ECLI:NL:RBMNE:2022:3902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
543905 / HA RK 22-182
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de rechter in civiele procedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. D.C.P.M. Straver. Het wrakingsverzoek werd ingediend door verzoekster, die stelde dat de rechter zich ten onrechte bevoegd achtte om te oordelen in haar zaak, terwijl zij van mening was dat de notaris bevoegd was. Verzoekster had eerder al een wrakingsverzoek ingediend, maar was daarin niet-ontvankelijk verklaard. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 2 september 2022 waren zowel verzoekster als de gewraakte rechter niet aanwezig, evenals een andere belanghebbende.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het betwisten van de bevoegdheid van de rechter op zichzelf geen grond voor wraking kan opleveren. De wrakingskamer benadrukte dat de onpartijdigheid van de rechter moet worden aangetoond door feiten of omstandigheden die een gerechtvaardigd vermoeden van partijdigheid kunnen onderbouwen. In dit geval was er geen sprake van zodanige feiten of omstandigheden die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten.

De wrakingskamer heeft daarom verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en bepaald dat de procedure met zaaknummer 9931309 UC EXPL 22-4049 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 543905 / HA RK 22-182
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
16 september 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek gericht tegen mr. D.C.P.M. Straver;
- de reactie op het wrakingsverzoek van mr. D.C.P.M. Straver.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 2 september 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster en de gewraakte rechter niet verschenen. Belanghebbende [A] is evenmin verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. D.C.P.M. Straver als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9931309 UC EXPL 22-4049.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de rechter zich kennelijk bevoegd acht in deze zaak in plaats van de notaris te oordelen, terwijl de rechter niet bevoegd is te oordelen in deze zaak. Verzoekster verwijst naar haar eerste wrakingsverzoek dat zij hierover heeft ingediend. In dat verzoek werd de rechtbank gewraakt, omdat de rechtbank de naam van de gewraakte rechter geheim hield. Verzoekster is in dat verzoek door de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster stelt thans dat de rechter door zichzelf bevoegd te achten misbruik van recht maakt.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het volgende standpunt. De zaak van verzoekster staat op 14 december 2022 bij haar ingepland. Zij heeft zich nog geen oordeel kunnen vormen over een bevoegdheids- of onafhankelijkheidsvraag waar het wrakingsverzoek op gebaseerd lijkt te zijn. Een eventuele procesrechtelijke onwelgevallige beslissing is bovendien geen reden voor wraking, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Verzoekster heeft in deze zaak op 5 juli 2022 een eerste wrakingsverzoek ingediend. Dat verzoek was gericht tegen de rechter van de rolzitting waarop de zaak van verzoekster zou worden behandeld. Op dit wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer al een beslissing genomen. De wrakingskamer zal dat verzoek dan ook niet in haar beoordeling betrekken.
3.4.
Verzoekster wraakt de rechter, omdat zij niet bevoegd zou zijn in de onderliggende zaak. De vraag naar de bevoegdheid van de rechter ziet niet op enig handelen of nalaten van de rechter. Het betwisten van de bevoegdheid van de rechter kan dan ook geen grond voor wraking opleveren. De wrakingskamer zal verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 9931309 UC EXPL 22-4049 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. A.M. Crouwel als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2022.
de griffier de jongste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.