ECLI:NL:RBMNE:2022:380
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijzondere bijstand woninginrichting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Het primaire besluit, genomen op 2 december 2021, wees de aanvraag af. Verzoeker stelde dat hij niet in zijn woning kon wonen omdat hij deze niet kon inrichten en dat hij daardoor dakloos was. Hij vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij in acute financiële nood verkeerde.
Tijdens de zitting op 21 januari 2022, waar verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, werd duidelijk dat verweerder voornemens was het primaire besluit in te trekken en een nieuw besluit te nemen. Dit nieuwe besluit zou verzoeker bijzondere bijstand toekennen ter hoogte van € 2.500,-. Verweerder gaf aan dat dit bedrag het maximale was dat op grond van zijn buitenwettelijk beleid kon worden toegekend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er begrip was voor verzoekers wens om zijn woning volledig in te richten, niet was gebleken van een acute financiële noodsituatie. Verzoeker ontving al een Wajonguitkering, huursubsidie en zorgtoeslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij de beslissing op zijn bezwaar niet kon afwachten, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af wegens het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.