ECLI:NL:RBMNE:2022:3865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
UTR 21/3167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor jongerenontmoetingsplek in Utrecht

In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, die een tijdelijke omgevingsvergunning heeft verleend voor de inrichting van een jongerenontmoetingsplek (JOP) op een bestaande sport- en speelplek. Eiser, woonachtig nabij de locatie, is van mening dat de vergunning niet terecht is verleend en heeft hiertegen bezwaar aangetekend. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2022 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door L.A. Sluiter en A.M.J. Versteeg. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het college de gelegenheid te geven nader onderzoek te doen naar een alternatieve locatie die door eiser was voorgesteld.

De rechtbank oordeelt dat de aanvraag en de besluiten niet duidelijk zijn, maar dat de sport- en speelplek past binnen het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat de tijdelijkheid van de JOP niet in strijd is met het recht, en dat de gemeente de mogelijkheid heeft om de aanvraag te wijzigen. Eiser betoogt dat de JOP niet tijdelijk zal zijn, maar de rechtbank wijst erop dat de rechtspraak hierover is gewijzigd en dat de JOP na 10 jaar verwijderd kan worden.

Eiser heeft ook bezorgdheid geuit over de geluidsoverlast voor omwonenden en heeft een alternatieve locatie voorgesteld. De rechtbank concludeert dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de alternatieve locatie niet geschikt is, en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand, omdat de uitkomst van de beslissing op bezwaar wel juist is. Het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Inleiding

1. Eiser woont aan de [adres] in [woonplaats] . Aan de [locatie 1] , in de buurt van zijn woning, ligt een sport- en speelplek. De gemeente Utrecht heeft bij het college een aanvraag gedaan voor een uitbreiding van die sport- en speelplek. De gemeente wil op de sport- en speelplek een dug-out van ongeveer 3 bij 4 meter plaatsen waarin jongeren kunnen samenkomen. Dat wordt ook wel een Jongerenontmoetingsplek (JOP) genoemd.
2. In het besluit van 4 november 2020 heeft het college aan de gemeente Utrecht een tijdelijke omgevingsvergunning (10 jaar) voor het inrichten van een sport- en speelplek voor jongeren verleend. In de beslissing op bezwaar van 28 april 2021 is dit besluit, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten. Eiser is het niet eens met die beslissing op bezwaar en heeft daar beroep tegen ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser was daarbij aanwezig. Het college is vertegenwoordigd door L.A. Sluiter en A.M.J. Versteeg.
4. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, om het college in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te doen naar de door eiser voorgestelde alternatieve locatie bij [naam sportpark] . Het college heeft de resultaten van het onderzoek opgestuurd en eiser heeft daarop gereageerd.
5. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft op 11 augustus 2020 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning mocht verlenen. Dat doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De strekking van het besluit
7. In de aanvraag en in de besluiten worden meer activiteiten genoemd dan alleen het plaatsen van de JOP. Bijvoorbeeld ook het verplaatsen van een pingpongtafel en basketbalpaal. Eiser vindt dat het besluit niet duidelijk is over waar het echt om gaat, namelijk om de toevoeging van een JOP aan een al jaren bestaande sport- en speelplek. En omdat er staat dat het een tijdelijke voorziening is, vraagt eiser zich af of dan ook de al bestaande voorzieningen verwijderd moeten worden.
8. De rechtbank is het met eiser eens dat zowel de aanvraag als de besluiten niet uitblinken in duidelijkheid. Maar het is wel duidelijk dat een sport- en speelplek als zodanig past binnen het bestemmingsplan. Daaruit volgt logischerwijs dat het bij de (tijdelijke) afwijking van het bestemmingsplan draait om het bouwen en gebruiken van de JOP. De rechtbank vindt dit daarom geen reden om het beroep gegrond te verklaren.
De tijdelijkheid van de omgevingsvergunning
9. In de oorspronkelijke aanvraag stond niet dat er een tijdelijke vergunning aangevraagd werd. Dat is pas later gewijzigd. Nu is op grond van artikel 4, elfde lid, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) van bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] afgeweken. Eiser is het daar niet mee eens, want daardoor is een andere voorbereidingsprocedure van toepassing, waarmee volgens hem de gemeenteraad wordt omzeild.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet in strijd met het recht. Een aanvraag mag nog worden gewijzigd nadat hij is ingediend. Van misbruik van artikel 4, elfde lid, van Bijlage II bij het Bor om de gemeenteraad te omzeilen is geen sprake. Deze regeling is daar namelijk juist voor bedoeld, zodat tijdelijke afwijkingen van het bestemmingsplan zonder een uitgebreide procedure doorgevoerd kunnen worden.
11. Eiser vraagt zich ook af of het wel echt de bedoeling van de gemeente is dat de JOP tijdelijk wordt geplaatst. Hij verwijst naar rechtspraak uit 2011, waarin staat dat er in zo’n geval geen tijdelijke vergunning afgegeven mag worden. Gezien de leeftijdsopbouw in [locatie 2] en de prognose van de toename van het aantal kinderen vindt hij dat niet logisch. Hij denkt dat er over 10 jaar weer een tijdelijke vergunning zal worden afgegeven.
12. De rechtbank stelt voorop dat de rechtspraak over de tijdelijkheid sinds 2011 is gewijzigd. Het gaat niet meer om de bedoeling van de aanvrager of de tijdelijkheid van de behoefte. Waar het om gaat is dat de JOP na 10 jaar weer verwijderd kan worden. Dat is het geval. Na 10 jaar kan overigens niet zomaar weer een tijdelijke of permanente vergunning afgegeven worden voor de JOP. Dat kan alleen met een omgevingsvergunning waarvoor de uitgebreide voorbereidingsprocedure is gevolgd, of met een bestemmingsplanwijziging.
Goede ruimtelijke ordening en belangenafweging
13. Eiser vindt dat het besluit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Er is op dit moment namelijk een sport- en speelplek waar kinderen spelen. Daar wordt nu een JOP aan toegevoegd. Volgens eiser is dat zeer onwenselijk, omdat dan kinderen en oudere jeugd samen een plek moeten delen. Eiser wijst op stukken van [naam bedrijf] , waarin staat dat dat niet wenselijk is.
13. De gemeente Utrecht heeft bij de motivering van de aanvraag toegelicht dat de sport- en speellocatie nu gezien de huidige inrichting vooral is gericht op 12-18 jarigen. Het college heeft op de zitting toegelicht dat de jongste kinderen die er nu komen ongeveer 9 jaar oud zijn, voor jongere kinderen is het basketbalveld bijvoorbeeld nog niet interessant. De JOP is bedoeld voor jongeren tussen de 12 en 18. Het is dus niet zo dat kleine kinderen en oudere jeugd samen één locatie moeten delen.
15. De rechtbank volgt de uitleg van het college. Gezien de leeftijd van de huidige gebruikers overlappen de doelgroepen elkaar en is er geen sprake van doelgroepen die niet met elkaar verenigbaar zijn. Het college is ook niet gebonden aan de visie van [naam bedrijf] .
16. Volgens eiser heeft het college ook te weinig rekening gehouden met de belangen van de omwonenden, die op ongeveer 30 meter afstand van de speelplek wonen. Hij verwacht dat er nog meer geluidsoverlast zal ontstaan dan er nu al is. Op dit moment zijn er soms al meerdere jongeren die ’s avonds op de pingpongtafel zitten, en hij is bang dat het aantal jongeren dat ’s avonds op de speelplek rondhangt alleen maar toe zal nemen. Hij wil dat het college een bord ophangt bij de JOP dat het ’s avonds laat en ’s nachts niet toegestaan is daar nog te verblijven.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk dat de geluidsoverlast erg zal toenemen. Op dit moment zijn er ’s avonds al jongeren op de speelplek. De omvang van de JOP is niet zo groot dat de verwachting is dat daar heel veel extra jongeren op af zullen komen. Bovendien is geluidsoverlast een kwestie van handhaving. De rechtbank ziet geen reden waarom het college verplicht is een bord op te hangen. De belangen van de omwonenden zijn wel degelijk meegenomen in de besluitvorming. Zo is bijvoorbeeld de oorspronkelijke geplande plaats van de JOP aangepast, zodat die verder bij de woningen vandaan komt te staan.
Alternatieve locatie
18. Eiser vindt dat het college ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn voorstel voor een alternatieve locatie. Volgens eiser kan er prima een JOP geplaatst worden bij de ingang van de sportvelden van [naam sportpark] . Daar zou de JOP namelijk veel verder van woningen geplaatst worden.
19. Naar het oordeel van de rechtbank had het college in de beslissing op bezwaar moeten motiveren waarom met het door eiser in bezwaar al voorgestelde alternatief niet een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Dat baseert de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:375). Het college heeft dat ten onrechte niet gedaan. Het beroep van eiser is daarom gegrond.
20. Het college heeft in beroep de door eiser voorgestelde alternatieve locatie wel onderzocht. De rechtbank beoordeelt daarom nu of het college nu wel heeft onderbouwd dat de voorgestelde locatie geen goed alternatief is. Als dat zo is, dan is de uitkomst van de besluiten namelijk wel juist. Dan hoeft er geen nieuw besluit te komen, maar kunnen de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven.
21. Het college heeft toegelicht dat sportverenigingen gebruiksrechten hebben op het terrein van [naam sportpark] . Met de verenigingen die gebruik maken van het park is afgesproken dat er geen ruimte meer is voor de toevoeging van nieuwe functies, omdat er al zoveel gebruikersgroepen aanwezig zijn. Bovendien is het terrein lastig te beheren, omdat het ver naar achter doorloopt waar geen toezicht is. De verenigingen hebben op die plek veel last van insluipers. Ook de veiligheidspartners, zoals het jongerenwerk, hebben negatief geadviseerd. De situatie op het sportpark is al complex en het aantrekken van nieuwe doelgroepen vinden zij daarom niet wenselijk. Gezien de afstand van circa 600 meter is de locatie voor de doelgroep bovendien geen alternatief voor de [locatie 1] . Daarom is de locatie bij [naam sportpark] volgens het college geen goed alternatief.
22. Eiser is het niet eens met het college. Volgens hem zullen de jongeren vooral ’s avonds bij de JOP te vinden zijn, als andere doelgroepen al van het sportpark af zijn. Bij de [locatie 1] zijn ook verschillende leeftijdsgroepen aanwezig, en daar is ook geen toezicht. Volgens eiser zal overlast bij [naam sportpark] meevallen, omdat het hek daar om 23.00 uur sluit. De afstand tot de bebouwing is daar bovendien veel groter dan bij de [locatie 1] en tussen [naam sportpark] en de bebouwing staan veel hoge bomen.
23. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college nu wel onderbouwd dat de door eiser voorgestelde locatie bij [naam sportpark] geen goed alternatief is, waarmee een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Aan die locatie kleven ook bezwaren. Bovendien is de vraag of de locatie voor de jongeren voor wie de JOP bedoeld is gezien de afstand wel echt een alternatief is. Het college kon het door eiser voorgestelde alternatief daarom redelijkerwijs afwijzen.
24. Dat betekent dat het college in de besluitvorming een fout heeft gemaakt, omdat ze niet eerder op het voorstel van eiser voor een alternatieve locatie zijn ingegaan. Maar omdat het college nu wel heeft gemotiveerd waarom het voorstel van eiser geen goed alternatief is, is de uitkomst van de besluitvorming wel juist. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van de beslissing op bezwaar in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

25. Het beroep is gegrond omdat het college ten onrechte het door eiser voorgestelde alternatief niet heeft beoordeeld. De rechtbank vernietigt daarom de beslissing op bezwaar. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit omdat de uitkomst van de beslissing op bezwaar wel juist is. Dat betekent dat de omgevingsvergunning blijft gelden.
26. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op bezwaar in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
27 september 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.