ECLI:NL:RBMNE:2022:379

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
21/3565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeldigverklaring rijbewijs wegens schizofreniespectrumstoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.N. Greeven, was van mening dat het keuringsrapport van de psychiater niet op de juiste wijze tot stand was gekomen en dat de conclusie over zijn geschiktheid om te rijden niet logisch was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de keurend psychiater, na een onderzoek op 17 maart 2021, tot de conclusie was gekomen dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege een schizofreniespectrumstoornis en het ontbreken van een recidiefvrije periode van meer dan zes maanden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 april 2021, waarin werd meegedeeld dat zijn rijbewijs ongeldig bleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de keurend psychiater alle relevante informatie heeft betrokken bij zijn advies en dat er geen gebreken waren in de totstandkoming van het rapport. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat het rapport onzorgvuldig was of dat er sprake was van een onjuiste diagnose. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich op het rapport mocht baseren en dat de gronden van eiser niet slagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3565

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.N. Greeven),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. Y. Wolvekamp).

Procesverloop

In het besluit van 16 april 2021 (primair besluit) heeft verweerder meegedeeld dat de uitslag van het medisch onderzoek is dat eiser niet geschikt is om te rijden en dat daarom zijn rijbewijs ongeldig blijft.
In het besluit van 22 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 november 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 17 maart 2021 is eiser onderzocht door [psychiater 1] , keurend psychiater en is een rapport opgesteld. In het rapport staat dat eiser een schizofreniespectrumstoornis heeft en dat er niet gesteld kan worden dat er een recidiefvrije periode van meer dan zes maanden met betrekking tot de stoornis is geweest en dat er geen sprake is van ziekte-inzicht. De psychiater acht eiser niet geschikt om te rijden. De psychiater heeft om tot dit oordeel te komen een anamnese afgenomen bij eiser, de conclusie uit het rapport van 16 mei 2020 van keurend psychiater [psychiater 2] betrokken en informatie betrokken uit een brief van 1 april 2021 van eisers behandelend psychiater, [psychiater 3] , psychiater bij [geestelijke gezondheidszorg] in [plaats] .
2. Verweerder heeft besloten dat eisers rijbewijs ongeldig blijft, omdat hij niet geschikt wordt geacht voor het besturen van motorrijtuigen. Verweerder baseert zich voor dit oordeel op het rapport van de keurend psychiater. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dat bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen aangevoerd dat het keuringsrapport niet op juiste wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie niet logisch volgt uit het rapport. Zo is het rapport tot stand gekomen op grond van slechts één ontmoeting via zoom met de keurend psycholoog en kan niet worden opgemaakt hoe lang de ontmoeting heeft geduurd en hoe betrouwbaar het onderzoek is geweest. Verder ontbreekt het mededelingendossier en is het kennelijk niet meegenomen bij de besluitvorming.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder mag een rapport van een deskundige, zoals in dit geval het rapport van de keurend psychiater, alleen maar terzijde schuiven als dat rapport - kort gezegd - niet deugt. Bijvoorbeeld omdat het op een onzorgvuldige manier tot stand is gekomen, er tegenstrijdigheden in staan of dat de in het rapport getrokken conclusies niet logisch voortvloeien uit wat daarvoor is vastgesteld, dan wel wanneer een door betrokkene overgelegde contra-expertise van een andere arts daartoe aanleiding geeft. Dit is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
5. Uit het rapport van de keurend psychiater van 1 april 2021 volgt dat hij eiser heeft gesproken, een anamnese heeft afgenomen en bij de totstandkoming van zijn advies informatie van psychiater [psychiater 2] uit het mededelingendossier en informatie van de behandelend psychiater [psychiater 3] heeft betrokken. Anders dan eiser aanvoert is het mededelingendossier aan het dossier toegevoegd en blijkt uit het rapport van de keurend psychiater dat dit is meegenomen in de besluitvorming. Uit het voorgaande blijkt dat de keurend psychiater alle beschikbare informatie bij zijn advies heeft betrokken. Van gebreken in de totstandkoming van het rapport van de keurend psychiater is niet gebleken. Dat eiser ter zitting heeft gesteld dat de anamnese via zoom heeft plaatsgevonden en slechts 15 minuten duurde maakt niet dat het rapport daardoor niet zorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. De keurend psychiater is zelf direct bij ten minste enig onderdeel van het onderzoek betrokken geweest.
6. Eiser heeft verder aangevoerd dat uit het onderzoek van de keurend psychiater niet blijkt van aanknopingspunten voor de diagnose schizofreniespectrumstoornis en het ontbreken van een recidiefvrije periode. Zo die aanknopingspunten wel daarin terug te vinden zijn dan zijn ze niet door de keurend psychiater vastgesteld. In negatieve zin valt verder op dat de keurend psychiater tegenstrijdige opmerkingen maakt over drugsgebruik en dat niet wordt meegedeeld waaruit blijkt dat eiser paranoïde overtuigingen heeft. Verder handelt verweerder onzorgvuldig door het rapport van 1 april 2021 van de behandelend psychiater niet bij zijn rapport te betrekken. Uit die informatie volgt dat eisers psychische toestand afgelopen jaar stabiel is geweest en zijn paranoïde overtuigingen geen aanleiding hebben gegeven voor intensivering van zorg.
7. De rechtbank overweegt dat de keurend psychiater de informatie van de behandelend psychiater van 1 april 2021 kenbaar bij zijn advies heeft betrokken. Uit de informatie van de behandelend psychiater volgt dat hij in mei 2020, na eisers ontslag uit de Forensisch psychiatrische kliniek, de diagnose schizofrenie heeft gesteld, dat de psychiatrische toestand van eiser het afgelopen jaar stabiel is geweest en dat eisers paranoïde overtuigingen niet zijn gewijzigd sinds eiser zijn medicatie heeft gestaakt.
Het voorgaande betekent dat er recente informatie is waaruit volgt dat eiser een stoornis heeft in het schizofreniespectrum en dat er nog geen recidiefvrije periode van zes maanden is geweest. Eisers paranoïde overtuigingen zijn immers niet gewijzigd. Dat de behandelend arts geen omschrijving geeft van de paranoïde overtuigingen die eiser zou hebben, betekent niet dat die paranoïde overtuigingen er niet zijn. Gelet hierop heeft verweerder geen twijfel hoeven hebben aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport en de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Verweerder heeft zich daarom voor het bestreden besluit op dit rapport mogen baseren.
8. Het door eiser genoemde alcohol- en drugsgebruik heeft geen rol gespeeld in het advies van de keurend psychiater. Daarnaast berust de door eiser geconstateerde tegenstrijdige opmerkingen over drugsgebruik op een onjuiste lezing van het rapport.
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat zijn mening dat er een onjuiste diagnose is gesteld, niet maakt dat een zekere mate van ziekte-inzicht ontbreekt. Hij heeft immers zijn medewerking aan de hem opgelegde behandelingen verleend en dat getuigt van een zekere mate van ziekte-inzicht. Dat eiser zijn medicatie niet gebruikt is hem tegengeworpen, maar uit de brief van 1 april 2021 van de behandelend psychiater blijkt dat dit in goed overleg is gebeurd. Eiser stelt over voldoende ziekte-inzicht te beschikken om te kunnen voldoen aan de vereisten van paragraaf 8.2.2. van de Bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich heeft mogen baseren op het rapport van de keurend psychiater en de daarbij betrokken stukken van [psychiater 2] en [psychiater 3] waaruit volgt dat eiser geen ziekte-inzicht heeft. Dus ook niet in een beperkte mate.
Het ligt op de weg van eiser om aan te tonen of op zijn minst twijfel te zaaien over de juistheid van het rapport, in die zin dat er dus iets mis is met het onderzoek en met het rapport. Eiser is hierin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Eiser heeft geen medisch stuk overgelegd waaruit iets anders blijkt dan wat is geconcludeerd door de keurend psychiater. Eiser enkele weerspreking van de bevindingen is onvoldoende om afbreuk te doen aan het rapport van de keurend psychiater.
11. De gronden van eiser slagen niet. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 25 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.