ECLI:NL:RBMNE:2022:3708

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
9689749 AC EXPL 22-434
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst van opdracht tot het bouwen van een website en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een handelsnaam (hierna: gedaagde) over de ontbinding van een overeenkomst van opdracht tot het bouwen van een website. Eiseres vorderde onder andere de verklaring dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden en terugbetaling van een bedrag van € 6.050, dat zij aan gedaagde had betaald. De overeenkomst was op 26 september 2018 gesloten, maar gedaagde had de website niet opgeleverd, ondanks dat eiseres meerdere keren om voortgang had gevraagd.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, die een resultaatsverbintenis inhield. Gedaagde had de website niet opgeleverd, waardoor eiseres gerechtigd was de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter verwierp het verweer van gedaagde dat zij de overeenkomst rechtsgeldig had opgezegd vanwege gewetensbezwaren. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van gewichtige redenen voor opzegging.

Eiseres werd in het gelijk gesteld en gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het door eiseres gevorderde bedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat eiseres het bedrag direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 9689749 AC EXPL 22-434 EAdV/51469
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.R. Ali, verbonden aan Incasso Expert in Rotterdam,
tegen:
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam 1],
[handelsnaam 2]en
[handelsnaam 3],
zaakdoende in [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [handelsnaam 1] ,
gemachtigde: mr. D.M.A. van Zijl, advocaat in Amersfoort.

1.De procedure

1.1.
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 4 februari 2022, met 27 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 17 producties;
  • de brief van de griffier waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 juli 2022 plaatsgevonden in Utrecht. Namens [eiseres] waren de heer [A] (directeur/eigenaar) en zijn echtgenote aanwezig, bijgestaan door mr. Ali. Namens [handelsnaam 1] waren de heer [gedaagde] en zijn echtgenote aanwezig, bijgestaan door mr. Van Zijl. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 26 september 2018 heeft [handelsnaam 1] aan [eiseres] een e-mail gezonden waarbij zij een opdrachtbevestiging heeft gevoegd. Hierin is onder meer het volgende vermeld:

graag stuur ik jullie hierbij de opdrachtbevestiging voor het bouwen van een website voor [naam eiseres] .nl. (…)
Behalve het tonen van algemene pagina’s zal er ook een webwinkelfunctionaliteit en een applicatie om advies te geven aan klanten ingebouwd worden. (…)
De afgesproken kosten zijn als volgt:
Totaal bedrag voor de website: € 6.000,- (50% bij de start en 50% bij oplevering in de live omgeving)
Hosting per jaar voor de website: € 350,- (…)
De hosting en afhandeling van de e-mail blijft bij de huidige partij voor hosting.
Genoemde prijzen zijn exclusief BTW.
Bij e-mail van 27 september 2018 heeft [eiseres] haar akkoord gegeven op de inhoud van de overeenkomst van opdracht, zoals beschreven in de opdrachtbevestiging.
2.2.
Het bouwen van de website zou circa vier maanden duren waardoor deze omstreeks januari 2019 zou zijn voltooid.
2.3.
Op 27 september 2018 heeft [eiseres] de factuur van [handelsnaam 1] van 26 september 2018 van € 3.630 (incl. btw) voldaan.
2.4.
Op 3 juli 2019 heeft [eiseres] de factuur van [handelsnaam 1] van 2 juli 2019 van € 2.420 (incl. btw) voldaan.
2.5.
In de periode vanaf 2 juli 2019 tot 9 november 2020 is er tussen partijen geen contact geweest over de voortgang van de bouw van de website. Op 9 november 2020 hebben partijen telefonisch contact gehad. In dit gesprek heeft [handelsnaam 1] aan [eiseres] medegedeeld dat de website voor 80% af was. Zij heeft de website niet aan [eiseres] getoond. Op 10 november 2020 heeft [eiseres] de inhoud van dit telefoongesprek schriftelijk aan [handelsnaam 1] bevestigd en onder meer vermeld:

Naar mijn idee hebben we gisteren telefonisch het volgende afgesproken:
De website is nu voor 80% af. Om de overige 20% van de website te bouwen betalen we naast de € 5000,- die al betaald is nog € 3000,- om de website af te maken.
De betaling van deze € 3000,- is als volt opgesplitst:
  • € 1500,- zal betaald worden bij het definitief producten laden van de website.
  • De overige € 1500,- zal betaald worden zodra de website online kan.
Ook gaan we er van uit dat als we al online zijn er we lopen tegen dingen aan die niet naar behoren functioneren dit gewoon onder de garantie valt.
2.6.
In de periode tussen 10 november 2020 en 19 januari 2021 hebben partijen geen contact gehad over de voortgang van de bouw van de website. In deze periode heeft [eiseres] meerdere malen geprobeerd telefonisch contact met [handelsnaam 1] op te nemen. Bij e-mail van 19 januari 2021 heeft [handelsnaam 1] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Ik zag dat je gebeld had en ik zal je een update geven.
Helaas schiet het niet op met de site en eerlijk gezegd moet ik zeggen dat het ook niet gaat lukken op deze manier. We hebben afgesproken dat ik voor een meerprijs verder zou gaan, maar ik moet daar toch vanaf zien omdat het aantal uren dat nog gemaakt moet worden niet in verhouding staat tot het genoemde bedrag. Het aantal uren dat er tot nu toe in is gaan zitten is al veel hoger en ik verwacht niet dat het binnen het redelijk gaat blijven.
Je gaf al aan dat je niets voelt om het op basis van uren af te laten maken.
Het hele project heeft mij al veel meer gekost dan het ooit gaat opleveren, maar omdat ik jouw standpunt ook begrijp wil ik je graag tegemoet komen door de laatste factuur (€ 3000,-) te crediteren.
In reactie heeft [eiseres] op diezelfde datum onder meer het volgende bericht:

Eerlijk gezegd begrijp ik niet zo goed wat je bedoel.
Is het mogelijk dat we hier telefonisch contact over hebben?
Op 20 januari 2021 hebben partijen elkaar telefonisch gesproken.
2.7.
Op 23 maart 2021 heeft [eiseres] onder meer het volgende aan [handelsnaam 1] bericht:

We zouden het fijn vinden als je je gemaakte afspraken gewoon nakomt.
Ik verwacht nu dat je binnen 14 dagen aanzienlijke stappen gaat ondernemen om de website de website af te maken.
Of als je het niet ziet zitten of geen zin hebt om de website af te maken dan graag binnen 14 dagen de € 5000,- die we aanbetaald retour storten (…).
In reactie heeft [handelsnaam 1] op 29 maart 2021 onder meer het volgende bericht:

Door omstandigheden was ik wat slecht bereikbaar en heeft de planning ook wat in de war geschopt. Ik begreep dat je voor mijn deur stond en dat is, zeker in corona-tijd, totaal onacceptabel. Het aanbod dat ik heb gedaan om € 3.000,- ex BTW te crediteren staat nog steeds en misschien is het verstandiger voor ons beide om daarmee akkoord te gaan. Het hele project gaat nog wel even duren en als je dat niet wil dan is wellicht beter als je mijn aanbod accepteert.
In reactie heeft [eiseres] op diezelfde datum onder meer het volgende bericht:

Eerlijk gezegd zie ik niets in je aanbod om € 3000,- te crediteren.
Je geeft aan dat het hele project nog even kan duren. Wat kan je concreet toezeggen wanneer je hoeveel tijd aan de website kunt besteden? En hoeveel tijd verwacht je nodig te hebben?
Graag verneem ik dit nog even van je.
Een reactie van [handelsnaam 1] is uitgebleven.
2.8.
Bij e-mail van 16 juli 2021 heeft [eiseres] [handelsnaam 1] gesommeerd het betaalde bedrag van € 6.050 (incl. btw) uiterlijk op 30 juli 2021 aan haar terug te betalen.
2.9.
Op 20 juli 2021 heeft [handelsnaam 1] onder meer het volgende aan [eiseres] bericht:

Het is waar dat je opdracht hebt gegeven voor de website en voor het bedrag dat je noemt zijn ook werkzaamheden verricht. Zelfs veel meer dan het bedrag rechtvaardigt, dus van een vordering kan sprake zijn en zal alleen al vanwege genoemde redenen niet slagen.
In reconventie zou ik graag het volgende willen aangeven. Je hebt tijdens het maken van de website opdracht gegeven om een systeem te maken dat op allerlei manieren korting zou moeten weergeven die feitelijk geen kortingen zijn. de reden was dat leveranciers vaste prijsafspraken met afnemers hebben en wettelijk valt dat onder kartelvorming. Ik heb daar niet niet alleen moeite mee omdat het juridisch onjuist is, maar ook omdat het ethisch niet deugt. Daarom heb ik besloten niet verder te kunnen werken aan een project dat niet alleen (potentiële) kopers dupeert maar ook nog eens juridisch onhoudbaar kan zijn.
Daarom heb ik je een compromis geboden maar je wilde dat niet aannemen en inmiddels is dat aanbod verlopen.
2.10.
In de brief van 3 augustus 2021, die op 4 augustus 2021 aan [handelsnaam 1] is betekend, heeft mr. Ali namens [eiseres] onder meer het volgende vermeld:

Door middel van deze brief ontbinden wij namens onze cliënte de overeenkomst van opdracht tot het bouwen van een website d.d. 26 september 2018, akkoord bevonden per e-mail door onze cliënte op 27 september 2018, omdat u aantoonbaar toerekenbaar tekort bent geschoten in de nakoming van voormelde overeenkomst. (…)
Als gevolg van deze buitengerechtelijke ontbinding, rust op u op grond van artikel 6:271 Burgerlijk Wetboek de plicht tot ongedaan making van de reeds door u ontvangen prestaties.
Bij deze brief is [handelsnaam 1] gesommeerd tot terugbetaling van het door haar ontvangen bedrag van € 6.050.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de opdrachtovereenkomst van 26 september 2018 bij brief van 3 augustus 2021 buitengerechtelijk is ontbonden;
[handelsnaam 1] te veroordelen tot betaling van:
i. € 6.727,50 betreffende € 6.050 aan hoofdsom en € 677,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag van de algehele voldoening;
ii. de proceskosten, waaronder begrepen het nasalaris, en eventuele wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [handelsnaam 1] is tekortgeschoten in de nakoming van haar resultaatverbintenis uit hoofde van de tussen partijen gesloten opdrachtovereenkomst. Volgens [eiseres] houdt de overeenkomst namelijk een resultaatsverbintenis in waarvoor partijen een vaste prijs zijn overeengekomen maar heeft [handelsnaam 1] niet gepresteerd. [eiseres] stelt dat [handelsnaam 1] , al dan niet op grond van een ingebrekestelling, ten aanzien van deze verbintenis in verzuim is geraakt. Gelet op deze tekortkoming stelt [eiseres] de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk te hebben ontbonden, en wel bij brief van 3 augustus 2021 (art. 6:267 lid 1 BW). Volgens [eiseres] is door deze ontbinding voor [handelsnaam 1] een ongedaanmakingsverbintenis tot (terug)betaling van € 6.050 ontstaan. [eiseres] stelt dat deze ongedaanmakingsverbintenis zich uitstrekt over het gehele bedrag dat door [handelsnaam 1] van haar is ontvangen omdat [handelsnaam 1] in het geheel niet heeft gepresteerd. [eiseres] acht het beroep van [handelsnaam 1] van 16 juli 2021 op gewetensbezwaren – samengevat weergegeven – tardief en uit de lucht gegrepen. Volgens [eiseres] ontbreekt de mogelijkheid tot opzegging van de overeenkomst bij het bestaan van gewetensbezwaren, en ontbreekt het in het geheel aan een expliciet gedane opzegging door [handelsnaam 1] . [eiseres] betwist verder het standpunt van [handelsnaam 1] dat zij, gelet op de door haar verrichte werkzaamheden, recht heeft op een loonbedrag van € 3.000. [eiseres] maakt verder aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, alsook van haar proceskosten.
3.3.
[handelsnaam 1] betwist de vorderingen en concludeert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot:
Primair:
a. niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans haar vorderingen integraal af te wijzen;
Subsidiair:
niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans haar vordering gedeeltelijk af te wijzen in die zin dat er verrekening plaatsvindt met het door [handelsnaam 1] vastgestelde loon van € 4.800;
[eiseres] te veroordelen tot betaling aan [handelsnaam 1] van de proceskosten, eventueel vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
[handelsnaam 1] is van mening dat zij de overeenkomst op 19 januari 2021 overeenkomstig artikel 7:402 lid 2 BW rechtsgeldig heeft opgezegd vanwege het bestaan van gewetensbezwaren. Haar bezwaar bestaat erin dat zij niet wenst mee te werken aan de door [eiseres] gewenste kortingssystematiek. Deze systematiek houdt in dat geen korting op het laminaat, maar alleen op de bijbehorende artikelen/werkzaamheden wordt gegeven. Volgens [handelsnaam 1] mocht [eiseres] geen korting geven op sec het laminaat als hoofdproduct omdat fabrikanten vaste verkoopprijzen eisen van diens wederverkopers. [handelsnaam 1] wenst aan deze prijsberekening niet mee te werken omdat er volgens haar sprake is van (i) verboden prijsafspraken en daarmee van kartelvorming en (ii) van fictieve korting. Ondanks haar opzegging betoogt [handelsnaam 1] recht te hebben op een redelijk loon, omdat zij veel uren aan het bouwen van de website heeft besteed. Omdat [handelsnaam 1] betoogt dat zij de website in ieder geval voor 80% heeft gebouwd, meent zij recht te hebben op een beloning van € 4.800, zijnde 80% van het overeengekomen bedrag van € 6.000. In dit kader doet zij een beroep op verrekening.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Beëindiging overeenkomst
4.1.
Tussen partijen staat vast dat de door hen gesloten overeenkomst van opdracht inmiddels is geëindigd. Partijen twisten echter over de wijze van eindigen. Waar [handelsnaam 1] betoogt dat de overeenkomst door haar is opgezegd, stelt [eiseres] dat er geen sprake is geweest van een rechtsgeldige opzegging, waardoor zij de overeenkomst nadien buitengerechtelijk heeft kunnen ontbinden. De kantonrechter zal dit punt (in chronologische volgorde) behandelen, omdat de wijze van eindigen van belang is voor het eventuele bestaan van de grondslag van de (terug)betalingsverplichting.
Opzegging
4.1.1.
[handelsnaam 1] betoogt, onder verwijzing naar artikel 7:402 lid 2 BW, dat zij de overeenkomst bij e-mail van 19 januari 2021 heeft opgezegd, vgl. randnummer 2.6. De kantonrechter stelt echter voorop dat in dit geval het toetsingskader van artikel 7:408 lid 2 BW van toepassing is. In dit artikel is het volgende bepaald:

de opdrachtnemer die de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van een beroep op bedrijf, kan, behoudens gewichtige redenen, de overeenkomst slechts opzeggen, indien zij voor onbepaalde duur geldt en niet door volbrenging eindigt.
Evident is dat de heer [gedaagde] de overeenkomst namens zijn eenmanszaak heeft gesloten, nu bijvoorbeeld [handelsnaam 1] als rechtspersoon is gedagvaard en tegen die hoedanigheid van procespartij geen verweer is gevoerd. Blijkens artikel 7:408 lid 2 BW kan [handelsnaam 1] , als professionele opdrachtnemer, de overeenkomst opzeggen (i) indien het een overeenkomst van onbepaalde tijd betreft die niet eindigt door volbrenging van de last, of (ii) wegens gewichtige redenen. De kantonrechter zal deze gronden achtereenvolgens bespreken.
Opzegging: (on)bepaalde duur van de overeenkomst
4.1.2.
Partijen zijn verdeeld over de (on)bepaalde duur van de overeenkomst. [handelsnaam 1] betoogt dat partijen een overeenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten, omdat [handelsnaam 1] naast het bouwen van een website, ook jaarlijks de hosting, het onderhoud en de domeinnamen zou verzorgen. Daarentegen stelt [eiseres] dat de overeenkomst een resultaatsverbintenis behelst, te weten: het bouwen van de website. [eiseres] stelt dat [handelsnaam 1] is gekweten van haar verplichtingen wanneer zij een werkende website voor haar oplevert, die ook een ingebouwde webwinkelfunctionaliteit en een adviesapplicatie bevat. In dit kader overweegt de kantonrechter dat, hoewel partijen expliciet zijn overeengekomen dat [handelsnaam 1] de hosting van de website zal verzorgen (vgl. randnummer 2.1) en dit aspect duidt op een langdurende samenwerking, de opdracht tot het bouwen van een website als resultaatsverbintenis binnen deze mogelijke duurovereenkomst geldt. Zonneklaar is dat met betrekking tot sec de bouw van de website sprake is van een resultaatsverbintenis met een toezegging omtrent de – niet weersproken – opleveringsdatum, namelijk januari 2019. In jurisprudentie wordt erkend dat het bij het bouwen van een website gaat om een eindresultaat, te weten: een werkende website en niet om de inspanning daartoe te komen (vgl. bijvoorbeeld Rb Amsterdam 12 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8709, r.o. 10). Verder moet de website zijn opgeleverd, wil men toekomen aan het volgende component van de overeenkomst: het onderhoud. Het voorgaande brengt met zich dat de opdracht tot sec het bouwen van de website niet als een overeenkomst voor onbepaalde tijd kan worden gezien, omdat deze opdracht eindigt door volbrenging. Het stond [handelsnaam 1] dus alleen vrij op te zeggen wegens gewichtige redenen.
Opzegging: gewichtige redenen
4.1.3.
Vooropgesteld wordt dat artikel 7:402 lid 2 BW een voorbeeld is van de gewichtige reden zoals genoemd in artikel 7:408 lid 2 BW en hieraan een nadere invulling geeft. Er zijn gewichtige redenen voor opzegging aanwezig, indien de opdrachtnemer op redelijke grond niet bereid is de opdracht volgens de door de opdrachtgever gegeven aanwijzingen uit te voeren en de opdrachtgever hem niettemin aan die aanwijzingen houdt. [handelsnaam 1] betoogt dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd vanwege het bestaan van gewetensbezwaren. Zij kan, mag en wil namelijk niet meewerken aan een website met een kortingssysteem dat volgens haar onder meer in strijd is met het Besluit prijsaanduiding producten. Zij meent dat kopers door deze systematiek worden misleid. In de kern genomen betwist [eiseres] het bestaan van deze gewetensbezwaren en stelt zij dat [handelsnaam 1] pas eerst bij e-mail van 16 juli 2021 over deze bezwaren heeft geklaagd. [handelsnaam 1] heeft deze stelling weersproken door te verklaren dat zij meermaals bij [eiseres] heeft aangegeven dat zij niet wil meewerken aan dit kortingssysteem. De kantonrechter overweegt dat objectief gezien geen aanleiding bestaat voor opzegging wegens gewetensbezwaren omdat [eiseres] [handelsnaam 1] niet heeft gevraagd in strijd te handelen met de anti-kartelbepalingen. Het vermeende kartelverbod bestaat immers in de verhouding tussen leverancier en wederverkopers. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat [handelsnaam 1] haar standpunt van de strijdigheid van de systematiek met het Besluit prijsaanduiding producten, gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende heeft onderbouwd door slechts in zijn algemeenheid hieraan te refereren. Omdat de kantonrechter onvoldoende is gebleken van gewetensbezwaren, oordeelt zij dat [handelsnaam 1] de overeenkomst op 19 januari 2021 niet rechtsgeldig heeft opgezegd.
Buitengerechtelijke ontbinding
4.1.4.
[eiseres] stelt dat zij de overeenkomst bij brief van 3 augustus 2021 buitengerechtelijk heeft ontbonden. [eiseres] stelt dat [handelsnaam 1] is tekortgekomen in de nakoming van de op haar rustende resultaatsverbintenis een werkende website, inclusief een webwinkelfunctionaliteit en een adviesapplicatie, op te leveren. [handelsnaam 1] heeft namelijk in het geheel geen website opgeleverd. [eiseres] stelt voorts dat [handelsnaam 1] in verzuim verkeert omdat [eiseres] haar meerdere keren, onder andere op 23 maart 2021 en 29 maart 2021 (vgl. randnummer 2.7) in gebreke heeft gesteld en haar een redelijke termijn tot nakoming heeft gegund. Verder heeft [handelsnaam 1] volgens [eiseres] in haar e-mail van 20 juli 2021 verklaard niet voornemens te zijn na te komen. [handelsnaam 1] betwist te zijn tekortgekomen, aangezien zij het overgrote deel van de website, te weten: 80%, heeft gebouwd. Naar de kantonrechter begrijpt, stelt [handelsnaam 1] dat zij de website eenvoudigweg niet heeft kunnen afronden omdat zij geen aandeel wil hebben in de realisatie van de gewenste kortingssystematiek. Van deze systematiek is [handelsnaam 1] pas gedurende de uitvoering van de opdracht gebleken. [handelsnaam 1] meent dat de gewenste kortingsregeling in strijd is met het Besluit prijsaanduiding producten en dit ertoe leidt dat de overeenkomst nietig is voor het deel dat met de kortingssystematiek verband houdt.
Ontbinding: tekortkoming
4.1.5.
De kantonrechter kan op dit punt kort zijn. Hiervoor is al overwogen dat de opdracht tot het bouwen van de website kwalificeert als een resultaatsverbintenis. Vaststaat dat de website niet is opgeleverd, waardoor het eindresultaat niet is bereikt. Hiermee is de tekortkoming gegeven. De enkele stelling dat er geen sprake is van een tekortkoming omdat de website voor het overgrote deel (80%) is afgebouwd, kan [handelsnaam 1] in dit kader niet baten omdat het onderscheid tussen de resultaats- en de inspanningsverbintenis nu juist hierin zit dat de nakoming al dan niet afhankelijk is gesteld van het bereiken van het overeengekomen resultaat. De stelling dat [handelsnaam 1] de website niet heeft kunnen afronden vanwege haar gewetensbezwaar, kan haar evenmin baten. De kantonrechter acht het – gelet op de feiten – namelijk niet zonder meer aannemelijk dat het gewetensbezwaar van [handelsnaam 1] de enige aanleiding is geweest voor opzegging. Naar eigen zeggen is [handelsnaam 1] op 17 juni 2020 bekend geraakt met de door [eiseres] gewenste kortingssystematiek, waarna zij aangeeft haar werkzaamheden te hebben gestaakt. Desondanks heeft [handelsnaam 1] , wederom naar eigen zeggen, op 9 november 2020 met [eiseres] afgesproken de website af te bouwen. Uit het voorgaande leidt de kantonrechter af dat [handelsnaam 1] kennelijk bereid was over haar gewetensbezwaar heen te stappen en de opdracht af te ronden. De kantonrechter passeert daarnaast het standpunt van [handelsnaam 1] dat de opdrachtovereenkomst partieel nietig is, omdat [handelsnaam 1] haar standpunt van strijdigheid met deze wet onvoldoende heeft onderbouwd, vgl. randnummer 4.1.3.
Ontbinding: verzuim
4.1.6.
Voor wat betref het verzuim, overweegt de kantonrechter het volgende. [eiseres] heeft [handelsnaam 1] eerst bij e-mail van 23 maart 2021 in gebreke gesteld. De kantonrechter oordeelt dat deze e-mail niet geldt als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. Een ingebrekestelling vereist namelijk een ‘schriftelijke aanmaning waarbij hem [de schuldenaar] een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld’. In de e-mail van 23 maart 2021 is [handelsnaam 1] primair gesommeerd binnen 14 dagen ‘aanzienlijke stappen’ te zetten de website af te maken. [eiseres] heeft [handelsnaam 1] dus niet gesommeerd de website binnen 14 dagen af te maken en op te leveren. Omdat de kantonrechter in het voorgaande geen sommatie tot
gehele nakomingvan de opdrachtovereenkomst ziet, knoopt zij aan bij de rechtsgeldige ingebrekestelling van 16 juli 2021, waardoor [handelsnaam 1] op 31 juli 2021 in verzuim is geraakt.
4.1.7.
Gelet op het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [eiseres] de overeenkomst rechtsgeldig op 3 augustus 2021 buitengerechtelijk
geheelheeft ontbonden. Dit zal voor recht worden verklaard. Geoordeeld wordt namelijk dat de ontbinding van de resultaatsverbintenis effect heeft op de duurovereenkomst, in die zin dat het voortduren van de overeenkomst tot het verrichten van hosting en onderhoud van de website, en het verzorgen van domeinnamen, afhankelijk is van het opleveren van de website.
Ongedaanmakingsverbintenis – (terug)betaling
4.2.
Hiervoor is geoordeeld dat [eiseres] de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden, waardoor voor [handelsnaam 1] een ongedaanmakingsverbintenis van de reeds door haar ontvangen prestaties is ontstaan (artikel 6:271 BW). De kantonrechter zal [handelsnaam 1] veroordelen tot betaling aan [eiseres] van € 6.050 aan reeds door haar ontvangen factuurbedragen.
Artikel 7:411 BW
4.3.
De vraag rijst of [handelsnaam 1] gehouden is het gehele bedrag aan [eiseres] (terug) te betalen, of dat dit bedrag moet worden verrekend (artikel 6:127 BW) met eventueel loon, waarop [handelsnaam 1] op grond van artikel 7:411 BW recht zou hebben. Artikel 7:411 lid 1 BW luidt als volgt:

Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd, heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Bij de bepaling hiervan wordt onder meer rekening gehouden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd.
De kantonrechter oordeelt dat [handelsnaam 1] op grond van dit artikel geen recht op loon toekomt, zodat haar beroep op verrekening niet opgaat. Hiervoor is redengevend dat de kantonrechter is gebleken dat het voortijdig eindigen van de overeenkomst aan [handelsnaam 1] is toe te rekenen. Hoewel [eiseres] [handelsnaam 1] meermaals heeft gevraagd de overeenkomst na te komen, heeft [handelsnaam 1] slechts verlaat in algemene termen en op wisselende gronden aangegeven van de overeenkomst af te zien. Waar [handelsnaam 1] in de e-mails van 19 januari 2021 en 19 maart 2021 spreekt van een forse kostenoverschrijding, wordt vier maanden later in de e-mail van 20 juli 2021 gesproken van gewetensbezwaren als grondslag voor opzegging. Overwogen wordt dat omdat [handelsnaam 1] haar precieze bezwaar niet concreet heeft gemaakt, zij [eiseres] de mogelijkheid heeft ontnomen het bezwaar weg te nemen ofwel hierin een weg te vinden. Niet is gebleken dat [handelsnaam 1] zich – ondanks het bestaan van bezwaren – heeft ingespannen alternatieve wijzen te zoeken waarop de opdracht alsnog kon worden afgerond. [handelsnaam 1] had de website bijvoorbeeld kunnen opleveren zonder applicatie voor de gewenste kortingssystematiek. De kantonrechter ziet in dat [handelsnaam 1] aan [eiseres] geen andere mogelijkheid heeft gelaten dan het ontbinden van de overeenkomst. Ter zitting is verder gebleken dat [eiseres] geen voordeel heeft gehad van het door [handelsnaam 1] verrichte werk, omdat een andere websitebouwer geen voordeel heeft van de reeds bestaande bronbestanden omdat [handelsnaam 1] eigen codes heeft die, zo de kantonrechter begrijpt, alleen door een webdeveloper kunnen worden gelezen.
4.4.
De kantonrechter realiseert zich dat [handelsnaam 1] veel uren aan de opdracht heeft besteed. Op zitting is evenwel gebleken dat [handelsnaam 1] geen goede inschatting van de omvang van de werkzaamheden heeft gemaakt. Evenmin is gebleken dat er afspraken over eventueel meerwerk zijn gemaakt. Deze omstandigheden liggen in de risicosfeer van [handelsnaam 1] . Gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken, leidt dit er niet toe dat [handelsnaam 1] recht heeft op loon, te meer nu [handelsnaam 1] zich steeds als professionele websitebouwer heeft gepresenteerd.
Nevenvorderingen
4.5.
De eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 677,50 is lager dan het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.7.
[handelsnaam 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.239,33, betreffende:
  • dagvaarding: € 103,33
  • griffierecht: € 514
  • salaris gemachtigde: € 622 (2 punten à € 311).
4.8.
De nakosten zullen in de beslissing worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de opdrachtovereenkomst van 26 september 2018 bij brief van 3 augustus 2021 buitengerechtelijk is ontbonden;
5.2.
veroordeelt [handelsnaam 1] tot betaling van € 6.727,50 betreffende € 6.050 aan hoofdsom en € 677,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [handelsnaam 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.239,33, waarin begrepen € 622 aan salaris gemachtigde; te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van betaling;
5.4.
veroordeelt [handelsnaam 1] , onder de voorwaarde dat deze niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022.