ECLI:NL:RBMNE:2022:3859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/16/543882/FV RK 22 - 1913
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van verplichte zorg op basis van medische verklaring en proportionaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gebaseerd op de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en betrof een betrokkene, geboren in 1997, die in een woonzorginstelling verbleef. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat, een verpleegkundig specialist en enkele familieleden aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig, maar had schriftelijk gereageerd op het verzoek.

De rechtbank heeft de medische verklaring van een onafhankelijke psychiater in overweging genomen, waarin werd gesteld dat het inzetten van gedwongen behandeling niet proportioneel was. De psychiater concludeerde dat er geen sprake was van een psychische stoornis die ernstig nadeel veroorzaakte, en dat zorg op vrijwillige basis mogelijk was. De advocaat van de betrokkene verzocht om niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie en afwijzing van het verzoek, verwijzend naar de medische verklaring en de zorgvuldigheid van het proces.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in zijn verzoek, maar wees het verzoek tot zorgmachtiging af. De rechtbank concludeerde dat er momenteel geen sprake was van (dreigend) ernstig nadeel en dat de betrokkene in staat was om haar eigen beslissingen te nemen. De rechtbank benadrukte het belang van autonomie en de mogelijkheid om zorg in een vrijwillig kader te verlenen. De beslissing werd op 14 september 2022 mondeling gegeven en schriftelijk bevestigd op 27 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/543882 / FV RK 22-1913
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 september 2022, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.W. van Luipen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 augustus 2022, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 19 augustus 2022;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 september 2022, in het gebouw van de rechtbank.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat die een pleitnota heeft overgelegd,
- mevrouw [A] , verpleegkundig specialist (hierna te noemen: de verpleegkundig specialist).
Verder waren aanwezig:
- de moeder van betrokkene,
- de vriend van betrokkene.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen. De officier van justitie heeft zich op 14 september 2022 naar aanleiding van een verzoek van de rechtbank nader schriftelijk uitgelaten over het verzoekschrift.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van
aen
hook ambulant worden toegepast. Dit gaat dan om: inname van medicatie, het komen op afspraak met behandelaars en het toelaten van huisbezoeken.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met het verzoek. Het gaat een stuk beter met haar. Zij gaat niet meer om met de verkeerde mensen, doet haar dagelijkse dingen, komt haar afspraken na en neemt haar medicatie in. Betrokkene geeft nu haar medicatie in beheer bij de medewerkers van haar woonzorginstelling en hier haalt zij telkens haar medicatie op. Betrokkene wil wel graag dat de medicatie – in samenspraak met de behandelaar – wordt afgebouwd. Zij wil zelfredzaam zijn en in het leven staan zonder medicatie. Daarnaast vindt betrokkene het niet fijn bij de woonzorginstelling omdat zij tussen mannen van 40 en 45 jaar zit en het er niet hygiënisch is. Zij wil dan ook graag dat er gezocht wordt naar een andere woonomgeving.
Betrokkene vertelt als laatste dat zij al enige tijd een machtiging heeft en dat dit voelt als dwang. Zij wil haar medicatie blijven slikken en de therapieën volgen, maar in een vrijwillig kader en daar staat zij voor op een wachtlijst.
2.3.
De verpleegkundig specialist vindt dat het wisselend met betrokkene gaat. Betrokkene houdt goed contact met [instelling] en als zij niet kan dan laat zij dit altijd weten. Daarnaast vindt de verpleegkundig specialist het goed dat betrokkene haar wensen ten aanzien van de behandeling uitspreekt. De verpleegkundig specialist vindt betrokkene heel leuk, blijmoedig, op de toekomst gericht en betrokkene heeft sterke behoefte aan autonomie. Betrokkene vindt het heel belangrijk om haar eigen beslissingen te nemen. Over de woonsituatie van betrokkene heeft de verpleegkundig specialist direct contact met de woonbegeleiders. Zij hebben laten weten dat de medicatie wisselend wordt ingenomen. Betrokkene neemt soms de medicatie in eigen beheer en dan is er geen toezicht op. Daarnaast slaapt betrokkene niet altijd bij de woonzorginstelling en dan is er geen toezicht op het middelengebruik. Betrokkene heeft zelf verteld dat zij in het weekend blowt. Dit vindt de verpleegkundig specialist zorgelijk. Op basis van gedragingen in het verleden kan de zorgmachtiging voor minder risico’s zorgen. De verpleegkundig specialist staat dan ook achter het verzoek.
2.4.
De advocaat verzoekt primair om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in diens verzoek. Subsidiair verzoekt de advocaat om afwijzing van het verzoek. De advocaat heeft daartoe – kort samengevat – het volgende naar voren gebracht in zijn pleitaantekeningen.
Weliswaar concludeert de onafhankelijk psychiater onder 4d van de medische verklaring dat er sprake is van een stoornis, maar heeft omtrent de aanwezigheid van ‘ernstig nadeel’ al overwogen dat dit twijfelachtig is. Dit ernstig nadeel wordt voorts ingedeeld in de relatief lage categorie 8 van ‘maatschappelijke teloorgang’.
In de medische verklaring onder 7d staat bovendien dat er mogelijkheden zijn om zorg op vrijwillige basis te verlenen. In de toelichting overweegt de onafhankelijke psychiater ook nog dat het inzetten van gedwongen behandeling in diens visie niet proportioneel is. Onder 7f staat dat verplichte zorg volgens de onafhankelijk psychiater niet noodzakelijk is. Ten slotte is de onafhankelijk psychiater in punt 10 niet van oordeel is dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend. De advocaat stelt dat van een kennelijke verschrijving geen sprake is.
De advocaat acht het onjuist en onzorgvuldig dat de geneesheer-directeur in zijn verklaring met geen woord is ingegaan op de medische verklaring. De advocaat stelt dat de geneesheer-directeur daardoor in strijd met de wet heeft gehandeld, althans met de geest van de wet, door ondanks de sterk afwijkende medische verklaring toch een aanvraag in te dienen voor een zorgmachtiging.
De advocaat stelt dat men zich daarom ook kan afvragen of de officier van justitie in de gegeven omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen besluiten de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voort te zetten en niet te beëindigen. Er lijkt geen sprake van een zorgvuldig proces omdat zowel in het schrijven van het openbaar ministerie van 25 augustus 2022 als in het verzoekschrift zelf, op geen enkele manier wordt ingegaan op de duidelijke conclusie in de medische verklaring. Aan de medische verklaring moet een zeer grote, wellicht zelfs beslissende waarde te worden toegekend en het is in de visie van de advocaat dan ook – wellicht zeer bijzondere omstandigheden daargelaten – uitgesloten dat een zorgmachtiging wordt afgegeven indien de onafhankelijke psychiater duidelijk concludeert dat een zorgmachtiging niet nodig is.
2.5.
Anders dan de advocaat, acht de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk in diens verzoek. Op grond van artikel 5:11 lid 2 Wvggz
kande officier van justitie besluiten de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te beëindigen. De officier van justitie is hiertoe niet verplicht en kon het verzoek dan ook indienen.
De advocaat vraagt subsidiair om afwijzing van het verzoek. De rechtbank gaat daarin mee. Uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijke psychiater vindt dat het inzetten van gedwongen behandeling niet proportioneel is. De psychiater verklaart niet van oordeel te zijn dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend. De psychiater twijfelt of uit het gedrag van betrokkene ernstig nadeel voortvloeit en ziet mogelijkheden om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen.
In het verzoek van de officier van justitie, de verklaring van de geneesheer-directeur en in het zorgplan wordt hierover niet gesproken. Het zorgplan is op een aantal punten tegenstrijdig en het is niet zorgvuldig opgesteld. De verpleegkundig specialist heeft verteld dat zij van de woonbegeleiders hoort dat betrokkene haar medicatie niet inneemt en in eigen beheer neemt. Dit wordt echter niet onderbouwd en er zijn geen aanwijzingen voor.
De rechtbank is overtuigd van de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene en zij woont met reden begeleid, maar uit de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat er momenteel nauwelijks sprake is van (dreigend) ernstig nadeel. Betrokkene is momenteel niet psychotisch en kan duidelijk en goed vertellen wat zij wil. Het gaat best goed met betrokkene en zij staat open voor therapieën. Betrokkene is bovendien goed in contact met haar zorgverleners, houdt de zorg niet af en is bereid haar medicatie te blijven innemen. Zij lijkt in dat opzicht ook wilsbekwaam.
Als de rechtbank voorgaande afweegt tegen het eventuele risico dan is het toewijzen van een zorgmachtiging niet proportioneel. Omdat betrokkene meewerkend is, is zorg in een vrijwillig kader mogelijk en dan moet dat ook geprobeerd te worden. Betrokkene wil graag haar autonomie terug en heeft de afgelopen periode laten zien dat zij dit ook steeds meer kan. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden afgewezen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 14 september 2022 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van I. Stooker als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 27 september 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.