ECLI:NL:RBMNE:2022:3805

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1124
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen

Op 14 juni 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder inmiddels op 17 mei 2022 alsnog een besluit heeft genomen, waardoor het procesbelang van eiseres bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen is komen te vervallen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres ten tijde van het instellen van het beroep wel belang had bij het rechtsmiddel. De rechtbank heeft verweerder daarom veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 379,50,- die eiseres heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.

De uitspraak is gedaan door rechter M. Eversteijn en is openbaar uitgesproken op 14 juni 2022. Eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens)
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [1] Dat is wat eiseres heeft gedaan.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels met de primaire besluiten van 17 mei 2022 alsnog heeft beslist op de aanvraag van eiseres. Bij eerdere beschikking van 5 mei 2022 heeft verweerder aan eiseres de maximale dwangsom toegekend wegens het niet tijdig beslissen. Dit betekent dat het procesbelang van eiseres bij het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaren.
4. Omdat eiseres ten tijde van het instellen van het beroep wegens het niet tijdig beslissen wel belang had bij dat rechtsmiddel en dat beroep ook voldeed aan de overige ontvankelijkheidseisen van artikel 6:12, van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het betaalde griffiegeld van € 50,- vergoedt.
5. Om diezelfde reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 379,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.