ECLI:NL:RBMNE:2022:3835

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
544635 HA RK 22-190
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard tegen rechtbank en eerdere behandelend rechter

Op 23 september 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Krim, diende een wrakingsverzoek in tegen mr. T. Dopheide, de behandelend rechter in een eerdere zaak. Dit verzoek werd ingediend tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2022, waarin verzoeker aangaf niet serieus te zijn genomen en dat er niet goed naar hem was geluisterd. De wrakingskamer besloot om het verzoek zonder zitting te behandelen, in afwijking van de gebruikelijke procedure.

De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek tot wraking was gericht tegen zowel de rechtbank als de eerdere behandelend rechter. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van de gehele rechtbank, aangezien een wrakingsverzoek enkel kan worden ingediend tegen een individuele rechter. Ook het verzoek tot wraking van de eerdere behandelend rechter werd afgewezen, omdat verzoeker op dat moment niet tijdig een wrakingsverzoek had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 37 lid 1 Rv.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker zowel in het verzoek tot wraking van de rechtbank als in het verzoek tot wraking van de eerdere behandelend rechter niet-ontvankelijk werd verklaard. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 544635 HA RK 22-190
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
23 september 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
advocaat mr. A. Krim,

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van 12 september 2022 in de zaak met zaaknummer C/16/498077 / FO RK 20-286 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T. Dopheide. Van de mondelinge behandeling van deze zaak is een proces-verbaal opgemaakt, waarin het wrakingsverzoek is opgenomen.
1.2.
De wrakingskamer ziet aanleiding om – in afwijking van het in artikel 39 lid 1 Rv neergelegde uitgangspunt – uitspraak te doen over het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek, zonder dat dit verzoek ter zitting wordt behandeld. Daartoe wordt het volgende overwogen.

2.Het wrakingsverzoek en de beoordeling hiervan

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Dopheide als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met zaaknummer C/16/498077 / FO RK 20-286.
Tijdens de mondelinge behandeling in deze zaak heeft de rechter verzoeker gevraagd naar de onderbouwing van zijn wrakingsverzoek. Verzoeker heeft hierop aangegeven, zo blijkt uit het opgemaakte proces-verbaal, dat hij de rechtbank en de eerdere behandelend rechter wenst te wraken. Verzoeker heeft aangegeven dat hij niet serieus is genomen en dat er niet goed naar hem is geluisterd.
2.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Uit de tijdens de mondelinge behandeling op 12 september 2022 gegeven toelichting op het wrakingsverzoek, volgt dat verzoeker zowel de rechtbank als de eerdere behandelend rechter wenst te wraken.
3.4.
Met betrekking tot de wraking door verzoeker van de rechtbank overweegt de wrakingskamer als volgt. Uit het in 3.1. genoemde artikel 36 Rv volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. Voor het gedeelte van het wrakingsverzoek waarin de gehele rechtbank wordt gewraakt, zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.5.
In het deel van het wrakingsverzoek dat ziet op de wraking van de eerdere behandelend rechter, zal verzoeker eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard. Als verzoeker bij de eerdere behandelend rechter het gevoel had deze rechter vooringenomen was, dan had verzoeker op dat moment een wrakingsverzoek moeten indienen. Artikel 37 lid 1 Rv schrijft namelijk voor dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Daarvan is nu geen sprake meer.
Conclusie
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoeker zowel in het verzoek tot wraking van de rechtbank als in de wraking van de eerdere behandelend rechter niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek wat betreft de wraking van de rechtbank;
4.2.
verklaart het onderdeel van het verzoek tot wraking dat ziet op de eerdere behandelend rechter ongegrond;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker en zijn advocaat, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team Familierecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/498077 / FO RK 20-286 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. R.M. Berendsen en
mr. A.C. van den Boogaard als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.