ECLI:NL:RBMNE:2022:3734

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/2285
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning van huishoudelijke hulp op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een inwoner van Huizen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder met betrekking tot de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). In eerste instantie was aan eiseres 210 minuten per week aan huishoudelijke hulp toegekend, maar dit werd later gewijzigd naar 170 minuten per week. Eiseres stelde dat deze wijziging onterecht was en dat haar gezondheidssituatie niet voldoende was meegewogen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich bij de herziening van de toekenning heeft gebaseerd op het beleid dat sinds 1 januari 2021 van kracht is, en op het KPMG-rapport. Eiseres heeft tijdens de zitting haar eerdere beroepsgronden, waaronder de onrechtmatigheid van de herziening, ingetrokken, maar handhaafde de stelling dat verweerder haar thuishulp niet had mogen bevragen. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de thuishulp slechts als informatiebron was geraadpleegd.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat haar medische situatie zodanig was verslechterd dat de toekenning van 170 minuten per week niet adequaat was. De beroepsgronden van eiseres werden verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard. Eiseres werd erop gewezen dat zij een nieuwe aanvraag kon indienen als haar situatie zou veranderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2285

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: M.W. van Harmelen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: E. Jozephia).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2021 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan eiseres 160 minuten per week aan huishoudelijke hulp toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), met ingang van 6 december 2021 tot en met 19 oktober 2025.
Bij besluit van 15 december 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder het primaire besluit I gewijzigd in die zin dat aan eiseres 210 minuten per week aan huishoudelijke hulp wordt toegekend over de periode van 6 december 2021 tot en met 31 januari 2022.
Bij besluit van 9 maart 2022 (het primaire besluit III) heeft verweerder aan eiseres
165 minuten per week aan huishoudelijke hulp toegekend met ingang van 1 februari 2022 tot en met 31 januari 2027.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Bij besluit van 13 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit II ongewijzigd voortgezet en het primaire besluit III herroepen in die zin dat 170 minuten per week aan huishoudelijke hulp wordt toegekend met ingang van 1 februari 2022.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Bij besluit van 1 juni 2017 is aan eiseres 210 minuten per week aan huishoudelijke hulp toegekend tot en met 25 oktober 2020. Nadien is deze indicatie verlengd tot 19 oktober 2025.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat vanaf
1 februari 2022 terecht 170 minuten per week aan huishoudelijke hulp is toegekend. Verweerder heeft zich hierbij gebaseerd op het beleid [1] zoals dat vanaf 1 januari 2021 geldt. Dit beleid is gebaseerd op het door bureau HHM opgestelde ‘Normenkader huishoudelijke ondersteuning 2019’ dat een vervolg is op het normenkader dat in 2016 is opgesteld door bureau HHM en KPMG.
3. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij de beroepsgrond dat verweerder niet bevoegd was om de eerder toegekende maatwerkvoorziening te herzien, niet langer handhaaft. Ook de beroepsgrond dat verweerder zich wat betreft de normtijden niet had mogen baseren op het KPMG-rapport, handhaaft eiseres niet langer. Tot slot handhaaft eiseres de beroepsgrond dat de herziening moet worden aangemerkt als een onrechtmatige bezuiniging en dat er geen sprake is van een onderzoek door een onafhankelijke derde, niet langer.
4. Eiseres handhaaft wel de beroepsgrond dat verweerder haar thuishulp [A] niet had mogen bevragen en dat hetgeen [A] heeft verklaard niet betrokken had mogen worden bij de besluitvorming. Een mandaatbesluit ontbreekt volgens eiseres.
5. De rechtbank overweegt op dit punt het volgende. Gebleken is dat verweerder in het kader van het onderzoek naar de hulpvraag van eiseres haar voormalige thuishulp telefonisch vragen heeft gesteld over de verrichte werkzaamheden. De thuishulp kan worden aangemerkt als één van de informatiebronnen in het onderzoek van verweerder. Naar het oordeel van der rechtbank heeft verweerder hiermee niet onzorgvuldig gehandeld. Onder mandaat wordt op grond van artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De thuishulp is door verweerder slechts geconsulteerd en heeft geen betrokkenheid gehad bij het nemen van het besluit, laat staan dat zij het besluit namens verweerder genomen heeft. Een mandaatbesluit met betrekking tot deze thuishulp is dan ook niet aan de orde geweest. De beroepsgrond faalt dus.
6. Eiseres stelt verder dat het resultaat van een schoon en leefbaar huis niet in 170 minuten behaald kan worden. De oorspronkelijk toegekende indicatie van 210 minuten had niet mogen worden aangepast. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat haar gezondheidssituatie is verslechterd en dat er ten onrechte geen medisch onderzoek is gedaan naar haar situatie.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich afdoende rekenschap heeft gegeven van de relevante medische omstandigheden van eiseres. Eiseres heeft niet gemotiveerd waarom verweerder de toegekende maatwerkvoorziening onjuist heeft vastgesteld. Evenmin heeft eiseres aan de hand van medische stukken onderbouwd dat zij ten tijde van het bestreden besluit medisch méér beperkt was dan verweerder heeft aangenomen. Eiseres heeft ook niet onderbouwd dat haar gezondheidssituatie nadien is verslechterd. Verweerder was daarom niet gehouden om een nader onderzoek te doen naar de medische situatie van eiseres. De beroepsgronden van eiseres slagen daarom niet.
8. Ten overvloede merkt de rechtbank op, zoals ook ter zitting is besproken, dat het eiseres vrij staat een nieuwe aanvraag in te dienen, als zij van mening is dat haar gezondheidssituatie is verslechterd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen houdende regels omtrent huishoudelijke hulp.