ECLI:NL:RBMNE:2022:3897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
16-256092-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging door middel van valse sleutels met overschrijding van redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2022, is verdachte beschuldigd van diefstal in vereniging door middel van valse sleutels. De tenlastelegging betreft het stelen van poststukken uit brievenbussen in de periode van 4 tot en met 24 april 2017 in verschillende gemeenten, waaronder IJsselstein en Lopik. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken vastgesteld dat verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij het legen van brievenbussen met een valse sleutel. Tijdens de terechtzitting op 9 september 2022 heeft de officier van justitie, mr. A. Dam, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.C. Vingerling, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie als wettig en overtuigend beoordeeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat verdachte niet bij alle diefstallen aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, wat leidt tot een taakstraf van 40 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze partij schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-256092-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 4 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein en/of Lopik en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, en/of Breukelen en/of Zeist in vereniging poststukken heeft gestolen uit brievenbussen door middel van een valse sleutel.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het dossier is gebleken dat een getuige twee personen ziet rijden, uitstappen, de brievenbus legen en er dan vandoor gaan. Tijdens de daarop volgende aanhouding was verdachte één van de inzittenden. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat facturen die gepost waren in de brievenbus waarbij verdachte is aangehouden zijn vervalst en dat het rekeningnummer van verdachte is gebruikt op die vervalste facturen. Verdachte geeft aan dat hij de brievenbussen leegde voor een ander, een medewerker van [bedrijf 3] , om geld te verdienen. Het verhaal van de verdachte acht de officier van justitie niet geloofwaardig gelet op bovenstaande.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, omdat op basis van het dossier niet gezegd kan worden dat het verhaal van verdachte niet klopt. Dat verdachte eerder is staande gehouden in een huurauto terwijl hij poststukken vervoerde en zijn rekeningnummer op één van de vervalste facturen staat, verandert dit niet. Verdachte had geen oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening, omdat hij maar tijdelijk in bezit was van de poststukken en ze daarna afgaf aan een ander. Subsidiair bepleit de raadsman dat de ten laste gelegde periode niet geheel bewezen kan worden verklaard, omdat verdachte niet bij ieder moment dat de brievenbussen werden geleegd aanwezig geweest is. Op 24 april 2017 zou verdachte wel aanwezig zijn geweest, maar dat verdachte aanwezig zou zijn geweest op 4 april 2017 kan niet worden bewezen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het legen van de brievenbussen vaker heeft gedaan. Gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] kan gesteld worden dat dit één week eerder was, dus op 18 of 19 april 2017, maar niet op 4 april 2017.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewezenverklaring
De aangifte door [bedrijf 3]
Op dinsdag 11 april 2017 meldde de heer [A] bij [bedrijf 3] dat een brievenbus van [bedrijf 3] vermoedelijk door onbevoegden werd geleegd. De heer [A] is eigenaar van [bedrijf 1] IJsselstein, gevestigd op de [straat 1] te IJsselstein, zijn zaak is gesitueerd tegenover de brievenbus van [bedrijf 3] . Inzittenden van een personenauto van het merk Peugeot, type 208, kleur oranje, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , zouden de brievenbus geleegd hebben. De heer [A] had gezien dat de brievenbus middels een daarvoor bestemd rek was geleegd. De inzittenden van de personenauto betroffen een vrouw en een man. De vrouw was de bestuurder van de personenauto en de man zat als bijrijder in de personenauto. De heer [A] zou verder hebben gezien dat de brievenbus op dinsdag 18 april 2017, omstreeks 14.30 uur, opnieuw door inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208, kleur oranje voorzien van het kenteken [kenteken 1] was geleegd. De inzittenden betroffen drie personen waaronder mogelijk de man en de vrouw van de eerdere melding van 11 april 2017, alsmede een andere man. Volgens de heer [A] waren de twee mannen en vrouw licht getint. Op 19 april 2017, rond 15:30 uur, had de heer [A] wederom gezien dat de brievenbus werd geleegd door de inzittenden van de personenauto van het merk Peugeot, type 208, kleur oranje, voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Toen heeft de heer [A] gezien dat de vrouw de brievenbus leegde en dat er een man in de personenauto zat. De brievenbus is eigendom van [bedrijf 3] . De brievenbus kan slechts worden geopend met een daartoe bestemde sleutel, voorzien van het nummer [nummer 1] . [2]
Proces-verbaal over het aantreffen van de auto en aanhouding verdachten
Op maandag 24 april 2017 op de [straat 2] ter hoogte van perceel [nummer 2] zagen wij de genoemde Kia Picanto, voorzien van kenteken [kenteken 2] , geparkeerd staan. Wij zagen dat er vier personen in de personenauto zaten. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan. Dit bleek later [medeverdachte] te zijn. Ik vroeg vervolgens of ze de kofferbak wilde openmaken. Ik zag dat een bijrijder vervolgens uit stapte en de kofferbak opende. De bijrijder bleek later te zijn [verdachte] . Ik zag dat er poststukken in de kofferbak lagen. De poststukken lagen in een zogenoemde lichtingszak. Ik zag achter de bestuurdersstoel meerdere poststukken liggen. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zagen dat er twee personen ter plaatse kwamen. Ze stelden zich voor als bedrijfsrechercheurs van [bedrijf 3] . Ik, [verbalisant 1] , heb vervolgens aan [medeverdachte] gevraagd of ze in het bezit was van de brievenbus sleutel. Ik zag dat ze vervolgens vanuit het middenconsole twee sleutels aan mij overhandigde. Ik vroeg vervolgens aan de [bedrijf 3] rechercheurs of dit brievenbus sleutels betroffen. Ik hoorde hen zeggen dat het een brievenbus sleutel betrof. [3]
Proces-verbaal over het onderzoek aan de auto
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat er in de kofferbak een zogenaamde lichtingszak lag. Ik zag dat deze lichtingszak vol gefrankeerde poststukken zat. Nadat de verdachten waren overgebracht heb ik, [verbalisant 3] , het voertuig onderzocht. Behalve de poststukken in de achterbak trof ik in de achterzijde van de bestuurdersstoel ook nog een aantal gefrankeerde poststukken aan. Tijdens het controleren van de poststukken zag ik dat er een tweetal poststukken waren geopend. [4]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting
Ik heb in de ten laste gelegde periode brievenbussen geleegd. Ik heb dit een aantal keren samen gedaan met medeverdachte [medeverdachte] . Ik heb het niet meer dan tien keer gedaan. [5]
Bewijsoverweging
Verdachte is op 24 april 2017 omstreeks 13:00 uur aangehouden nadat hij met medeverdachte [medeverdachte] net een brievenbus had geleegd. Beide waren niet in dienst van [bedrijf 3] . Tijdens de aanhouding zijn er meerdere poststukken aangetroffen in de auto, waarvan sommige poststukken al geopend waren. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de brievenbussen leegde voor [B] , die voor [bedrijf 3] werkte, en dat hij hier €50 per keer voor kreeg. Hij deed een route en op de route kwam hij [B] dan tegen en overhandigde hem dan de poststukken. Dit verhaal is echter niet verifieerbaar en daarnaast ongeloofwaardig. Een bedrag van €50 per keer ontvangen voor het enkel legen van brievenbussen op een route is een hoog bedrag, ervan uitgaande dat die [B] er ook voordeel van moet hebben. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat de brievenbussen na 17:00 uur worden geleegd. Verdachte en zijn medeverdachte leegden de brievenbussen op andere, eerdere tijdstippen, op de dag, zonder dat ze daarvoor een afdoende verklaring kunnen geven.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen het ten laste gelegde feit heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meer tijdstippen in de periode van 11 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit één of meerdere brievenbussen heeft weggenomen meerdere poststukken, in elk geval enig goed, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen poststukken onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen sleutel, althans een sleutel tot welk gebruik verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren, die brievenbussen te openen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht dat artikel 9a Sr wordt toegepast, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is sinds het ten laste gelegde feit niet meer in aanraking geweest met politie en justitie, wat laat zien dat een voorwaardelijke straf niet noodzakelijk is. Subsidiair verzoekt de verdediging dat er een taakstraf wordt opgelegd waarvan de duur het voorarrest niet overschrijdt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) schuldig gemaakt aan een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers door misbruik te maken van hetgeen zij in goede bedoeling en goed vertrouwen met [bedrijf 3] wilden versturen. Verdachte heeft zich namelijk gedurende een periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit de brievenbus van [bedrijf 3] door middel van valse sleutels. Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van sleutels van [bedrijf 3] om de brievenbussen te openen en te legen. Door het handelen van verdachte is het vertrouwen van de slachtoffers in [bedrijf 3] geschaad. Met zijn handelen heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor de privacy van anderen. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 29 juli 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels een opleiding heeft afgerond en fulltime als woonbegeleider voor asielzoekers werkt. Verdachte woont op zichzelf, heeft geen schulden noch verslavingen.
8.3.3
Conclusie
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, kan er volgens de rechtbank niet worden volstaan met toepassing van artikel 9a Sr. De rechtbank merkt op dat het inmiddels goed gaat met verdachte en ziet hierdoor geen aanleiding voor het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf. In beginsel zou de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uur opleggen. De rechtbank constateert echter dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en houdt hier rekening mee in de strafoplegging. De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf ook rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde is veroordeeld. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegend komt de rechtbank tot oplegging van een taakstraf voor de duur van 40 uren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd waarbij geldt dat 1 dag gelijk staat aan 2 uren taakstraf.

9.BENADEELDE PARTIJ

[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.447,50 bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt dat de vordering wordt afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2] afwijzen, omdat niet is gebleken dat zij als gevolg van het tenlastegelegde rechtstreekse schade hebben geleden. Het is immers de klant van [bedrijf 2] die schade heeft geleden door de vervalste factuur te betalen, niet [bedrijf 2] zelf. De klant is nog steeds verplicht om de factuur aan [bedrijf 2] te betalen, en had de daardoor geleden schade kunnen verhalen op verdachte. Kennelijk heeft [bedrijf 2] ervoor gekozen om de klant de factuur niet meer te innen. Hoe begrijpelijk dat wellicht ook is uit het oogpunt van klantvriendelijkheid, daardoor ontstaat geen vorderingsrecht van [bedrijf 2] op verdachte.
Nu de vordering van de benadeelde wordt afgewezen, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [bedrijf 2] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en M.M.F.A. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Venema, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2022.
Mr. Smits is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2017 tot en met 24 april 2017 te IJsselstein en/of Lopik en/of Loenen aan de Vecht, gemeente Stichtse Vecht, en/of Breukelen en/of Zeist, in elk geval in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit één of meerdere brievenbussen heeft weggenomen één of meerdere poststukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] en/of [C] en [bedrijf 4] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6] en/of één of meerdere tot op heden onbekend gebleven personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen poststukken onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel vaneen valse sleutel, door met een onrechtmatig verkregen sleutel, althans een sleutel tot welk gebruik verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd waren, die brievenbussen te openen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte eindproces-verbaal met nummer PL0900-2017390031 van 19 december 2019, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 179. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 20 april 2017, p. 11.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2017, p. 14-15.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2017, p. 17.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 september 2022.