Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt zij aan de hand van de argumenten die verzoekster heeft aangevoerd, de zogenoemde gronden.
3. Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening moet worden beoordeeld of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoekster gelast wordt om met ingang van 16 augustus 2022 de woning voor de duur van drie maanden te verlaten.
4. Verzoekster verzoekt om een voorlopige voorziening zodat het besluit wordt opgeschort tot het moment dat op het bezwaar is beslist.
5. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 13 juni 2022 blijkt dat de politie op 20 mei 2022 heeft waargenomen dat de zoon van verzoekster (de zoon) met een andere verdachte in een auto een drugsdeal heeft gedaan. Daarop zijn de zoon en de andere verdachte gevolgd tot aan de woning van verzoekster en daar aangehouden. Naar aanleiding hiervan heeft de politie, mede in verband met een lopend strafrechtelijk onderzoek naar (georganiseerde) drugshandel, de woning van verzoekster doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is het volgende in de slaapkamer van de zoon aangetroffen. 23,4 gram softdrugs (hennep), 7,07 gram 3-MMC, 2,06 gram cocaïne, 11,03 gram heroïne, een kleine weegschaal, een zwarte strijkzak 60x80 cm met hennepresten, een set geschikt voor het testen/uitkoken van cocaïne, drie rollen vershoudfolie, 100 nieuwe gripzakjes 12x6 cm, 63 voorbedrukte etiketten voor labelen/portionering hennep en 100 ponypacks.
6. De politie heeft op basis van de bevindingen van de doorzoeking de conclusie getrokken dat het aannemelijk is dat vanuit de woning van verzoekster drugs werd verhandeld. De politie geeft de burgemeester daarom in overweging om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet tijdelijk te sluiten.
7. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester bij het bestreden besluit gelast om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. De burgemeester acht sluiting van de woning noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Door sluiting kan de bekendheid van de woning binnen het criminele circuit als drugspand worden doorbroken en de loop ernaartoe eruit worden gehaald. De burgemeester vindt de sluiting evenredig. De burgemeester vindt ook dat het maatschappelijke belang om de woning te sluiten zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van verzoekster om in de woning te blijven wonen.
De standpunten van partijen
8. Verzoekster voert aan dat er geen noodzaak is voor de sluiting van de woning. Haar zoon zit de komende maanden vast in verband met de strafzaak en komt ook niet meer thuis. Verzoekster heeft hem uit huis gezet. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage niet dat haar zoon in of vanuit haar woning drugs heeft verhandeld. Verzoekster verwijst daarvoor naar de steunbetuigingen van omwonenden. Zij verklaren dat zij nooit overlast hebben ervaren van bewoners van hun woning en dat van aanloop van criminelen naar de woning geen sprake is geweest. Verzoekster heeft op de zitting gesteld dat de burgemeester niet tot sluiting van de woning van verzoekster mag overgaan. Zij was niet op de hoogte van de criminele activiteiten van haar zoon. Zij dacht dat haar zoon zich aan de afspraak hield om geen verboden middelen de woning binnen te halen en geen criminele activiteiten te ontplooien. Dat haar zoon dat in het verleden wel heeft gedaan, betekent niet dat zij er rekening mee moest houden dat hij dat weer zou gaan doen. Zij had ook geen signalen dat haar zoon weer met drugshandel bezig was. Alle spullen lagen in zijn slaapkamer en die was afgesloten. Verzoekster kan daarom geen verwijt worden gemaakt van het handelen van haar zoon. Daarbij zijn de belangen van verzoekster en haar dochter(s) bij het behouden van de huurwoning daarentegen zeer groot. Verzoekster woont al 20 jaar in de woning en is sociaal geworteld in de buurt. Verzoekster en haar dochter zijn beiden full time werkzaam in de zorg. Door de sluiting zullen zij allebei dakloos worden, terwijl hen persoonlijk niets valt te verwijten. Zij zullen de woning permanent kwijtraken nu de verhuurder heeft bericht de huurovereenkomst te zullen ontbinden. De opties die de burgemeester heeft aangedragen voor tijdelijke huisvesting ondervangen dit niet. Bovendien zijn die opties niet tijdig te realiseren.
9. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat sluiting van de woning op grond van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is. In de woning is een ruime handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen, wat een ernstig feit is. Uit het strafrechtelijk onderzoek blijkt dat de zoon een centrale rol vervult in het criminele milieu, specifiek in de opslag en verstrekking van harddrugs zowel binnen als buiten de gemeente, en dat hij geweld niet schuwt. Dat verzoekster niet op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar zoon en de aanwezigheid van drugs in de woning, vindt de burgemeester niet aannemelijk. In 2018 is de zoon in […] aangehouden voor de handel in drugs en heeft daar een maand vastgezeten. Verder is in 2019 bij een doorzoeking van de woning een ruime hoeveelheid soft- en harddrugs is aangetroffen. Verzoekster heeft toen met de politie gesproken over het gedrag van haar zoon en het nemen van passende maatregelen. In 2020 is de woning weer doorzocht, waarbij pillen en € 670,- aan contant geld zijn aangetroffen. Toen heeft verzoekster gezegd dat zij het gedrag van haar zoon afkeurt en hem desnoods uit huis zal zetten. De burgemeester stelt zich verder op het standpunt dat verzoekster voor de gedragingen van haar zoon en de aanwezigheid van drugs in de woning wel een verwijt kan worden gemaakt, nu zij destijds geen passende maatregelen heeft genomen door hem uit huis te zetten. De zoon en dochter van verzoekster zijn volwassen en in staat om voor zichzelf te zorgen. Verzoekster kan tijdelijk verblijven bij haar jongste dochter, die dichtbij woont. Ook kan verzoekster haar buren om hulp vragen. Zo nodig is het college bereid om een gedoogbeschikking te nemen voor tijdelijk verblijf in een recreatiepark binnen de gemeente. De burgemeester is zich ervan bewust dat verzoekster na afloop van de sluiting niet terug kan naar haar woning. Nu verzoekster tijdelijk in de omgeving van haar werk en woning kan verblijven, ziet hij echter geen aanleiding om van sluiting af te zien. De burgemeester meent dat gelet op alle feiten en omstandigheden het belang van de openbare orde moet prevaleren boven het persoonlijk belang van verzoekster. Daarbij kunnen verzoekster en haar dochter een beroep doen op de Sociale Dorpsteams voor hulp en ondersteuning.
Oordeel voorzieningenrechter
10. De voorzieningenrechter zal zijn voorlopig oordeel baseren aan de hand van het beoordelingskader zoals uiteengezet door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in de uitspraak van 28 augustus 2019 en latere uitspraken.
11. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd is, op grond van artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid, de woning te sluiten. Omdat de bevoegdheid voor de voorzieningenrechter een gegeven is, is het vervolgens de vraag of de burgemeester gelet op de aangevoerde omstandigheden in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het is vooral deze vraag die partijen verdeeld houdt.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
12. Als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, mag aangenomen worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid soft- en harddrugs, de (hoeveelheid) aangetroffen materialen voor het fabriceren en verpakken van (hard)drugs en de informatie uit het strafrechtelijk onderzoek, mag de burgemeester aannemen dat de woning een rol vervult binnen de drugsketen en is sluiting van de woning aangewezen. De burgemeester heeft onderbouwd dat de drugshandel van de zoon ook in of vanuit de woning plaatsvond. De drugs waren immers aanwezig om door de zoon vanuit de woning verkocht en elders afgeleverd te worden. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt verder dat sporadisch drugs werden afgehaald op het woonadres van verzoekster. Daarmee valt een risico op (gewelddadige) represailles niet uit te sluiten. Wat verder zwaar meeweegt is dat uit onderschepte telecommunicatie blijkt dat de zoon bang is voor represailles op het woonadres en dat hij geweld niet schuwt. Ook blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de zoon een samenwerkingsverband heeft met een andere verdachte, die betrokken was bij een ontploffing bij een woning. Verder is van belang dat het de derde keer dat een handelshoeveelheid verdovende middelen in de woning is aangetroffen. Deze omstandigheden leveren vrees voor zeer ernstige verstoring van de openbare orde op. Het betoog van verzoekster op zitting dat haar zoon al sinds 20 mei 2022 vastzit en er geen aanwijzingen zijn dat er nog loop naar de woning is, maakt voor de noodzaak tot sluiting geen verschil. Van een vertraagde besluitvorming door de burgemeester is geen sprake. Bovendien gaat het bij sluiting van een woning om het geven van een signaal naar de omgeving dat drugshandel niet wordt getolereerd.
13. Uit het voorgaande volgt dat de sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk is. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of sluiting, gegeven de noodzaak daartoe, ook evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid van verzoekster en de gevolgen van de sluiting van belang.
Kan verzoekster een verwijt worden gemaakt?
14. Verzoekster heeft gesteld dat zij van de verdovende middelen in huis geen weet heeft gehad en dat haar geen verwijt van de ontstane situatie kan worden gemaakt. Dat verzoekster niet op de hoogte was of kon zijn van de aangetroffen verdovende middelen komt de voorzieningenrechter, gezien wat er is aangetroffen, het criminele verleden van haar zoon en het feit dat bij doorzoekingen in 2019 en in 2020 ook drugs van de zoon in de woning zijn gevonden, niet aannemelijk voor. Dat verzoekster naar zij zegt geen signalen had waaraan zij had kunnen merken dat haar zoon weer aan het afglijden was, maakt het voorgaande niet anders. Verzoekster is als huurster van de woning verantwoordelijk voor wat er zich in haar woning afspeelt. Verzoekster had de slaapkamer van haar zoon regelmatig moeten controleren op aanwezigheid van verdovende middelen. Dat de deur van zijn slaapkamer op slot zat en haar zoon zijn kamer zelf schoonmaakte, zoals verzoekster stelt, ontslaat haar niet van die verplichting. Als haar stelling juist is dat de slaapkamer van haar zoon altijd afgesloten was, had haar dat juist aanleiding moeten geven om die kamer te willen controleren. Bij de twee eerdere huiszoekingen waren er immers ook drugs in die slaapkamer gevonden. Ook had verzoekster haar zoon regelmatig moeten aanspreken over de in 2020 met hem gemaakte afspraak om zich niet meer met drugshandel bezig te houden. Verzoekster heeft dat niet gedaan. Verzoekster heeft daarmee onvoldoende toezicht gehouden op haar zoon en op wat er in de woning gebeurde. Verzoeksters standpunt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, volgt de voorzieningenrechter dan ook niet.
Is de sluiting evenredig?
15. Ten aanzien van de gevolgen van een woningsluiting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Dat een woningsluiting bijzonder zware gevolgen heeft, hoeft niet zonder meer aan sluiting van de woning in de weg te staan. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
16. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van de sluiting. De burgemeester heeft meegewogen dat alle bewoners meerderjarig zijn en in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Ook heeft de burgemeester verzoekster een voldoende termijn gegeven om alternatieve woonruimte te regelen. Nadat de burgemeester op 16 juni 2022 zijn voornemen tot sluiten van de woning bekend had gemaakt, heeft hij de sluiting uitgesteld tot 16 augustus 2022 om verzoekster meer tijd te geven om vervangende woonruimte te vinden. Daarnaast heeft de burgemeester ook zelf geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting en een lijst met huurwoningen in de vrije sector overgelegd, die per direct beschikbaar zijn. Op de zitting heeft de burgemeester de sluitingstermijn nogmaals verlengd tot de datum van deze uitspraak en medegedeeld dat daarna aan verzoekster nog een korte tijd wordt gegeven om de woning te verlaten. De burgemeester heeft daarmee voldoende gedaan om te voorkomen dat verzoekster en haar dochter op korte termijn dakloos worden.
17. Aan de andere kant stelt de voorzieningenrechter vast dat de gevolgen van de sluiting voor verzoekster aanzienlijk zijn. Gelet op de zienswijze van de verhuurder en de verklaringen van verzoekster op de zitting is aannemelijk dat de verhuurder de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal ontbinden als de woning wordt gesloten of via de rechter ontbinding van de huurovereenkomst zal vragen. Op de zitting heeft verzoekster verklaard dat zij door de verhuurder op een zwarte lijst wordt geplaatst waardoor het voor haar vrijwel onmogelijk is om vervangende woonruimte (sociale huur) in de regio te vinden. Hoewel de burgemeester de ontbinding van huurovereenkomst van de woning heeft onderkend, heeft hij de potentiële gevolgen daarvan niet kenbaar in zijn afweging betrokken. De handreikingen die de burgemeester heeft gedaan zijn weliswaar gemeend, maar daaraan kan verzoekster op dit moment geen woonzekerheid voor de toekomst ontlenen. Hoewel verzoekster en haar dochter niet hebben onderbouwd dat zij financieel op sociale huurwoningen zijn aangewezen, hebben ze dat wel onweersproken gesteld. Naast de directe gevolgen van de sluiting en de financiële consequenties voor verzoekster, bestaat dus het reële risico dat verzoekster en haar dochter de komende jaren niet voor een sociale huurwoning in aanmerking zullen komen. Daar komt bij dat er een groot tekort is aan sociale huurwoningen, verzoekster al 20 jaar in haar woning woont en dat zij voor haar werk in de zorg op een woning in de gemeente of de omgeving daarvan is aangewezen. Tot slot vindt de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster op de zitting onweersproken heeft gesteld dat zij van plan is om haar zoon uit te schrijven op haar woonadres en daar al stappen voor heeft ondernomen en hem daarnaast de toegang tot de woning heeft ontzegd. Ook deze omstandigheid heeft de burgemeester (nog) niet bij zijn afweging betrokken. Hoewel verzoekster zeker een verwijt treft op het punt van haar corrigerend vermogen ten opzichte van haar zoon, ligt het recidiverisico bij haar zoon.De concrete stappen die verzoekster zet om herhaling te voorkomen, bieden ook mogelijkheden voor de burgemeester om te onderzoeken of een lichter middel kan worden ingezet waarmee een (nagenoeg) zelfde doel kan worden bereikt als met de tijdelijke sluiting van de woning, zoals een op de situatie toegespitste last onder bestuursdwang. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester deze feiten en omstandigheden alsnog bij de heroverweging van zijn besluit om de woning te sluiten moet betrekken en moet motiveren waarom de gevolgen in dit geval niet onevenredig zijn.
Heeft het bezwaar kans van slagen?
18. In het licht van het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de evenredigheid van de sluiting in deze situatie. Het is aan de burgemeester om hierover in de bezwaarprocedure een verdere afweging te maken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisende belang van verzoekster vereist dat het besluit om de woning te sluiten wordt geschorst in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure. De belangen van verzoekster en haar dochter om in die tijd in de woning te kunnen blijven, wegen nu zwaarder dan het belang van de burgemeester om nu tot de daadwerkelijke sluiting te kunnen overgaan.