De inhoud van de omgevingsvergunning
Is de omgevingsvergunning in strijd met de be,eidsregels?
10. Het eerste wat eiser aanvoert over de inhoud van de omgevingsvergunning is dat de omgevingsvergunning is verleend in strijd met de ‘Beleidsregels zonnevelden Gemeente Bunnik’ (de beleidsregels). Volgens eiser zal het [project 1] , dat een omvang heeft van circa 15 hectare, op zo’n korte afstand worden gerealiseerd van de [project 2] , die ook een omvang heeft van circa 15 hectare, dat deze twee zonnevelden ruimtelijk gezien als één zonneveld van 30 hectare moeten worden beschouwd. De beleidsregels staan slechts een zonneveld met een maximale omvang van 25 hectare toe in dit gebied. Het college stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de beleidsregels.
11. De rechtbank stelt voorop dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning moet handelen overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
12. Wat partijen verdeelt is de vraag wat op grond van de beleidsregels moet worden verstaan onder één zonneveld. Volgens de definitie uit de beleidsregels is een zonneveld een begrensd gebied waarop zonnepanelen staan. Binnen de grenzen vallen in ieder geval de grond onder de zonnepanelen, de tussenliggende stroken, de onderhoudspaden en de technische installaties. Eiser heeft op de zitting toegelicht waarom hij vindt dat het [project 1] en de [project 2] op grond van de definitie als één zonneveld moeten worden gezien. Volgens hem is de strook van ongeveer 80m die tussen de twee zonneparken ligt een ‘tussenliggende strook’ die op grond van de definitie uit de beleidsregels binnen de grenzen van het – als één te beschouwen – zonnepark vallen. Het college heeft er op de zitting op gewezen dat sprake is van twee zonnevelden, omdat een zonneveld volgens de definitie een begrensd gebied is, en dat beide zonneparken zijn afgeschermd met een hekwerk.
13. Bij de beleidsregels zit geen toelichting. Dit betekent dat de rechtbank moet kijken naar de tekst van de definitie en wat daarin taalkundig staat.
14. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst van de definitie dat het [project 1] en de [project 2] twee verschillende zonnevelden zijn. Het zijn apart begrensde gebieden waarop zonnepanelen staan. De twee zonnevelden zijn twee los van elkaar staande ontwikkelingen. De zonnevelden zullen allebei fysiek worden omheind en ze worden ook apart van elkaar geëxploiteerd door verschillende exploitanten. Verder blijft tussen de twee zonnevelden een strook grond van circa 80 meter breed onbebouwd. Deze strook grond hoort niet bij één van de twee zonnevelden. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn standpunt dat deze strook kan worden aangemerkt als een tussenliggende strook binnen het begrensde gebied.
15. De conclusie van het voorgaande is dat het college de omgevingsvergunning niet in strijd met de beleidsregels heeft verleend. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat de omvang van [project 1] en de [project 2] – ook bij elkaar opgeteld – past binnen de maximale omvang uit de beleidsregels als de velden als twee aparte zonnevelden worden beschouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is [project 1] vanwege cumulatieve effecten in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
16. Eiser voert aan dat het college bij de toets of het [project 1] in strijd is met een goede ruimtelijke ordening ten onrechte niet de cumulatieve effecten van dit zonnepark in combinatie met de naastgelegen [project 2] heeft beoordeeld. Volgens eiser heeft het college zijn gezondheidsbelang bij een groene leefomgeving onvoldoende bij de besluitvorming betrokken en verdwijnt door de twee zonnevelden gezamenlijk het karakter van een open agrarisch cultuurlandschap tussen de [straat] en de [straat] .
17. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat de activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
18. De rechtbank is het niet met eiser eens. Zij legt hierna uit waarom zij dit vindt.
19. [project 1] blijft onder de drempelwaarden van projecten waarvoor een Milieu Effect Rapportage (M.E.R.) moet worden gemaakt. In zo’n geval moet een vormvrije m.e.r.-boordeling worden uitgevoerd. Bij de omgevingsvergunning is de notitie ‘Vormvrije M.E.R. Beoordelingsnotitie – Realisatie [project 1] ’, van [adviesbureau] van
5 juni 2020 (de notitie) gevoegd. Daarin zijn de verschillende potentiële milieueffecten, zoals bodem, natuur en emissie, geluid, waterhuishouding en -kwaliteit en luchtkwaliteit beoordeeld. De conclusie van de beoordeling is dat tijdens de aanleg- en ontmantelingsfase kortdurend hinder kan worden ervaren door omwonenden, maar dat dit niet zal resulteren in lange termijn effecten en schade. Het zonnepark wordt aangelegd met respect voor de bodem. Zowel tijdens de aanlegfase, de gebruiksfase als tijdens de ontmantelingsfase zullen geen significante effecten bestaan voor het milieu. Als er geen milieueffecten zijn, kunnen er ook geen cumulatieve milieueffecten zijn. Het college heeft dus beoordeeld of er door de aanwezigheid van de [project 2] cumulatieve milieueffecten zijn.
20. In de notitie is verder opgenomen dat sprake kan zijn van een langdurend nadelig effect wat als hinder kan worden ervaren met betrekking tot het verloren gaan van het landelijke karkater en het uitzicht van omwonenden. Door het project goed landschappelijk in te passen worden deze effecten zo veel als mogelijk tegengegaan. Met gebiedseigen elementen wordt het [project 1] ingepast in de ruimtelijke structuur. De landschappelijke inpassing wordt aan de buitenkant van het zonnepark en het hekwerk geplaatst. De transformatoren worden langs de onderhoudspaden geplaatst voor een zo rustig mogelijke uitstraling naar de omgeving. In het ‘Landschappelijk inpassingsplan’ – in december 2020 opgesteld door [adviesbureau] – wat ook onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning, staat vermeld dat ook voor de [project 2] een landschappelijk ontwerp is gemaakt, zodat het op goede wijze landschappelijk wordt ingepast. De inpassing en de vormgeving van het [project 1] en de [project 2] zijn door de dezelfde ontwerper ontworpen en op elkaar afgestemd. Hieruit volgt dat, hoewel [project 1] een ruimtelijke impact heeft, deze niet zodanig is dat de realisatie ervan in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening, ook niet in combinatie met de aanwezigheid van de [project 2] .
21. Door eiser is zowel op het gebied van de milieueffecten als de landschappelijke inpassing geen tegenrapport van een deskundig te achten persoon of instantie overgelegd. Wat hij zelf aanvoert geeft geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de notitie en het inpassingsplan, de begrijpelijkheid van beide documenten, de gevolgde redeneringen of de aansluiting van de conclusies daarop.
22. De conclusie van het voorgaande is dat het college de cumulatieve effecten van [project 1] en de [project 2] afdoende heeft beoordeeld, en dat hij zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het [project 1] niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege cumulatieve milieueffecten en het veranderen van het landelijke karakter en het uitzicht van omwonenden.
Hadden in de omgevingsvergunning voorschriften over de uitvoeringsfase opgenomen moeten worden?
23. Eiser voert verder aan dat de bescherming van de leefomgeving ten tijde van de aanleg van het [project 1] onvoldoende is geborgd. Volgens eiser had het college in de omgevingsvergunning voorschriften moeten opnemen over het geluid van de hei-activiteiten en het licht van bouwlampen.
24. De rechtbank is het hier niet mee eens. De bouwactiviteiten voor het zonnepark hebben betrekking op de uitvoering van de omgevingsvergunning. Dit uitvoeringsaspect speelt geen rol bij de beoordeling door de rechtbank of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De uitvoering is als zodanig niet in deze procedure aan de orde is.
Is de uitvoering van het beplantingsplan met de omgevingsvergunning voldoende geborgd?
25. De rechtbank gaat er van uit dat het college met het aanvullingsbesluit het besluit over het aanvullende voorschrift van 1 april 2022 heeft ingetrokken. Eiser heeft dus geen belang meer bij een beoordeling van de beroepsgronden die hij tegen dit besluit heeft aangevoerd.
26. In zijn brief van 29 juli 2022 stelt eiser zich op het standpunt dat de tekst van het voorschrift over de beplanting zoals dat door het college in het aanvullingsbesluit is geformuleerd (het voorschrift) verwarrend is en niet overeenkomt met wat partijen hebben afgesproken. Eiser heeft bezwaar tegen het eerste gedeelte van de tekst, dat ook in het – ingetrokken – besluit van 1 april 2022 stond. Volgens hem is dit gedeelte van de tekst in strijd met het ‘Beheer- en beplantingsplan’, opgesteld door [adviesbureau] van december 2020 (het beheer- en beplantingsplan), dat onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is hierdoor innerlijke tegenstrijdig. Het college had in het aanvullingsbesluit dit gedeelte van de tekst moeten weglaten, en alleen de tekst waar partijen overeenstemming over hebben bereikt moeten opnemen in het voorschrift.
27. De rechtbank is het hier niet mee eens. De formulering van het eerste gedeelte van het voorschrift maakt de omgevingsvergunning niet innerlijk tegenstrijdig en het voorschrift is niet verwarrend. In de tekst uit het beheer- en beplantingsplan waar eiser op wijst staat dat het plan als doel heeft om het gewenste eindbeeld van de beplantingselementen die rondom het [project 1] zullen worden aangeplant te behalen en in stand te houden. Om dit gewenste eindbeeld te bereiken moet volgens het beheer- en beplantingsplan elk beplantingselement in het plangebied volledig aanwezig te zijn vanaf de aanleg tot de ontmanteling van het zonnepark. Vervolgens zal jaarlijks een monitoringsronde worden gehouden om te kijken of sprake is van uitgevallen beplanting en zal als sprake is van uitval in het eerstvolgende plantseizoen deze beplanting opnieuw worden ingeboet. Dat eiser aan deze passage de conclusie verbindt dat de beplantingselementen al gereed moeten zijn bij de start van de bouw van de zonnepanelen is naar het oordeel van de rechtbank een te beperkte interpretatie van het beheer- en beplantingsplan. Het doel van het beheer- en beplantingsplan is dat de beplantingselementen gedurende de hele looptijd van de omgevingsvergunning aanwezig zijn en zo nodig worden vervangen als sprake is van uitval. Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit doel met het eerste gedeelte van de tekst van het voorschrift geborgd. Het tweede gedeelte van het voorschrift – dit is het gedeelte waarover partijen een akkoord hebben bereikt – gaat specifiek over het planten van de zogenaamde strakke haag en de landschappelijke losse haag. Deze moeten binnen het eerste plantseizoen na 1 juli 2023 worden aangeplant. De rechtbank ziet niet in waarom dit verwarrend zou zijn.
28. De beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd tegen de inhoud van de omgevingsvergunning en het aanvullende voorschrift over de beplanting slagen niet. De rechtbank is van oordeel dat het college de omgevingsvergunning, inclusief het aanvullende voorschrift, in redelijkheid heeft kunnen verlenen.