling ter zitting volgt dat verdachte degene is geweest bij wie het initiatief tot het overgrote deel van de verzwegen handel heeft gelegen, acht de rechtbank in zijn geval de voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk als stok achter de deur om hem ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen.

9.BESLAG

9.1.
De vordering van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen contante geldbedrag á € 12.458,- verbeurd te verklaren, nu dit inkomsten uit verzwegen handel betreft. Met het vonnis kan de verdachte naar de gemeente gaan, waarbij verzocht kan worden dat bedrag in mindering te brengen op de betalingsregeling.
9.2
Het standpunt van de verdachteDe verdachte heeft aangevoerd dat het aangetroffen contante geld niet afkomstig is uit handel, maar uit vroegere werkzaamheden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag á € 12.458,- verbeurd verklaren, nu aannemelijk is dat dit inkomsten uit verzwegen handel betreft. Verdachte heeft immers verklaard dat het grootste deel van de handel contant werd afgerekend. De rechtbank heeft nota genomen van de mededeling van de officier van justitie dat de verdachte aan de gemeente kan verzoeken dit bedrag in mindering te brengen op de betalingsregeling.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
-verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
-verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
-verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
-verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging van straf
-veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 geldbedrag ter hoogte van € 12.458,- (190016).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Valk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 september 2022.
mrs. Terporten-Hop, Groeneveld en Valk zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 maart 2015 tot en met 26 mei 2021 te Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 lid 1 van de Participatiewet, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een (bijstands)uitkering krachtens die Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) niet aan de Sociale Dienst en/of de gemeente Hilversum (schriftelijk) gemeld dat in die periode:
- hij en/of zijn mededader(s) door middel van handel in en/of verkoop van kleding en/of
schoenen en/of tassen en/of (overige) goederen inkomsten heeft/hebben genoten en/of
- zijn/hun vermogen en/of bezittingen was/waren toegenomen, althans gewijzigd, door het
verkrijgen van beschikkingsmacht over een auto (merk Renault Captur) en/of een (groot) bedrag aan contant geld.