ECLI:NL:RBMNE:2022:377

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
21/3624
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in het verzoek om proceskostenvergoeding van verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Het bestreden besluit, gedateerd 19 juli 2021, betrof een definitieve berekening van de zorgtoeslag voor het jaar 2020. Verzoeker heeft zijn gronden laten vallen en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder, de Belastingdienst, in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven dat portokosten en kosten voor aangetekend versturen niet onder de vergoedingsmogelijkheden van het Besluit proceskosten bestuursrecht vallen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Hoewel verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat de verzochte kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft wel opgemerkt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, waarvoor verzoeker zich tot verweerder moet wenden.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens-Kleijn, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3624

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: A.A. Wubs).

Procesverloop

In het besluit van 19 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder een definitieve berekening zorgtoeslag 2020 gemaakt.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verzoeker heeft in een aanvullend schrijven meegedeeld dat hij zijn gronden laat vallen met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat portokosten en kosten voor het aangetekend versturen niet onder artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht vallen en niet kunnen worden vergoed.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De door verzoeker verzochte kosten “aantekenen bezwaarschrift” en “porto reactie op verweer” zijn namelijk geen kosten die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 4 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.