ECLI:NL:RBMNE:2022:371

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
532783 / HA RK 21-337
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaak wegens vermeende vooringenomenheid

Op 4 februari 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek van verzoeker behandeld. Dit verzoek was gericht tegen mr. H.A.M. Pinckaers, de behandelend rechter in een civiele zaak waarin verzoeker een loonvordering had ingediend tegen zijn werkgever. Verzoeker voelde zich door de opmerkingen van de rechter tijdens de zitting van 20 december 2021 vooringenomen behandeld. De rechter had op die zitting opmerkingen gemaakt die verzoeker als verwijtend en ongegrond ervoer, wat leidde tot de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De wrakingskamer oordeelde dat de woorden van de rechter, in combinatie met de gevoeligheid van de zaak voor verzoeker, de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking gegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen te communiceren. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 532783 / HA RK 21-337
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
4 februari 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen verzoeker),
gemachtigde mr. M. Hille Ris Lambers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het proces-verbaal van de zitting van 20 december 2021 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. H.A.M. Pinckaers;
- de aanvulling op het wrakingsverzoek van 29 december 2021;
- de schriftelijke reactie van mr. H.A.M. Pinckaers van 14 januari 2022;
- de pleitaantekeningen van mr. Hille Ris Lambers.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 21 januari 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is mr. Hille Ris Lambers namens verzoeker verschenen.
De rechter is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. H.A.M. Pinckaers als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met zaaknummer 9558883 \ AV EXPL
21-44. In deze zaak heeft de rechter op 20 december 2021 in kort geding een loonvordering behandeld, welke door verzoeker tegen zijn werkgever is ingediend.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De rechter heeft tijdens de zitting op 20 december 2021 tegen verzoeker gezegd: “
Er kan aan uw zijde sprake zijn van eigen schuld, want u heeft het niet zo handig gedaan hè, mijnheer [verzoeker] .” De rechter heeft haar standpunt daarna toegelicht met: “
Er is iets mis gegaan. U heeft uw collega’s op de kast gejaagd, waardoor zij het [naam] hebben gebeld.” Deze woorden kwamen bij verzoeker hard aan. Verzoeker heeft van zijn werkgever zonder onderzoek het stempel fraudeur gekregen en zijn werkgever heeft hem verweten dat hij zijn collega’s heeft overruled, gepasseerd of zelfs medeplichtig heeft gemaakt. Voor verzoeker is het buitengewoon belangrijk dat zijn naam wordt gezuiverd. Door de uitspraak van de bestuursrechter van 19 maart 2021 voelde verzoeker zich eindelijk gesterkt. In deze uitspraak is niet vast komen te staan dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van verzoeker en/of dat “hij het niet handig heeft gedaan”. Ook is niet komen vast te staan dat verzoeker collega’s op de kast heeft gejaagd en/of onder druk heeft gezet, overruled of gepasseerd heeft. De bestuursrechter heeft alleen geoordeeld dat het netter zou zijn geweest als verzoeker uiteindelijk in gezamenlijk overleg met een collega de knoop zou hebben doorgehakt. Dat is wezenlijk iets anders dan de rechter tijdens de zitting aan verzoeker heeft medegedeeld. Door de woorden van de rechter voelde verzoeker zich opnieuw veroordeeld. De woorden van de rechter kunnen door verzoeker daarom onmogelijk als onafhankelijk en onpartijdig worden gezien. Ook de conclusie van de rechter dat verzoeker zijn collega’s boos heeft gemaakt en op de kast heeft gejaagd waardoor zij het [naam] moesten bellen, is niet juist en getuigt van vooringenomenheid.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij ter zitting op verzoek van partijen heeft onderzocht of er nog ruimte kon worden gevonden voor een regeling in der minne. Zo een verzoek en het tegemoet komen daaraan is niet ongebruikelijk. De rechter heeft in deze context beide partijen een ander perspectief dan het eigen perspectief voorgehouden. Zij heeft dat gedaan zonder aanziens des persoons, onafhankelijk en onpartijdig. Haar woorden kunnen dus niet worden opgevat als een blijk van persoonlijke vooringenomenheid. Het doen van suggesties en het geven van een voorlopig oordeel behoren tot de vrijheid die de rechter toekomt bij het inrichten van een zitting en het beproeven van een schikking. Meer in het algemeen kan uit een dergelijke suggestie of voorlopig oordeel niet de schijn van vooringenomenheid worden afgeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet gebleken dat de rechter vooringenomen is. Wel is gebleken dat de rechter de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
3.4.
Blijkens de toelichting van de gemachtigde ligt de onderhavige zaak bij verzoeker erg gevoelig. Verzoeker is na een incident door zijn werkgever ontslagen. Hij heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de bestuursrechter. Bij uitspraak van 19 maart 2021 heeft de bestuursrechter zijn beroep gegrond verklaard. Wat de rechter op de zitting van 20 december 2021 tegen verzoeker heeft gezegd, heeft verzoeker in het licht van die beslissing van de bestuursrechter het gevoel van partijdigheid en vooringenomenheid kunnen geven. Voor de woorden die de rechter heeft gebruikt, vormt het proces-verbaal van de zitting van
20 december 2021 voor de wrakingskamer in beginsel de kenbron. In dat proces-verbaal staat, voor zover hier relevant, het volgende:
“De kantonrechter:
[naam] staat met 1-0 achter, omdat in het civiele recht loon gewoon doorbetaald moet worden. Aan de andere kant, wegen bij het civiele recht in het kader van een beroep op matiging van de loonvordering alle omstandigheden van het geval mee. Zo kan ook eigen schuld aan de zijde van [verzoeker] worden meegewogen. We hebben het vandaag niet gehad over de gedraging die u wordt verweten. Het zou wel kunnen dat als u wint bij de Centrale Raad van Beroep, u wel eigen schuld heeft. De civiele rechter kijkt naar alle omstandigheden van het geval. Wat u heeft gedaan is niet handig.
mr. Hille Ris Lambers:
Dat snap ik niet.
De kantonrechter:
Er is iets misgegaan. U heeft collega’s op de kast gejaagd, waardoor zij het [naam] hebben gebeld.
mr. Hille Ris Lambers:
Ik vind dit een vreemde gang van zaken. U geeft een oordeel in de inhoudelijke zaak.
De kantonrechter:
Ik vind het mijn taak om u te waarschuwen, dat als er wordt gewonnen bij de Centrale Raad van Beroep, het nog niet zo is dat u twee jaar salaris betaald krijgt. Wij wegen mee wat er is gebeurd, als het geen ontslag op staande voet waard is, maar er is wel iets gebeurd, dan kunnen we dat meewegen.”
Uit de woorden van de rechter dat eigen schuld aan de zijde van verzoeker door de civiele rechter kan worden meegewogen bij een afweging van alle omstandigheden van het geval, kan niet de schijn van vooringenomenheid bij de rechter worden afgeleid. Dat de rechter daarbij zegt dat het niet handig is wat verzoeker heeft gedaan, kan deze schijn evenmin opleveren in het licht van een met toestemming van partijen gegeven voorlopig oordeel over de loonvordering gericht op een mogelijke schikking. De rechter vervolgt echter met de woorden dat er iets mis is gegaan en dat verzoeker zijn collega’s op de kast heeft gejaagd. Deze woorden heeft verzoeker als een verwijt aan zijn zijde kunnen opvatten en als een feitelijk oordeel over de ontslaggrond, waarover de bestuursrechter anders heeft geoordeeld. De rechter heeft deze opmerking gemaakt zonder een daarvoor in deze rechtszaak gebleken feitelijke grondslag. De rechter heeft daarbij een verbinding gelegd tussen dit ‘verwijt’ en een mogelijke matiging van de door verzoeker ingestelde loonvordering. De rechter heeft deze woorden vervolgens ook niet teruggenomen toen bleek dat verzoeker daartegen bezwaar had. De conclusie is dan dat deze zonder feitelijke grondslag gebezigde woorden van de rechter in combinatie met de aard en de gevoeligheid van de onderhavige zaak voor verzoeker, naar het oordeel van de wrakingskamer de vrees van verzoeker rechtvaardigt dat de rechter jegens hem vooringenomen is. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook gegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, betrokken partijen, aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Spelt, voorzitter, en mr. G.J.J.M. Essink en
mr. A. van Dijk als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.
de griffier de voorzitter
de griffier is buiten staat deze
beslissing te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.