ECLI:NL:RBMNE:2022:3892

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
28 september 2022
Zaaknummer
16-143359-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel in het kader van jeugdcriminaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 2002. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, waaronder het meewerken aan ambulante behandeling en het zich niet onttrekken aan toezicht. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot tenuitvoerlegging proportioneel is, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling in een instelling met duidelijke kaders. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, met de hoop dat dit de motivatie van de veroordeelde niet zal ondermijnen en dat hij zal meewerken aan de noodzakelijke behandeling en begeleiding. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de adviezen van deskundigen en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-143359-20 (vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke PIJ-maatregel)
Beslissing op grond van artikel 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 15 juli 2022
op de vordering van de officier van justitie tot ten uitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats 1] ,
thans verblijvende in [locatie] ,
hierna: [veroordeelde] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- een gewaarmerkt extract van het vonnis van deze rechtbank van 12 februari 2021 waarbij [veroordeelde] onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde
• wordt verplicht zich onder individuele (Topzorg) behandeling van De Waag of soortgelijke instelling te stellen;
• meewerkt aan het opstellen van een plan en de gemaakte afspraken binnen één jaar ITB
Harde Kern;
• meewerkt aan het vinden van een structurele dag- en vrijetijdsbesteding en hier volgens
(les)rooster heen gaat;
• meewerkt aan aanvullende hulpverlening wanneer de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
• zich ter controle van het elektronische toezicht (conform een nader op te stellen plan) zal stellen zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
• op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ;
• op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] en zich evenmin zal bevinden in de woonplaats van [A] , te weten: [woonplaats 2] en waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden Nederland te Utrecht (hierna: SAVE) opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de meerderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • de mededeling van het vonnis op 12 mei 2021;
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 25 mei 2022 die strekt tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel;
  • het reclasseringsadvies van SAVE van 9 maart 2022, opgemaakt door S. Hafsi, reclasseringswerker;
  • de afsluitende rapportage van De Waag van 9 maart 2022, opgemaakt door D. Winkelman, regiebehandelaar en A. Kramer, uitvoerend behandelaar;
  • het aanvullend advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 23 juni 2022, opgemaakt door F.J. Lantain, raadsonderzoeker.
  • Een aanvullende brief van 8 juli 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming ten behoeve van de TUL zitting van 1 juli 2022, opgemaakt door F.J. Lantain, raadsonderzoeker.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van 10 mei 2022.
Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. F. Rethmeier;
  • [veroordeelde] ;
  • de raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht ;
  • de moeder van [veroordeelde] ;
  • de heer S. Hafsi, reclasseringswerker.
De rechtbank was na het onderzoek ter zitting van oordeel dat zij meer informatie nodig had om na te denken over
alternatieven. Er was meer onderzoek nodig naar eventuele oplossingen voor de onderhavige
situatie. Ook moest informatie komen over de vraag of er mogelijk nog een doorstart van ambulante of eventueel klinische behandeling en andere reclasseringsbegeleiding, via bijvoorbeeld de William Schrikker Groep, plaats kan vinden. Daarnaast kon worden gekeken naar (andere) begeleide woonvormen voor [veroordeelde] . De rechtbank heeft daarom het onderzoek geschorst tot de zitting van 1 juli 2022 met opdracht aan de officier van justitie om een nader advies door de Raad te laten opmaken.
Op 1 juli 2022 is het onderzoek hervat. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie mr. F. Rethmeier;
  • [veroordeelde] ;
  • de raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht ;
  • de moeder van [veroordeelde] ;
  • de heer S. Hafsi, reclasseringswerker;
  • mevrouw C.P. Annoff, raadsmedewerker;
  • mevrouw [medewerker instelling] , medewerker bij de William Schrikker Stichting
Naar aanleiding van deze zitting is besproken dat het beschikbare advies van de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende volledig was. Daarom is gelegenheid gegeven om voor de beoogde sluiting van het onderzoek op 15 juli 2022 nog nadere rapportage door de Raad voor de Kinderbescherming te laten toevoegen. Op 8 juli 2022 is een aanvullende brief van de Raad voor de Kinderbescherming naar aanleiding van nader onderzoek binnengekomen. Hierop hebben zowel de officier van justitie als de advocaat van [veroordeelde] schriftelijk gereageerd.
Op 15 juli 2022 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten en direct uitspraak gedaan.

3.De rapportages en de toelichtingen daarop

De Waag
In de afsluitrapportage van De Waag van 9 maart 2022 wordt weergegeven dat [veroordeelde] op 28 februari 2022 zelf heeft aangegeven dat hij niet verder wil met de behandeling en geen doorstartgesprek meer wil. Daardoor is er volgens de Waag onvoldoende basis voor ambulante hulpverlening.
Samen Veilig Midden-Nederland
In het advies van Samen Veilig Midden-Nederland van 9 maart 2022 wordt weergegeven dat [veroordeelde] heeft voldaan aan de algemene voorwaarde door geen nieuw strafbaar feit te plegen en gedeeltelijk aan de bijzondere voorwaarden heeft voldaan door zich aan het elektronisch toezicht te houden, structurele vrijetijdsbesteding te vinden en mee te werken aan het opstellen van een plan voor ITB harde kern en zich te houden aan de daarin gemaakte afspraken. Ook de contact- en locatieverboden heeft [veroordeelde] , op één (niet teruggemelde) vergissing na, niet overtreden.
Sinds januari 2022 stelt [veroordeelde] zich echter niet meer begeleidbaar op en toont hij onvoldoende inzet. Ook heeft [veroordeelde] zelf aangegeven dat hij geen contact meer wil met de jeugdreclassering noch de rest van de hulpverlening. De behandeling bij De Waag is daarom beëindigd. Sinds begin maart 2022, toen zijn moeder werd opgenomen in Altrecht, is [veroordeelde] agressief, onbeschoft en dreigend naar hulpverleners. Sinds een incident met politie van 31 december 2021 is de jeugdreclassering niet meer toegekomen aan de begeleiding en het toezicht van [veroordeelde] maar is bezig geweest met de zorg voor [veroordeelde] en zijn moeder. Het recidiverisico wordt als zeer hoog ingeschat. [veroordeelde] is zeer bezorgd om zijn moeder en wil haar beschermen, maar doet dat op een manier die voor anderen zeer bedreigend is. Omdat de jeugdreclasseerder zich zo op de zorg heeft moeten richten en [veroordeelde] zich niet meer begeleidbaar opstelt, wordt geconcludeerd dat de jeugdreclasseringsmaatregel niet tot optimale resultaten heeft geleid en dat een andere aanpak nodig is voordat het te laat is. SAVE adviseert dan ook om zo snel mogelijk de voorwaardelijke PIJ-maatregel om te zetten in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, om [veroordeelde] zo de behandeling te kunnen geven die hij nodig heeft.
De heer S. Hafsi, reclasseringswerker, is op de zittingen als deskundige gehoord. Op de terechtzitting van 1 juli 2022 heeft hij verklaard dat het advies vanuit SAVE ongewijzigd blijft en dat de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer zou moeten worden gelegd. Het is volgens hem belangrijk dat [veroordeelde] duidelijkheid krijgt en dat de behandeling binnen het kader van de PIJ zo snel mogelijk wordt gestart. Hij is bereid [veroordeelde] te helpen bij het vinden van een begeleide woonplek op het moment dat [veroordeelde] kan uitstromen.
De Raad
Naar aanleiding van de zitting op 10 mei 2022 heeft de Raad een aanvullend advies uitgebracht over de mogelijkheid tot opname en behandeling in de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) in plaats van de ten uitvoerlegging van de PIJ-maatregel. In dit aanvullend adviesrapport van 23 juni 2022 wordt weergegeven dat [veroordeelde] ’s IQ te hoog is om in aanmerking te komen voor behandeling bij de WSS. Ook is gekeken of SAVE interventies heeft nagelaten die nog kunnen worden ingezet, maar ook dit bleek niet het geval. Er worden geen mogelijkheden meer gezien om [veroordeelde] ambulant te behandelen. De problematiek van [veroordeelde] is hardnekkig en fors en langdurige hulpverlening waar [veroordeelde] zich niet aan kan onttrekken is aangewezen in het belang van de ontwikkeling van [veroordeelde] . Gelet op de ernst van de gepleegde strafbare feiten, de noodzaak van de behandeling en de veiligheid van [veroordeelde] en anderen, ziet de Raad voor de Kinderbescherming geen andere mogelijkheid en adviseert om de voorwaardelijke PIJ-maatregel om te zetten in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Mevrouw C.P. Annoff, raadsmedewerker, is op 1 juli 2022 ter zitting als deskundige gehoord en heeft verklaard dat, gelet op de vraagstelling van de rechtbank, het onderzoek dat na de zitting van 10 mei 2022 is gedaan door de Raad voor de Kinderbescherming wellicht te beperkt is geweest. Op zitting is de optie van een klinische opname bij de Catamaran aan de orde gekomen. Omdat de Raad van de Kinderbescherming enkel advies heeft uitgebracht over de mogelijkheid tot behandeling bij de WSS, is ter zitting afgesproken dat de Raad alsnog onderzoek doet naar de mogelijkheid van een klinische opname bij de Catamaran en aan de hand daarvan binnen een week na de zitting een nieuw advies wordt uitgebracht, en met de officier van justitie en de raadsman is afgesproken dat zij vervolgens schriftelijk hun standpunt zouden geven.
Op 8 juli 2022 heeft de Raad bij brief laten weten dat de casus anoniem is ingebracht bij de Catamaran (d.d. 6 juli 2022). Het dossier van [veroordeelde] mag naar de Catamaran verstuurd worden, maar het is de vraag of hij uiteindelijk door de definitieve screening komt. Mogelijk is het (ook) een contra-indicatie dat SAVE en de WSS geen mogelijkheden (meer) zien om [veroordeelde] te begeleiden. Wanneer het dossier van [veroordeelde] verstuurd wordt naar de Catamaran, zal het een paar weken duren voordat duidelijk wordt of [veroordeelde] op intakegesprek mag/kan komen. Op 7 juli 2022 heeft de Raad ook het Leger des Heils nog gebeld om te vragen naar de mogelijkheden van begeleiding. Zij hebben op dit moment geen ruimte en hebben te maken met een wachtlijst voor jeugdreclasseringszaken.
De Raad blijft van mening dat het het meest aangewezen is om de voorwaardelijke PIJ-maatregel van [veroordeelde] om te zetten naar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De Raad is van mening dat [veroordeelde] al meerdere kansen heeft gehad die tot onvoldoende resultaat hebben geleid. Er wordt een patroon bij [veroordeelde] gezien dat hij heel graag wil, maar dat het hem tot op heden niet/onvoldoende lukt om zich aan de gemaakte afspraken te houden waarbij de behandeling onvoldoende van de grond komt. De behandeling wordt, gezien de ernst en hoeveelheid van de gepleegde feiten en het gegeven dat [veroordeelde] zijn eigen veiligheid en die van anderen in gevaar kan brengen, door de Raad als noodzakelijk geacht. De Raad is (met SAVE) van mening dat het stellen van nieuwe voorwaarden een gepasseerd station is. Naar de mening van de Raad moet aan [veroordeelde] duidelijkheid gegeven worden in die zin dat aan zijn gedrag (waaronder meermalen het schenden van voorwaarden en het zich onttrekken aan toezicht) de consequenties zitten die aan hem zijn voorgelegd. Het is van belang dat de behandeling nu doorgang gaat vinden en dat hij niet wederom de mogelijkheid krijgt om zich daaraan te kunnen onttrekken. [veroordeelde] is inmiddels 20 jaar en de Raad acht het noodzakelijk dat deze maatregel op pedagogische grondslag wordt ingezet alvorens hij uitsluitend via het volwassenen strafrecht kan worden berecht. Het recidiverisico blijft zonder behandeling onverminderd hoog.
Daarnaast ziet de Raad klinische opname (zoals door de raadsman voorgesteld) niet als haalbaar als er geen G.I. is die (nog) mogelijkheden zien om [veroordeelde] te begeleiden. Ook tijdens een klinische opname (mocht [veroordeelde] door de screening komen), zal er toezicht/begeleiding uitgevoerd moeten worden en toegezien moeten worden op de opgelegde voorwaarden. En zal [veroordeelde] begeleid moeten worden bij een eventuele uitstroom.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot ten uitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Naar aanleiding van de aanvullende brief van de Raad heeft de officier van justitie laten weten dat zij persisteert bij haar eerder ingenomen standpunt. De behandeldoelen zijn onvoldoende van de grond gekomen. Ook een klinische opname dient plaats te vinden binnen een reclasseringstoezicht. SAVE bevestigt nogmaals dat zij geen ruimte ziet invulling aan een toezicht te geven, nog los van de vraag of een klinische plaatsing tot de mogelijkheden behoort. De kans dat [veroordeelde] terecht kan op een klinische plek schat de officier van justitie daarnaast, gelet op hetgeen daarover in de brief staat, niet als erg groot in. Het subsidiaire standpunt is om de zaak nogmaals aan te houden zodat een eventuele intake kan plaatsvinden, waarbij wordt benadrukt dat hiermee, zeker in de zomerperiode, de nodige tijd gemoeid zal zijn terwijl de kans van slagen in haar optiek gering is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat [veroordeelde] behandeling nodig heeft en dit zelf ook wil, maar dat de ambulante behandeling telkens stukloopt door (problemen in) de huisvesting. Daarnaast is de raadsman van mening dat het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te beperkt is en er nader onderzoek moet worden verricht naar bijvoorbeeld klinische opname in de Catamaran. De PIJ-maatregel is een laatste redmiddel en moet ook op die manier worden toegepast. De verdediging verzoekt dat de vordering van de officier van justitie wordt afgewezen en dat de bijzondere voorwaarde met betrekking tot ambulante behandeling en/of klinische opname wordt toegevoegd. [veroordeelde] zou dan tijdelijk bij zijn moeder moeten verblijven totdat hij begeleid kan wonen.
Naar aanleiding van de aanvullende brief van de Raad is en blijft het standpunt van de verdediging dat een doorstart van de ambulante behandeling zou moeten plaatsvinden. De bijzondere voorwaarden zouden kunnen worden aangevuld met de verplichting om medewerking te verlenen aan een begeleid wonen-project dan wel een KTC. Ter overbrugging kan [veroordeelde] dan (zeer) tijdelijk terugkeren naar moeder. Hoewel dit niet ideaal is, is een langer verblijf binnen de JJI dat ook niet. Zoals reeds op de zittingen aangegeven was de thuissituatie na zijn detentie geen goede basis voor de uitvoering van de bijzondere voorwaarden.
De problematiek van [veroordeelde] , maar in het bijzonder ook die van zijn moeder, werden naar mening van de verdediging onderschat (nog naast een aantal andere factoren zoals de ‘ valse start’ met zijn behandelaar van De Waag i.v.m. diens coronabesmetting en daarnaast het incident met de politie op oudjaarsavond) en is onvoldoende ingezet op een traject waarbij [veroordeelde] ergens anders kon wonen en vandaaruit begeleid/behandeld kon worden. De doorgebrachte tijd in de JJI kan in dit geval gezien worden als een lange time-out en een laatste waarschuwing aan [veroordeelde] dat hij er alles aan moet doen wat in zijn macht ligt om de begeleiding/behandeling tot een succes te maken.

5.Het oordeel van de rechtbank

Aan [veroordeelde] is, naast een straf, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde adviezen en wat ter zitting is besproken, volgt dat [veroordeelde] zich niet aan alle bijzondere voorwaarden heeft gehouden, namelijk het meewerken aan ambulante behandeling, het begeleidbaar opstellen richting jeugdreclassering en zich niet onttrekken aan het toezicht.
Dit betekent dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde PIJ-maatregel in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat tenuitvoerlegging proportioneel en subsidiair is. [veroordeelde] is ondanks de inspanningen van de jeugdreclassering onvoldoende in staat gebleken om zijn motivatie voor ambulante behandeling vast te houden en onmachtig gebleken zich begeleidbaar op te blijven stellen in het ambulante kader. De rechtbank ziet dan ook op dit moment geen concrete (en op korte termijn haalbare) mogelijkheden tot een doorstart van de ambulante behandeling, zoals de verdediging heeft verzocht.
De deskundigen hebben duidelijk gemaakt dat [veroordeelde] nog altijd behandeling nodig heeft, dat dit in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet te realiseren is en dat er, mede gelet op het feit dat dat SAVE en de WSS geen mogelijkheden (meer) zien om [veroordeelde] te begeleiden, geen reële alternatieven voor de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zijn. Gezien de problematiek van [veroordeelde] , het hoge recidiverisico en zijn leeftijd acht de rechtbank het van belang dat hij snel de noodzakelijk geachte behandeling geboden krijgt in een instelling met strakke en duidelijke kaders.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel dient te worden toegewezen. De rechtbank acht deze maatregel in het belang van [veroordeelde] en in het belang van de veiligheid van de maatschappij. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
De rechtbank begrijpt dat dit niet de beslissing is die [veroordeelde] wenst, maar hoopt dat dit niet in de weg zal staan aan zijn motivatie om mee te werken aan de (vervolg)behandeling en trajecten van begeleiding.
Daarnaast heeft zijn jeugdreclasseerder op de laatste zitting, ten overstaan van [veroordeelde] en de rechtbank, aangegeven als casemanager te zullen kijken naar uitstroommogelijkheden en/of andere vervolgstappen.

6.De beslissing

De rechtbank wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging en gelast dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel, te weten de maatregel Plaatsing in een Instelling voor Jeugdigen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. N.M.H. van Ek en P.M. Leijten, (kinder)rechters, bijgestaan door mr. I.J.A. Barends als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 15 juli 2022.