ECLI:NL:RBMNE:2022:3769

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijtbare werkloosheid en psychische toestand in het kader van de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft eiseres, die eerder werkzaam was bij een recreatiepark en later bij een jachthaven, ontslag genomen en een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd bij het UWV. Het UWV heeft in een besluit van 8 juni 2021 vastgesteld dat eiseres vanaf 26 oktober 2020 recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze niet tot uitbetaling komt omdat zij verwijtbaar werkloos is. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft zijn standpunt gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 29 augustus 2022 behandeld.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft aangenomen dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Eiseres voerde aan dat haar psychische toestand op het moment van ontslag zodanig was dat de ontslagname haar niet aan te rekenen was. Ze heeft last van PTSS en andere gezondheidsklachten, maar de rechtbank concludeert dat zij niet voldoende medische onderbouwing heeft geleverd om aan te tonen dat haar psychische klachten zo ernstig waren dat ze de gevolgen van haar ontslag niet kon overzien. De rechtbank stelt vast dat eiseres vooral niet wilde doorwerken of zich ziekmelden, en dat ze in de verwachting dat ze snel weer werk zou vinden ontslag heeft genomen.

De rechtbank concludeert dat het UWV op basis van de beschikbare informatie mocht concluderen dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar uitgesproken op 21 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] (eiseres)

(gemachtigde: mr. Y.G.H. van der Poel),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)

(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1. Eiseres heeft gewerkt bij een recreatiepark. Daar heeft zij ontslag genomen. Vervolgens is zij aan het werk gegaan bij een jachthaven. Na enkele weken heeft zij daar in oktober 2020 ook ontslag genomen. Zij heeft een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd bij het UWV.
2. In het besluit van 8 juni 2021 heeft het UWV beslist dat eiseres vanaf 26 oktober 2020 wel recht heeft op een WW-uitkering, maar dat die uitkering niet tot uitbetaling komt omdat eiseres verwijtbaar werkloos is. In de beslissing op bezwaar van 3 januari 2021 is het UWV bij dat besluit gebleven. Eiseres is in beroep gegaan tegen de beslissing op bezwaar.
3. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het UWV ervan uitgaan dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. In artikel 24 van de WW is bepaald dat een werknemer verwijtbaar werkloos is geworden als hij zelf ontslag heeft genomen zonder dat aan de voortzetting van de dienstbetrekking zodanige bezwaren waren verbonden, dat dit niet van de werknemer kon worden gevergd (artikel 24 van de WW).
Het standpunt van eiseres
6. Eiseres voert aan dat haar psychische toestand op het moment dat zij ontslag nam zodanig was dat de ontslagname haar niet aan te rekenen is. Zij heeft onder meer last van PTSS en neurologische klachten als gevolg van Lyme, en daarnaast veel lichamelijke klachten. Zij ervaarde veel stress door haar werkzaamheden en zag het helemaal niet zitten om een Ziektewettraject in te gaan. Daarom heeft zij zich niet ziekgemeld maar ontslag genomen. Eiseres heeft op de zitting verteld dat zij voor haar beleving geen keuze had, ze zag het helemaal niet meer zitten. Zij ging er op dat moment van uit dat zij wel weer iets anders zou vinden, maar doordat er toen longkanker is ontdekt is het daar niet meer van gekomen.
7. Ter onderbouwing heeft eiseres in bezwaar informatie van de huisarts ingediend, die schrijft dat eiseres “niet meer haar werkzaamheden [kan] verrichten zoals zij dit altijd heeft gedaan”. In beroep heeft eiseres informatie van de neuropsychiater uit 2009 en van de neuroloog uit 2002 ingediend. Op de zitting heeft eiseres verteld dat haar artsen, waaronder de hematoloog en de longarts, al heel lang tegen haar zeggen dat zij niet begrijpen hoe zij het volhoudt om door te werken. Die willen dat echter niet voor haar op papier zetten voor het UWV, maar vinden dat het UWV hen maar moet benaderen voor informatie. Eiseres heeft op vraag van de rechter aangegeven dat zij het niet meer ziet zitten om daar nog achteraan te gaan, en haar gemachtigde heeft aangegeven dat hij er niet veel heil in ziet om nu zelf nog achter medische informatie aan te gaan.
Het standpunt van het UWV
8. Het UWV stelt zich op het standpunt dat niet gebleken is dat de psychische toestand van eiseres op het moment dat zij ontslag nam zodanig was dat de ontslagname haar niet aan te rekenen is. In bezwaar heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep Gille eiseres beoordeeld. Hij geeft aan dat eiseres er bewust voor heeft gekozen om ontslag te nemen en niet het Ziektewettraject in te gaan, met de verwachting dat zij ergens anders weer aan de slag zou gaan. Hij ziet geen medisch verschoonbare reden voor het zelf genomen ontslag.
9. In reactie op het beroep schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beroepsgrond over het door ziekte niet overzien van de gevolgen van ontslagname niet in lijn is met het eerdere bezwaar. Toen gaf eiseres enkel aan dat zij last had van stress door de arbeidsomstandigheden. Daarom was er geen reden om informatie bij behandelaars op te vragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het niet aannemelijk dat het psychische toestandsbeeld van eiseres zodanig slecht was dat ze de gevolgen van de ontslagname niet heeft kunnen overzien. Dat blijkt volgens hem ook niet uit de informatie van de huisarts, die schrijft enkel dat eiseres niet meer haar werkzaamheden kan verrichten als voorheen. Ook de informatie van de neuropsychiater en de longarts die eiseres in beroep heeft ingediend geeft hem geen aanleiding om dat te denken.
Het oordeel van de rechtbank
10. De rechtbank stelt voorop dat het duidelijk is dat eiseres serieuze gezondheidsklachten heeft en dat zij een groot deel van die klachten ook al had voordat zij ontslag nam. Maar de vraag is of haar psychische klachten op het moment van de ontslagname zo ernstig waren dat de ontslagname haar niet aan te rekenen is. Daarbij ligt de lat hoog, omdat het de bedoeling is dat iemand die niet meer in staat is zijn werk nog te doen zich ziekmeldt en zo mogelijk gaat re-integreren.
11. Eiseres stelt dat zij door haar psychische klachten de gevolgen van de ontslagname niet kon overzien, maar dat heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet met medische informatie aannemelijk gemaakt. Uit het dossier en wat eiseres op de zitting heeft verteld komt vooral naar voren dat eiseres doorwerken of ziekmelden niet zag zitten, en dat zij ontslag heeft genomen in de verwachting dat zij ergens anders wel weer aan het werk zou gaan. Dat die keuze het gevolg was van haar psychische klachten is niet gebleken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres onderzocht en de aanwezige medische informatie beoordeeld en ziet daarin geen medische reden voor de ontslagname. Eiseres heeft op de zitting verteld dat haar artsen een andere mening hebben, maar dat blijkt niet uit medische stukken. Eiseres stelt dat zij die van haar artsen niet krijgt, maar zij heeft haar gemachtigde of het UWV niet gevraagd om nog een reactie van haar behandelaars op te vragen. Dat had wel op haar weg gelegen.
12. Het UWV mocht ervan uitgaan dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het UWV mocht ervan uitgaan dat eiseres verwijtbaar werkloos is geworden. Daarom heeft het UWV terecht besloten dat de WW-uitkering van eiseres niet tot uitbetaling komt.
14. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening te treffen.