ECLI:NL:RBMNE:2022:3856

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
16.338635.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige inbraken in opslagboxen met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging plegen van meerdere inbraken in opslagboxen in verschillende steden, waaronder Rotterdam, Gorinchem, Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 230 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd met de medeverdachte voor een periode van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraken door gebruik te maken van valse persoonsgegevens om toegang te krijgen tot de opslagboxen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend betrokken te zijn geweest bij de inbraken in Rotterdam en Utrecht, terwijl hij voor de inbraken in Gorinchem, Apeldoorn en Amsterdam gedeeltelijke vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft echter voldoende bewijs gevonden om de verdachte schuldig te verklaren voor alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de verduistering van een gehuurde auto, waarvoor hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.338635.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2022. Verdachte was daarbij aanwezig. Dat betekent – juridisch gezien – dat sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Sassen, advocaat te Utrecht, en de benadeelde partij [benadeelde] (feit 1) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 7 oktober 2021 tot en met 16 december 2021 te Rotterdam, Gorinchem, Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht samen met een ander of anderen meerdere goederen heeft weggenomen uit opslagboxen door middel van braak en/of verbreking;
feit 2
op 16 december 2021 te Utrecht samen met een ander twee kentekenplaten heeft gestolen van [aangever 9] ;
feit 3
in de periode van 11 december 2021 tot en met 16 december 2021 te Huis ter Heide, gemeente Zeist, een personenauto van het merk Suzuki heeft verduisterd.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Voor het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de inbraken in de opslagboxen in Gorinchem, Apeldoorn en Amsterdam. De inbraken in de opslagboxen in Utrecht en Rotterdam kunnen volgens haar wel wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft deze inbraken bekend.
Ten aanzien van de inbraak in de opslagbox in Gorinchem heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden door zowel aangever [benadeelde] als verbalisant Net gebreken vertoont. De belastende verklaring van medeverdachte [medevedachte] kan volgens de raadsvouw niet als bewijs worden gebruikt, omdat deze mogelijk door rancune is gekleurd.
Ten aanzien van de inbraak in de opslagbox in Apeldoorn heeft de raadsvrouw - kort gezegd - aangevoerd dat het feit dat bij deze inbraak net als in Utrecht een witte Suzuki is gebruikt, niet redengevend is voor het bewijs, omdat de Suzuki in Utrecht een ander kenteken had. Bovendien heeft verdachte de door hem gehuurde witte Suzuki meegegeven aan medeverdachte [medevedachte] . Ten slotte is er geen herkenning van verdachte op de camerabeelden.
Ten aanzien van de inbraak in de opslagbox in Amsterdam heeft de raadsvrouw hetzelfde verweer gevoerd met betrekking tot het gebruik van de witte Suzuki. Verdachte wordt in dit geval wel herkend op camerabeelden door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , maar volgens de raadsvrouw vertonen deze herkenningen gebreken.
Het onder 2 ten laste gelegde feit is door verdachte bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak van dit feit bepleit.
Van de onder 3 ten laste gelegde verduistering kan volgens de raadsvrouw geen sprake zijn, omdat verdachte zich de auto niet wederrechtelijk heeft toegeëigend. Hij had als huurder toestemming om de auto van 11 december 2021 tot 17 december 2021 te gebruiken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 aan hem ten laste gelegde inbraken in opslagboxen in Rotterdam, Gorinchem, Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht.
De rechtbank heeft de volgende wettige bewijsmiddelen gebruikt:
Bewijsmiddelen: [1]
Rotterdam
Aangever [aangever 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard;
Op 7 oktober 2021 ben ik als district manager van [bedrijf 1] op de hoogte gesteld van het feit dat er meerdere opslagboxen op de locatie te [locatie] verbrekingen zijn aangetroffen. Het betreft onder meer de boxen met nummers [nummer] en [nummer] . Klanten van de box hebben een toegangscode om zelf toegang tot de box te verschaffen. Ik ben bij de boxen gaan kijken en zag dat er aan de boxen verbrekingen aan de deuren waren. [2]
Ik heb de camerabeelden bekeken. Ik zag op deze beelden een voertuig van het merk Volkswagen met kenteken [kenteken ] de drive-in inrijden op 6 oktober 2021 te 21:18 uur. Ik zag uit het voertuig drie personen stappen. Ik zag dat ze met tassen en dozen naar box nummer [nummer] zijn gegaan. Deze box staat op naam van [A ] . Deze box is per internetcontact afgesloten.
Ik zie op de beelden dat de drie personen om 22:20 uur de lift naar de begane grond nemen. Ik zie dat om 22:32 uur de eerste verbreking plaatsvindt. Ik zie dat het voertuig verder de drive in wordt gereden en ter hoogte van het gangpad van de boxen wordt geparkeerd. Ik zie dat alle drie de personen spullen uit de opengebroken boxen halen en deze naar het voertuig brengen en in het voertuig zetten. [3] Om 22:53 uur zie ik alle drie de personen weer in het voertuig stappen en verlaten ze met spullen in hun voertuig de [bedrijf 1] locatie.
Ik heb het slot verbroken van de box met nummer [nummer] . Ik deze box heb ik lege dozen en een tas aangetroffen. Op de twee dozen zaten nog postetiketten. Ik zag hierop de volgende naam en gegevens staan:
[verdachte] , adres [adres] [woonplaats] .
Aangever [aangever 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Goederen zijn weggenomen uit een door mij gehuurde box voorzien van nummer [nummer] bij [bedrijf 1] . Het betreft een box op de begane grond. Om het pand binnen te komen moet ik een code intoetsen. Ik zag dat het hangslot waarmee de box was afgesloten was vernield. Ik zag dat drie gouden ringen en een ketting waren weggenomen. Ik zag dat er elektronica van twee mini set racers was weggenomen en een daarbij behorende elektrisch bestuurbare auto. [4]
Aangever [aangever 3] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik huur een box bij [bedrijf 1] te [woonplaats] voor mijn werk. Ik ben huurder van box [nummer] . Mijn box is gelegen op de begane grond. [5] Op 7 oktober 2021 ontving ik een e-mail van de vervoerder van mijn bestellingen. Ik las in deze e-mail dat in mijn box was ingebroken. Ik ben bij mijn box gaan kijken en zag dat de toegangsdeur tot mijn box beschadigd was. Ik zag dat de in de bijlage genoemde goederen uit mijn box zijn weggenomen. [6]
In de goederen bijlage staan onder meer: elektrische tandenborstels en opzetborstels. [7]
Verbalisanten hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Wij zijn met aangever [aangever 1] meegelopen om de camerabeelden te bekijken. Op de beelden was een voertuig, type Volkswagen, kenteken [kenteken ] te zien. [8] Wij zagen dat het voertuig sinds 2 oktober 2021 op naam staat van: [verdachte] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] . Wij bekeken de foto van het rijbewijs van [verdachte] en herkende hem als 1 van de personen op de camerabeelden. [9]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb contact opgenomen met de volgende persoon: [B] , geboren op [1986] . Uit onderzoek is gebleken dat hij de persoon is welke gekoppeld staat als huurder van de opslagbox met nummer [nummer] bij de [bedrijf 1] te [woonplaats] . Ik hoorde dat [B] het volgende verklaarde:
Ik heb geen opslagbox gehuurd. Ik heb geen idee hoe het kan dat mijn naam op het
huurcontract staat want ik heb ook nergens een handtekening voor gezet. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben betrokken geweest bij de inbraak in opslagboxen van [bedrijf 1] te [woonplaats] . Ik was daar ook verantwoordelijk voor. [11]
Gorinchem
Aangever [aangever 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben één van de eigenaren van het bedrijf [bedrijf 2] aan [adres] te [woonplaats] . Op 20 november 2021 heeft mede-eigenaar [mede-eigenaar] vanuit huis op camerabeelden gezien dat er was ingebroken in een box en dat daarbij de roldeur die de box zou moeten afsluiten was vernield. Ik kwam aan en zag dat in de centrale hal een aantal verrijdbare lege kledingrekken stonden. Toen ik de gang doorliep zag ik daar nog twee rekken staan. Bij box [nummer] zag ik dat de roldeur was geforceerd. Op de camerabeelden zag ik dat rond 22:45 uur twee mannen de roldeuren forceren. Uit box [nummer] halen ze kledingrekken met jassen. Ik zie dat er ook nog een derde man aanwezig is. Hij was de bestuurder van de bus en rijdt naar de hoofdingang. Ik zie dat hij alle jassen in een rode bus laadt. Ik herken één van de mannen als zijnde iemand die vanmiddag hier een box is komen huren. Ik heb box [nummer] aan hem verhuurd. De gegevens zijn als volgt: [medevedachte] . [12]
Aangever [benadeelde] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik huur garagebox nummer [nummer] in garageboxverhuurbedrijf aan [adres] in [woonplaats] . In deze garagebox heb ik de jassen opgeslagen van het bedrijf die momenteel alleen op
naam van mijn vrouw staat. Op 21 november 2021 vertelde een van de eigenaren van de garageboxen dat er in mijn garagebox is ingebroken. Ik zag allemaal lege kledingrekken in de hal, die ik herkende als zijnde mijn kledingrekken. Ik zag ongeveer zeven of acht rekken staan die leeg waren. Ik zag dat mijn garagebox helemaal kapot getrokken was. Ik heb geteld en denk dat er ongeveer 120 a 130 jassen weggenomen zijn. [13]
In een aanvullend verhoor heeft aangever [benadeelde] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb de camerabeelden op 22 november 2021 ontvangen. Ik herkende twee van deze drie personen omdat die twee personen op zaterdag 20 november om 18.20 uur bij mij in mijn gehuurde box stonden. Een van deze twee personen die op de camerabeelden stonden had mij eerder gevonden via Marktplaats omdat ik daar de jassen te koop had staan. Via Whats-app heeft hij mij toen ook een bericht gestuurd. Op het profiel van die Whats-app herkende ik de persoon van de camerabeelden die ik gekregen had van de heer [aangever 4] . Op zijn Marktplaats account staat ook zijn telefoonnummer: [telefoonnummer] en daarbij zijn
naam: [verdachte] . [14]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Collega [verbalisant 3] van basisteam IJsselland vertelde mij dat zij bezig was met een onderzoek welke veel raakvlakken had met deze zaak. Ik heb foto’s en beelden naar haar gemaild. Bij de foto’s en beelden werden geen namen genoemd welke konden leiden naar de identiteit van de verdachten. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze een verdachte herkende. De verdachte kwam namelijk ook voor in haar onderzoek. Ik hoorde dat ze verdachte [verdachte] , geboren op [1986] te [geboorteplaats] herkende. Vervolgens had ik ook de foto's en de beelden van haar onderzoek bekeken. Zie het procesnummer PL0700-2021312272
(= het onderzoek van de inbraak bij [bedrijf 1]). Ik herkende op de foto's en de beelden welke ik had ontvangen de verdachten [medevedachte] en [verdachte] . Ik zag namelijk op de foto’s en beelden dat dit dezelfde verdachten betroffen als de verdachten welke op foto’s en beelden zichtbaar zijn in dit onderzoek. [15]
Medeverdachte [medevedachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik had op 20 november 2021 bij [bedrijf 2] te [woonplaats] een box gehuurd. Vervolgens ben ik teruggegaan en een aantal jassen meegenomen. Ik ben er samen met [verdachte] naartoe gegaan. [verdachte] maakte contact met de verkoper van de jassen en zei dat ik een contract moest afsluiten. Ik heb mezelf met paspoort moeten identificeren. Dezelfde avond gingen we de jassen passen bij de verkoper. We hebben geen jassen meegenomen. We gingen toen een contract afsluiten om op het terrein te kunnen komen. In de avond zijn we teruggegaan. Ik en [verdachte] zijn naar binnen gekomen en [verdachte] heeft met zijn lichaam de box deur geforceerd. Dit was de box waar de jassen in lagen. Toen hebben we de kar met jassen
naar de uitgang gereden en hebben we de jassen in de bus gelegd. Het waren 70 of 80 jassen. [16]
Apeldoorn en Amsterdam
Aangever [aangever 5] heeft namens [bedrijf 1] B.V. – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 en 12 december 2021 is [bedrijf 1] geconfronteerd met een inbraak in hun vestiging in [locatie] . Op 14 december 2021 werd de vestiging van [bedrijf 1] in [locatie] getroffen door een inbraak. Bij beide inbraken werd een witte Suzuki personenauto gebruikt; beide keren waren op deze Suzuki gestolen kentekenplaten aangebracht. Bij beide inbraken werd door de verdachten gebruik gemaakt van een toegangscode welke verkregen werd door met vermoedelijk gefingeerde persoonsgegevens en valse adresgegevens een opslagruimte te huren via internet. Bij deze aanvragen voor de huur van een opslagruimte werd beide keren gebruik gemaakt van een en hetzelfde mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] . [17]
Aangever [aangever 6] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Sinds 1 oktober 2021 huur ik van het bedrijf [bedrijf 1] een opslagruimte in [locatie] . Op 12 december 2021 heb ik een telefoontje en een email ontvangen afkomstig van [bedrijf 1] . Ik hoorde en las dat er in de loodsen was ingebroken. [18] Toen ik in mijn opslagruimte kwam, zag ik dat er braakschade was. Ik kwam tot de ontdekking dat diverse goederen waaronder laptops en mobiele telefoons waren weggenomen. [19]
Aangever [aangever 7] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 12 december 2021 is het pand van [bedrijf 1] te [locatie] betreden door een huurder van een opslagruimte. Met grof geweld is de door mijn werk gehuurde opslagruimte geforceerd. Daarbij zijn supermarktproducten gestolen onder andere Liga’s, Milka koeken, Toblerone chocolade, Cote d’Or chocolade, Bastogne koeken en Tuc naturel. [20]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Dit betreft een inbraak in een bedrijf, genaamd [bedrijf 1] , gevestigd aan [adres] in [woonplaats] . Op 16 december 2021 werden de camerabeelden bekeken van [bedrijf 1] . Op enkele prints was een Suzuki, wit van kleur, te zien. De gevoerde kentekenplaat betrof [kenteken ] .
Hier bleek dat het kenteken toebehoort aan een Seat Leon, zwart van kleur. [21]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik herkende op verkregen prints van camerabeelden vanuit het basisteam Apeldoorn, zaak PL0900-2021395339
(= inbraak [bedrijf 1] ; toevoeging rechtbank) [medevedachte] , geboren op [1989] . De andere persoon op de prints vertoont qua postuur sterke overeenkomsten met de verdachte [verdachte] , geboren [1986] . Aangezien deze verdachte een petje en mondkapje draagt kan ik niet met zekerheid zeggen dat dit genoemde [verdachte] betreft. [22]
Medeverdachte [medevedachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Het telefoonnummer [telefoonnummer] is gebruikt bij het online huren van een
opslagunit bij [bedrijf 1] . Je gebruikte in dit contract de naam [naam]
. V: Waarom heb je een andere naam gebruikt?
A: Ja die heb ik gehuurd onder die naam. Tenminste ik heb hem niet zelf gehuurd maar
wel betaald. Zo' n 50 euro ongeveer.
V: Op zaterdag 11 december 2021 omstreeks 22.20 uur kwam er personenauto van het merk
Suzuki. Van wie is deze auto?
A: [verdachte] had deze auto gehuurd. Het kenteken wat op dit voertuig zat hoort bij een ander voertuig. Die hebben we er samen op gezet, zodat de auto niet herkend zou worden.
V: Weet je wat er uit die boxen is weggenomen?
A: Chocolade. [23]
Aangever [aangever 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik heb een box bij [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] . Deze box bevindt zich op de begane grond. Op 15 december 2021 werd ik gebeld door een medewerker van [bedrijf 1] . Hij vertelde dat er in mijn box was ingebroken. Ik ben langsgegaan en zag dat het rolluik helemaal open gebroken was. Ik kon zien dat er veel van mijn gereedschap weg was, inclusief een buitenboord motor. [24]
Een verbalisant heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ontving het proces-verbaal uitkijken camerabeelden naar aanleiding van een gepleegde inbraak bij de [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . Ik was op dat moment belast met een onderzoek naar aanleiding van een gepleegde inbraak bij de [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straat] te [woonplaats] , waarbij twee verdachten zijn aangehouden. Beide verdachten heb ik in dit onderzoek gehoord. Op de verkregen camerabeelden vanuit Amsterdam herkende ik één van de verdachten. Ik herkende de verdachte [verdachte] . Ik herkende de verdachte [verdachte] aan zijn postuur, zijn gezichtsbeharing. Wat verder opvallend is zijn de schoenen die de verdachte [verdachte] draagt. Deze schoenen zijn zowel op de foto's vanuit het onderzoek Utrecht als het onderzoek vanuit Amsterdam gelijk. De schoenen zijn zwart /donkerkleurig en hebben een
opvallend witte "neus" en een witte zool. [25]
Medeverdachte [medevedachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Er is op 14 december 2021 omstreeks 21.45 uur ingebroken bij opslaglocatie bedrijf
[bedrijf 1] te [woonplaats] . Er zijn beelden te zien waarop jij wordt herkend. Wat kun jij daarover verklaren?
A: Ja dat klopt, hetzelfde verhaal.
V: Wie heeft de box gehuurd?
A: [verdachte] heeft dat gedaan. Ik heb de betaling gedaan via I-deal met gebruikmaking
van mijn telefoon; [telefoonnummer] .
V: Je krijgt een toegangscode en dan rijden jullie met een witte Suzuki het terrein
op. Welk kenteken had die Suzuki?
A: Ook een ander kenteken, met dezelfde reden. Ik weet niet waar dit kenteken vandaan
kwam. Volgens mij reed ik. Ik kreeg van [verdachte] de toegangscode, zodat ik van de
bestuurderskant de code kon intoetsen. We hebben 2 boxen opengebroken. Uit 1 box hebben we gereedschap en een motor van een boot weggenomen en uit die andere box een pannenset en een schroevendraaier ofzo, iets kleins. [26]
Utrecht
Aangever [aangever 5] heeft namens [bedrijf 1] B.V. – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Omdat de modus operandi van de inbraken bij [bedrijf 1] in Apeldoorn en Amsterdam West overeenkwamen heb ik met [bedrijf 1] afgesproken dat ik vanaf woensdag 15 december 2021 alle aanvragen voor de huur van een opslagruimte welke via internet werden ingediend zou controleren. Onder deze aanvragen was één aanvraag ten name van [A] , wonende te [woonplaats] aan de [adres] . Tijdens de controle van de gegevens welke bij deze aanvraag waren ingediend door de huurder zag ik dat de postcode welke was opgegeven niet de juiste postcode bij dit adres was. De manager meldde mij vervolgens dat bij deze aanvraag eveneens het telefoonnummer [telefoonnummer] was gebruikt. De aanvraag was ingediend voor de vestiging van [bedrijf 1] aan de [adres] te [woonplaats] . Dit alles was voor mij voldoende reden om er van uit te gaan dat deze vestiging wellicht door de verdachten bezocht zou gaan worden. Hierom heb ik op donderdag 16 december 2021 om 21:18 uur de camerabeelden van deze vestiging van [bedrijf 1] live bekeken op mijn iPad.
Op donderdag 16 december 2021 om 22.27 uur zag ik dat een witte personenauto van het
merk Suzuki door de toegangspoort het terrein van [bedrijf 1] aan de [adres] te
[woonplaats] op reed. Ik zag vervolgens op een andere camera dat een toegangsdeur van het
pand open ging en dat de witte Suzuki een gang in het pand van deze [bedrijf 1]
vestiging binnen reed. Ik zag vervolgens twee mannen bij de auto
lopen. Ik zag dat deze twee mannen naar een roldeur van een in deze gang
aanwezige opslagunit liepen en dat zij vervolgens uit beeld verdwenen. Ik zag daarna
dat deze roldeur van deze opslagunit omhoogging en ik zag dat de beide mannen deze
opslagunit binnenliepen. Ik kon zien dat de beide mannen heen en weer liepen tussen
de opslagruimte en de witte Suzuki personenauto en dat zij steeds enkele trays met
blikjes, vermoedelijk frisdrank van het merk Red Bull, in de auto plaatsten.
Ik heb 112 gebeld.
Ik zag dat de Suzuki was voorzien van het kenteken [kenteken ] . Ik zag dat dit kenteken niet is afgegeven voor een Suzuki. [27]
Aangeefster [aangeefster] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben eigenaar van een auto van het merk Suzuki, kleur wit, kenteken [kenteken ] . Dit voertuig verhuur ik via Snappcar. Op 11 december 2021, om l4:00 uur, heb ik mijn voertuig meegegeven aan een man genaamd [verdachte] . Ik heb zijn identiteit vastgesteld aan de hand van zijn rijbewijs. [28] Op 12 december 2021, zag ik in de app van Snappcar dat [verdachte] mijn auto nog een dag langer wilde huren. Ik ben akkoord gegaan met de verlenging. Uiteindelijk heeft [verdachte] nog twee keer verlengd en zou hij de auto huren tot vrijdag 17 december 2021, 19:00 uur. [29]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben samen met medeverdachte [medevedachte] betrokken geweest bij de inbraak in de opslagbox van [bedrijf 1] te Utrecht. Het was een gezamenlijk idee. We hebben de box met een slijptol geopend. We hebben blikken Red Bull uit de box meegenomen. Het klopt dat ik de auto van het merk Suzuki kleur wit heb gehuurd die is gebruikt bij de inbraak bij de [bedrijf 1] in [woonplaats] . [30]
Overwegingen
Inbraken Rotterdam en Utrecht
Zoals uit het voorgaande blijkt heeft verdachte bekend dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de inbraken bij de [bedrijf 1] in Rotterdam en Utrecht. Zijn betrokkenheid bij deze inbraken volgt ook uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de dag van de inbraak in Rotterdam overweegt de rechtbank nog het volgende. Ten laste is gelegd dat verdachte inbraken heeft begaan in de periode vanaf 7 oktober 2021. In de aangifte van [bedrijf 1] staat echter dat op 6 oktober 2021 te 22:33 uur de eerste verbreking van een opslagbox heeft plaatsgevonden. Om 22:53 uur dezelfde dag verlaten de verdachte personen het terrein weer. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de inbraken hebben plaatsgevonden in de periode vanaf 6 oktober 2021. Dat in de tenlastelegging een andere begindatum van de periode staat, merkt de rechtbank aan als een kennelijke verschrijving en zal zij in de bewezenverklaring herstellen.
Inbraak Gorinchem
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte zich eveneens als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in een box van [bedrijf 2] te Gorinchem. Vaststaat dat medeverdachte [medevedachte] één van de plegers was van de inbraak. Verder staat vast dat verdachte de middag voor de inbraak samen met medeverdachte [medevedachte] bij de desbetreffende box is geweest om jassen te passen. Volgens medeverdachte [medevedachte] was hij ten tijde van de inbraak ook samen met onder meer verdachte. Medeverdachte [medevedachte] en verdachte worden door een verbalisant bovendien samen herkend op de camerabeelden van de inbraak. Volgens de raadsvrouw kan deze herkenning niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat de verbalisant onvoldoende specificeert op basis van welke voorkennis en welke kenmerken van de herkende persoon hij zijn herkenning baseert. De rechtbank passeert dit verweer echter, omdat zij de herkenning niet op zichzelf, maar in onderlinge samenhang met andere bewijsmiddelen, beziet.
Inbraken Apeldoorn en Amsterdam
De rechtbank is van oordeel dat ten slotte kan worden vastgesteld dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de inbraken bij de opslaglocaties van [bedrijf 1] te Apeldoorn en Amsterdam.
Op de camerabeelden van de inbraak in Amsterdam wordt verdachte herkend door een verbalisant. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisant voldoende motiveert waarop deze herkenning is gebaseerd. Daarbij komt dat ook deze herkenning niet op zichzelf staat. Er is schakelbewijs aanwezig, waarmee het bewijs voor deze inbraak wordt ondersteund. De rechtbank zal dit hierna nader motiveren.
De herkenning van verdachte bij de inbraak in Apeldoorn heeft een beperkte bewijskracht. De verbalisant heeft immers slechts kunnen concluderen dat de persoon op de beelden sterke overeenkomsten vertoont met verdachte. Ook ten aanzien van deze zaak ziet de rechtbank echter voldoende steun voor de betrokkenheid van verdachte in het schakelbewijs.
Ten aanzien van het gehanteerde schakelbewijs overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voor deze inbraken – in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen voor de inbraken bij de opslaglocaties te Rotterdam, Gorinchem en Utrecht – steun vinden in elkaar in de zin van schakelbewijs. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad is het gebruik van aan andere bewezen geachte, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte.
In dit geval ziet de rechtbank als belangrijke overeenkomst bij alle inbraken dat medeverdachte [medevedachte] steeds één van de medeplegers was. Medeverdachte [medevedachte] heeft verklaard dat hij de inbraken, waaronder die in Apeldoorn en Amsterdam, steeds samen met verdachte heeft gepleegd. Voor Rotterdam, Gorinchem en Utrecht heeft de rechtbank dat hiervoor al vastgesteld.
Ook ziet de rechtbank als belangrijke overeenkomst dat in Utrecht, Apeldoorn en Amsterdam steeds een witte personenauto van het merk Suzuki werd gebruikt, met daarop steeds een gestolen kentekenplaat. Vaststaat dat de witte Suzuki die in Utrecht is gebruikt, is gehuurd door verdachte. De periode dat hij deze auto heeft gehuurd, vangt aan op 11 december 2021 te 14:00 uur, de middag voordat de inbraak bij de [bedrijf 1] in Apeldoorn heeft plaatsgevonden.
Bij alle inbraken werd bovendien gebruik gemaakt van een toegangscode, die verkregen werd door zelf een opslagruimte te huren via internet. In het geval van Rotterdam, Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht werden daarbij steeds valse personalia gebruikt.
Bij de aanvragen voor de huur van een opslagruimte te Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht werd ten slotte gebruik gemaakt van een en hetzelfde mobiele telefoonnummer.
Daarbij komt dat de inbraken allemaal hebben plaatsgevonden binnen een relatief korte periode.
De onderscheidende waarde van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank van voldoende gewicht om deze zelfstandig te laten bijdragen aan de bewezenverklaring van de inbraken bij de opslagboxen in Apeldoorn en Amsterdam.
Feit 2
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 aan hem ten laste gelegde.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft het feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De gebruikte bewijsmiddelen zijn hierna opgesomd:
- de aangifte van [aangever 9] ; [31]
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [32]
Feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van de personenauto van het merk Suzuki met kenteken [kenteken ] van [aangeefster] . Zij overweegt daartoe het volgende.
Vastgesteld kan worden dat verdachte de auto van [aangeefster] heeft gehuurd via Snappcar. Hij heeft de auto op die grond meegekregen op 11 december 2021 te 14:00 uur. Hij heeft de huur van de auto vervolgens twee keer verlengd en zou de auto uiteindelijk huren tot 17 december 2021 te 19:00 uur. Dat betekent dat hij tot dat moment toestemming had om de auto te gebruiken. Van wederrechtelijke toe-eigening, wat nodig is voor een bewezenverklaring van verduistering, is dan ook geen sprake. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 6 oktober 2021 tot en met 16 december 2021 te Rotterdam, Gorinchem, Apeldoorn, Amsterdam en Utrecht,
meermalen tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit opslagboxen bij:
( a) [bedrijf 1] te Rotterdam en
( b) [bedrijf 2] te Gorinchem en
( c) [bedrijf 1] te Apeldoorn en
( d) [bedrijf 1] te Amsterdam en
( e) [bedrijf 1] te Utrecht
heeft weggenomen (onder meer):
( a) gouden ringen, een ketting, elektronisch bestuurbare auto’s, elektrische
tandenborstels en opzetborstels en
( b) jassen
( c) gereedschap, laptops, mobiele telefoons, koeken, chocolade en snacks
( d) gereedschap en een buitenboordmotor en
( e) blikken Red Bull
die geheel of ten dele toebehoorden aan:
( a) [aangever 2] en/of [aangever 3]
( b) [benadeelde]
( c) [aangever 6] en [aangever 7]
( d) [aangever 8] ,
terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder
hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van
toegangsdeuren en/of rolluiken;
feit 2
op 16 december 2021 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander,
twee kentekenplaten met kenteken [kenteken ] , die aan [aangever 9] ,
toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich
wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

In raadkamer is vastgesteld dat in de tenlastelegging van feit 1 en ten aanzien van de inbraak in Utrecht van de blikken red bull het bestanddeel ontbreekt dat het gaat om een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort. Als een bestanddeel van de delictsomschrijving ontbreekt, valt het bewezen verklaarde niet onder de delictsomschrijving en dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of het weglaten van voornoemd bestanddeel kan worden beschouwd als een (kennelijke) misslag en of de tenlastelegging – zonder dat de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad - verbeterd kan worden gelezen. De rechtbank overweegt als volgt.
Dat de opsteller van de tenlastelegging beoogd heeft een diefstal in vereniging als bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht ten laste te leggen, lijdt geen twijfel. Uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, alsook uit de gevoerde verdediging, leidt de rechtbank af dat verdachte wist waarvan hij werd beschuldigd en tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. De in de tenlastelegging opgenomen beschrijving van de feitelijke gedragingen van verdachte en ook het daarin opgenomen bestanddeel ‘wederrechtelijk’ duidt daarnaast ook zonder meer op de (beoogde) tenlastelegging van het toebehoren van de goederen aan een ander. De rechtbank beschouwt het dan ook als een kennelijke misslag van de steller van de tenlastelegging dat deze in de tenlastelegging voornoemd bestanddeel niet heeft opgenomen en zal, nu de rechtbank uit het voorgaande afleidt dat verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad, de tenlastelegging verbeterd lezen door achter de woorden “ [naam] ” de woorden “e) één of meer anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s)” in te lezen. Dat betekent dat ook het wegnemen van de blikken red bull gekwalificeerd kan worden als diefstal.
Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking, meermalen gepleegd;
feit 2
diefstal door twee verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 13 maanden, met aftrek van het voorarrest,
- een contactverbod met medeverdachte [medevedachte] ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht gedurende een periode van twee jaren, met toepassing van twee weken vervangende hechtenis per overtreding van het contactverbod.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank meer feiten bewezen acht dan door de verdediging bepleit en een zwaardere straf dan het voorarrest noodzakelijk acht, verzoekt de verdediging een taakstraf op te leggen of een voorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens de verdediging is het van belang dat verdachte de positieve weg die hij is ingeslagen kan continueren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich in de eerste plaats samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een serie inbraken in opslagboxen. Hij heeft daarbij steeds dezelfde geraffineerde werkwijze toegepast. Hij heeft zich samen met een ander of anderen de toegang tot de opslagruimte verschaft door onder een valse naam een opslagbox te huren. Zo beschikte hij over een toegangscode waarmee hij het hek van het opslagterrein kon openen. Eenmaal binnen heeft hij de deuren van de opslagboxen vaak geforceerd. Hij heeft de gestolen goederen steeds vervoerd met een auto waarop hij een gestolen kentekenbewijs had geplaatst.
Uit de boxen heeft hij grote hoeveelheden goederen weggenomen. In hoeverre hij deze weggenomen goederen vervolgens zelf heeft verhandeld, is niet duidelijk geworden. Wel is duidelijk dat hij de huurders van de boxen van waaruit hij goederen heeft gestolen, veel schade heeft toegebracht. In veel gevallen betroffen het opslagboxen van ondernemers. Deze ondernemers konden door het handelen van verdachte (een deel van) hun werkzaamheden niet voortzetten. Daarmee is de diefstal van invloed geweest op de bedrijfsvoering.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van kentekenplaten. Ook dit is een vervelend feit, waardoor overlast wordt veroorzaakt.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 2 augustus 2022 is te zien dat verdachte in 2014 voor het laatst is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit was ook een vermogensfeit. Omdat deze veroordeling van acht jaar geleden is, is op basis hiervan echter geen sprake van recidive.
De reclassering beschrijft in het advies van 14 juli 2022 dat de financiële problemen van verdachte delictgerelateerd zijn. Interventie op dit gebied kan volgens de reclassering recidive verlagend werken. Daarnaast adviseert de reclassering ambulante behandeling, mede inhoudende het meewerken aan diagnostiek, omdat verdachte mogelijk een laag IQ en ADHD heeft.
Straf en maatregel
Gelet op de invloed die de inbraken in de opslagboxen hebben gehad op de bedrijfsvoering van de getroffen huurders, acht de rechtbank het passend bij de bepaling van de omvang van de op te leggen straf aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS [33] voor bedrijfsinbraken. De oriëntatiepunten voor bedrijfsinbraken houden een taakstraf van 120 uur per inbraak in. De rechtbank telt in beginsel elke inbraak afzonderlijk mee, omdat verdachte voor elke inbraak een nieuw wilsbesluit heeft gevormd en hij elke inbraak afzonderlijk geraffineerd heeft voorbereid. Daarbij komt de straf die passend is voor de diefstal van de kentekenplaten. Dat zou betekenen dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht op zijn plaats is.
Toch ziet de rechtbank geen reden verdachte opnieuw in detentie te nemen. Tijdens de schorsing heeft hij zich goed aan de aan hem opgelegde voorwaarden gehouden. Hij heeft zich daarbij ingezet om aan werk te komen en goed voor zijn gezin te zorgen. Een nieuwe periode in detentie zal deze positieve ontwikkeling doorkruisen. De rechtbank ziet het belang van voortzetting van het toezicht door de reclassering, om aan verdachte begeleiding op het gebied van zijn financiën te kunnen blijven geven en zo het recidiverisico zo laag mogelijk te houden. Daarmee wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht het echter wel noodzakelijk dit in een andere strafvorm te compenseren.
Alles afwegende acht de rechtbank de volgende straf passend en geboden:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen, met aftrek van het voorarrest van 50 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd;
  • een taakstraf voor de duur van 240 uren;
  • een contactverbod met medeverdachte [medevedachte] op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar.
Met betrekking tot het contactverbod overweegt de rechtbank nog het volgende. Aan de vereisten voor de oplegging van die maatregel is voldaan. Dit contactverbod dient immers ter voorkoming van het gezamenlijk plegen van nieuwe strafbare feiten door verdachte en medeverdachte [medevedachte] . Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank vervangende hechtenis van één week per overtreding voldoende, met een maximum van zes maanden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Vordering van [benadeelde] , feit 1
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 76.481,-. Dit bedrag bestaat uit € 41.481,- materiële schade en € 35.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit, te weten de inbraak bij de opslaglocatie te Gorinchem. De benadeelde partij heeft verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt, voor zover deze ziet op de immateriële schade. De aard van het feit leent zich daar niet voor.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen, voor zover deze ziet op de materiële schade. Volgens de officier van justitie is buiten twijfel dat er veel jassen zijn gestolen. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat het gevorderde bedrag onvoldoende is onderbouwd, wordt verzocht een bedrag toe te wijzen van € 24.000,-, uitgaande van 60 gestolen jassen ter waarde van circa € 400,- per stuk.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Dat geldt zowel voor de gevorderde materiële schade, als voor de gevorderde immateriële schade.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering voor zover die betrekking heeft op de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 15.000,-. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Net als de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet vastgesteld kan worden wat het exacte aantal jassen is dat is weggenomen, noch wat de exacte waarde was van deze jassen. Medeverdachte [medevedachte] heeft verklaard dat het om 60 tot 80 jassen gaat. Gelet hierop, in samenhang bezien met de aankoopbedragen op de overgelegde facturen, acht de rechtbank het redelijk om ervan uit te gaan dat in ieder geval 60 jassen zijn weggenomen ter waarde van € 250,- per stuk. Dat levert een schadebedrag op van € 15.000,-.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] voor wat betreft de immateriële schade afwijzen. Reden daarvoor is dat er geen grondslag bestaat voor deze schade. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Immateriële schade kan op grond van artikel 6:106, eerste lid, en onder b van het Burgerlijk Wetboek worden toegewezen indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op ander wijze in zijn persoon is aangetast. Van aantasting in persoon op andere wijze is in ieder geval sprake in geval van geestelijk letsel. Daartoe zullen voldoende concrete gegevens moeten worden aangevoerd. In voorkomende gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon ook zonder nadere onderbouwing kan worden aangenomen.
De enkele schending van een fundamenteel recht maakt niet dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Dat geldt ook voor de inbreuk die wordt gemaakt met een inbraak. Niet is uitgesloten dat een inbraak waarbij veel goederen zijn weggenomen ingrijpende gevolgen heeft voor de benadeelden. Het ligt echter niet voor de hand om een aantasting in de persoon aan te nemen als de nadelige gevolgen enkel bestaan in het verlies van voorwerpen. De rechtbank wijst naar rechtspraak van de Hoge Raad. [34]
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 15.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 november 2021tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 110 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Vordering van [bedrijf 1] B.V., feit 1
[bedrijf 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 24.437,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht aannemelijk dat [bedrijf 1] B.V. schade heeft geleden ten gevolge van de inbraken in de opslagboxen die door verdachte en zijn mededader(s) zijn gepleegd. Net als de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat onvoldoende blijkt op welke wijze het gevorderde bedrag is opgebouwd. Dat volgt niet uit de overgelegde stukken. De behandeling van de vordering van [bedrijf 1] levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, indien de rechtbank de zaak zal aanhouden om [bedrijf 1] in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering van [aangeefster] , feit 3
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.605,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op de gevraagde vrijspraak.
9.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt, omdat verdachte niet degene is geweest die als bestuurder de schade heeft veroorzaakt.
9.9
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3 en laste gelegde feit. Om die reden zal zij de vordering van [aangeefster] niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 230 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht en dat verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan diagnostiek en indien geïndiceerd forensische behandeling of training bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij ook het innemen van medicijnen kan vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte aan de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • legt aan verdachte op de
  • beveelt daartoe dat verdachte
  • zich onthoudt van contact met [medevedachte] , geboren op [1989] te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [verblijfplaats] ;
  • beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door één week hechtenis met een maximum duur van zes maanden;
Benadeelde partijen
Vordering [benadeelde] , feit 1
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 15.000,- voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer aan materiële schade gevorderde (€ 26.481,-) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [benadeelde] voor wat betreft het gevorderde aan immateriële schade (€ 35.000,-) af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte hoofdelijk de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 110 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering [bedrijf 1] B.V., feit 1
  • verklaart [bedrijf 1] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering [aangeefster] , feit 3
  • verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, meermalen, althans eenmaal, in de periode van 7 oktober 2021 tot en met 16
december 2021 te Rotterdam, Gorinchem, Apeldoorn, Amsterdam en/of Utrecht,
althans in Nederland, meermalen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit opslagboxen bij:
( a) [bedrijf 1] te Rotterdam en/of
( b) [bedrijf 2] te Gorinchem en/of
( c) [bedrijf 1] te Apeldoorn en/of
( d) [bedrijf 1] te Amsterdam en/of
( e) [bedrijf 1] te Utrecht
heeft weggenomen (onder meer):
( a) gouden ringen, een ketting, elektronisch bestuurbare auto’s, elektrische
tandenborstels en opzetborstels en/of
( b) jassen en/of
( c) gereedschap, laptops, mobiele telefoons, koeken, chocolade en/of snacks
( d) gereedschap en een buitenboordmotor en/of
( e) blikken Red Bull
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan:
( a) [aangever 2] en/of [aangever 3]
( b) [benadeelde]
( c) [aangever 6] en [aangever 7]
( d) [aangever 8] ,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking van
toegangsdeuren en/of rolluiken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
feit 2
hij op of omstreeks 16 december 2021 te Utrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee kentekenplaten met kenteken [kenteken ] , in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan [aangever 9] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2021 tot en met 16 december 2021
te Huis ter Heide, gemeente Zeist, althans in Nederland
opzettelijk
een personenauto (merk Suzuki, type SX4, kenteken [kenteken ] ), in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
door huur,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
( art 321 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de door de politie, Eenheid Midden-Nederland, dienst stad-Utrecht, basisteam Utrecht-Zuid, opgemaakte en doorgenummerde processen-verbaal met dossiernummers PL0900-2021395339 d.d. 19 december 2021 (pagina’s 1 t/m 176) en 21 december 2021 (pagina’s 177 t/m 224), PL0900-2022002615 d.d. 28 januari 2022 (pagina’s 225 t/m 448) en PL0900-2022122988 d.d. 3 mei 2022 (pagina’s 449 t/m 691). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2021, pag. 351
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2021, pag. 352
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 14 oktober 2021, pag. 359
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2021, pag. 369
6.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2021, pag. 370
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2021, pag. 372
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2021, pag. 379
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2021, pag. 380
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2021, pag. 395
11.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022.
12.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2021, pag. 264, 265
13.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 november 2021, pag. 275, 276
14.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 24 november 2022, pag. 287
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2021, pag. 341
16.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 11 april 2022, pag. 677, 678
17.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2021, pag. 90
18.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2021, pag. 491
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2021, pag. 492
20.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2022, pag. 497, 498
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2022, pag. 513
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2022, pag. 514
23.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 11 april 2022, pag. 679
24.Proces-verbaal van aangifte d.d. 18 december 2021, pag. 460
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2022, pag. 468
26.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 11 april 2022, pag. 680
27.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2021, pag. 91
28.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2021, pag. 105
29.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2021, pag. 106
30.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022.
31.Proces-verbaal van aangifte d.d. 17 december 2021, pag. 108, 109
32.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022.
33.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
34.ECLI:NL:HR:2019, 376, ECLI:NL:HR:2019:1465