In deze zaak vorderde de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid West Side Sailing B.V. (hierna: WSS B.V.) betaling van een factuur van € 8.689,07 voor werkzaamheden aan een jacht. Gedaagde betwistte echter dat er een overeenkomst met WSS B.V. was gesloten, en stelde dat de overeenkomst was gesloten met West Side Sailing GmbH (hierna: WSS GmbH), die WSS B.V. als onderaannemer had ingeschakeld. De kantonrechter oordeelde dat WSS B.V. niet de contractspartij van gedaagde was en wees de vordering af.
De procedure begon met een dagvaarding op 27 juli 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek. De kern van de zaak draaide om de vraag of gedaagde een overeenkomst had gesloten met WSS B.V. of met WSS GmbH. De kantonrechter concludeerde dat de opdrachtbevestiging, die was ondertekend door gedaagde en WSS GmbH, geen driepartijenovereenkomst vormde en dat gedaagde niet met meerdere partijen had gecontracteerd.
De rechter stelde vast dat gedaagde alleen met WSS GmbH een overeenkomst had gesloten voor de levering van het jacht, en dat WSS B.V. niet de contractspartij was die nakoming kon vorderen. De vordering van WSS B.V. werd afgewezen, en de rechter veroordeelde WSS B.V. in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die werden begroot op € 777,50. Het vonnis werd uitgesproken op 14 september 2022 door kantonrechter R.J. Verschoof.