ECLI:NL:RBMNE:2022:391
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de waarde van de woning was vastgesteld op € 352.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van circa € 300.000,-. De heffingsambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde en voerde aan dat de waarde was bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij referentiewoningen in de buurt waren vergeleken.
Tijdens de digitale zitting op 5 januari 2022 werd de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de taxateur van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de referentiewoningen, die in dezelfde buurt waren gelegen, goed bruikbaar waren voor de waardebepaling. Eiser's argumenten dat de referentiewoningen meer waard waren en dat andere woningen niet waren meegenomen, werden door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op de waardepeildatum aannemelijk had gemaakt en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.