ECLI:NL:RBMNE:2022:377
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in het verzoek om proceskostenvergoeding van verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Het bestreden besluit, gedateerd 19 juli 2021, betrof een definitieve berekening van de zorgtoeslag voor het jaar 2020. Verzoeker heeft zijn gronden laten vallen en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder, de Belastingdienst, in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven dat portokosten en kosten voor aangetekend versturen niet onder de vergoedingsmogelijkheden van het Besluit proceskosten bestuursrecht vallen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Hoewel verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de verzochte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft wel opgemerkt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, waarvoor verzoeker zich tot verweerder moet wenden.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens-Kleijn, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.