ECLI:NL:RBMNE:2022:389
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing daarvan
Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiseres, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 was vastgesteld op € 218.000,-. Eiseres stelde dat de waarde lager moest zijn, namelijk circa € 194.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 5 januari 2022, waar zowel eiseres als de taxateur van de verweerder aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer is, bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode. De heffingsambtenaar diende aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix, die door de verweerder was overgelegd, voldoende onderbouwing bood voor de vastgestelde waarde. De referentiewoningen waren goed vergelijkbaar en de rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Eiseres had verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder de onjuiste berekening van de bruto inhoud van de woning en de stelling dat de woning koopgarant was, wat een waardedrukkende werking zou hebben. De rechtbank verwierp deze gronden en oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.