4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelenvoor feit 1 primair
1. [slachtoffer] heeft op 29 april 2020 aangifte gedaan van mishandeling. Uit het
proces-verbaal van aangifteblijkt dat aangever onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 25 april 2020 omstreeks 15:00 uur begon [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte
] met beide handen mijn polsen vast te pakken. Ik weerde mij af en ik kwam in de daar aanwezige struiken terecht. Ik lag daar op mijn rug en ik voelde klappen. Ik probeerde mij te verweren en heb om mij heen getrapt. Ik ben daar in de struiken bewusteloos geraakt. Ik ben weer bijgekomen en ben naar huis teruggelopen. Ik had een bloedneus en een bult. Ik voelde mijn hoofd bonken. Het voelde of dat mijn hoofd uit elkaar zou spatten. Ik zag dubbel. Later op de avond ben ik naar de huisartsenpost geweest omdat ik de pijn niet meer kon verdragen. Daar bleek dat ik gekneusde ribben te hebben en een zware hersenschudding, mijn kaak is ontzet ik krijg mijn tanden en kiezen niet op elkaar. Ik kan ook niet kauwen, dus ik moet vloeibaar eten.
2) Uit het
proces-verbaal van verhoor aangevervan 15 mei 2020 en bijbehorende fotobijlagen blijkt dat [slachtoffer] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik ben zaterdag 25 april 2020 naar de huisartsenpost geweest. De arts in het ziekenhuis vertelde mij dat er mogelijk een boksbeugel of een ander voorwerp gebruikt was. Ik heb die avond een MRI-scan gehad en daar is uitgekomen dat ik een breuk had van mijn jukbeen (zygomafractuur). Op 4 mei 2020 ben ik door een dokter geopereerd aan mijn kaak. Hij heeft een titanium plaatje in mijn kaak gezet om alles weer op zijn plek te houden. Vandaag, 15 mei 2020, heb ik nog zware hoofdpijn. Mijn kortetermijngeheugen is nog niet goed.
Op 25 april 2020 zag en voelde ik dat [verdachte] mij krachtig bij mijn polsen pakte. Hij had met zijn beide handen mijn beide polsen vast. Ik probeerde mijn polsen los te maken en ben heen en weer gaan bewegen. Terwijl ik bezig was om mij los te maken van de greep van [verdachte] ben ik achterover op mijn rug gevallen in de struiken. Ik lag op mijn rug en zag dat [verdachte] vooroverboog en hij sloeg op mij in. Ik zag dat hij sloeg met gebalde vuisten. Ik probeerde mij te verweren maar [verdachte] bleef maar slaan. Ik voelde dat ik geschopt en geslagen werd. Ik ben toen bewusteloos geraakt.
3) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 12 februari 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 25 april 2020 omstreeks 15.15 uur kwam ik ter plaatse op [straat] . Ik zag dat er in de woning een man en een vrouw stonden. Deze man bleek later [slachtoffer] te zijn. Ik zag dat [slachtoffer] letsel had in het gezicht. Ik zag dat zijn gezicht bebloed was en dat hij een flinke bult op zijn gezicht had.
4) Uit het
proces-verbaal verhoor van getuigebij de rechter-commissaris van 6 april 2022 blijkt dat [getuige 1] , broer van verdachte, onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard omtrent de zware mishandeling:
[verdachte] moest zich afweren. We stonden vlakbij struiken. Op een gegeven moment werd het een worsteling in de struiken. [verdachte] kreeg de zaak onder controle en [slachtoffer] had geen kans meer. Er is een worsteling geweest in die struiken. Het is geëindigd in de struiken.
5) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 21 mei 2020 volgt dat [getuige 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard omtrent de mishandeling en het letsel van aangever:
Op 25 april 2020 was ik in mijn woning op [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat [slachtoffer] , [verdachte] en de man[de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 3] ]
naar de parkeerplaats liepen. Het duurde even, ik denk tussen de 10 en 20 minuten. Ik zag [slachtoffer] terug naar huis komen lopen. [slachtoffer] liep krom voorovergebogen en ik zag dat hij zijn beide handen tegen zijn hoofd hield. Ik zag ook allemaal bloed. [slachtoffer] kwam vanaf de parkeerplaats naar huis lopen. Ik zag dat hij helemaal in de war was. Ik zag dat hij uit zijn neus en mond bloedde. Ik zag een soort stempel/teken op zijn linkerwang. Het zijn twee driehoekjes tegen elkaar aan. Ik rende toen naar de parkeerplaats. Toen ik bij de parkeerplaats aan kwam zag ik [verdachte] en de man uit de struiken komen.
6) Uit de
letselrapportage van GGD Flevolandvan 19 mei 2020 blijkt dat de forensisch arts onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 30 april 2022 wordt betrokkene onderzocht op de SEH en vindt er aanvullend Röntgenologisch onderzoek plaats. Er worden drie botbreuken in het aangezicht vastgesteld: het linker jukbeen is gebroken, de bodem van de linker oogkas en de achterwand van de linker neusbijholte (de sinus maxillaris). Betrokkene wordt doorgestuurd naar de kaakchirurg. Op 4 mei 2020 constateert de kaakchirurg dat bij één van de drie botbreuken in het aangezicht de botdelen fors verplaatst zijn. Hierdoor zit er een zenuw "klem" die het gevoelsgebied van de linkerzijde van het gezicht verzorgt. Betrokkene heeft een doof gevoel aan de linkerzijde van zijn gelaat. De kaakchirurg verricht een operatie van het aangezicht waarbij zogenaamd osteosynthese materiaal (plaatjes) worden aangebracht.
Verwachting blijvend letsel: ja
Toelichting: Het is op dit moment onduidelijk hoe de fracturen van het aangezicht
zullen helen. Er is een risico op permanente schade aan een van de linke gezichtszenuwen (n. infraorbitalis) waardoor er mogelijk een blijvend sensibiliteitsverlies aan de linkerzijde van het gelaat kan blijven bestaan.
Het huidige tijdsinterval past bij de ouderdom van het letsel.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed.
Beschrijving: op de linkerwang zijn twee roodkleurige omrande driehoeken zichtbaar waarvan de grenzen scherp begrensd zijn. De twee "punten" van de driehoeken wijzen naar elkaar zodat er een soort vlindervorm ontstaat. In de binnenzijde van de driehoeken zijn halfronde matig scherp begrensde roodbruine strepen zichtbaar.
Soort: bloeduitstorting
Past de gemelde toedracht bij het letsel: zeer goed
Toelichting: Het beeld is passend bij inwerking van mechanisch geweld op de huid waarbij een voorwerp is gebruikt met een dergelijk driehoekig patroon.
7) Uit de
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 2 september 2022 blijkt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 25 april 2020 ontstond er een stoeigevecht tussen [slachtoffer] en mij. Ik heb hem vastgehouden bij zijn armen en op de grond in de bosjes geduwd, zodat hij niets meer kon. Vervolgens hem ik hem even vastgehouden. Het is mij niet bekend dat iemand anders [slachtoffer] heeft geslagen.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Vaststelling van de feiten
Niet ter discussie staat dat verdachte op 25 april 2020, op een parkeerterrein dicht bij de woning van aangever [slachtoffer] , aangever heeft vastgepakt, dat aangever met zijn rug in de bosjes is terechtgekomen en dat verdachte hem heeft vastgehouden. Kort daarna is aangever naar huis gelopen en wordt door de partner van aangever, [getuige 2] , en een politieagent letsel en bloed bij hem waargenomen. Vijf dagen later worden er in het ziekenhuis drie botbreuken in het aangezicht van aangever vastgesteld.
Verklaringen aangever en verdachte
Met betrekking tot het navolgende lopen de verklaringen van verdachte en aangever [slachtoffer] uiteen. Aangever stelt dat, terwijl hij op zijn rug in de bosjes lag, verdachte op hem in sloeg en schopte en dat hij naar aanleiding hiervan onder andere drie botbreuken heeft opgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever alleen in de bosjes heeft geduwd en vastgehouden, maar dat hij hem niet (met een hard voorwerp op zijn hoofd) heeft geslagen of geschopt. Hij zou derhalve niet het letsel bij aangever, te weten de drie botbreuken in het aangezicht, hebben veroorzaakt.
Betrouwbaarheid aangifte
De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de aangifte van aangever [slachtoffer] te twijfelen. De aangifte vindt steun in de verklaringen van getuige [getuige 2] en de ter plaatse gekomen politie, waarin wordt aangegeven dat zij vlak na het incident letsel en bloed op het gezicht van aangever hebben waargenomen. Daarnaast komt de aard van het geconstateerde letsel overeen met de verklaring van aangever over het door verdachte toegepaste geweld. Ten slotte wordt de inhoud van de aangifte ondersteund door de verklaring van de broer van verdachte, [getuige 1] . Hij verklaart dat er sprake is geweest van een worsteling tussen verdachte en aangever in de struiken.
Oorzaak letsel bij aangever
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de worsteling in de bosjes en het bij aangever geconstateerde letsel en de omstandigheid dat verdachte de enige is geweest die fysiek contact heeft gehad met aangever, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat het verdachte is geweest die het letsel bij aangever heeft veroorzaakt. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat niet is gebleken of aannemelijk is geworden dat de drie botbreuken in het aangezicht van aangever reeds voor het incident aanwezig waren. Ook zijn geen feiten en omstandigheden gebleken of aannemelijk geworden die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat het letsel is ontstaan in de periode tussen het onderhavige incident en het constateren van de botbreuken door de medisch specialist. Gezien het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het letsel is veroorzaakt door het door verdachte toegepaste geweld.
Hard voorwerp
De rechtbank acht ook bewezen dat het slaan of schoppen op het hoofd met behulp van een hard voorwerp is gebeurd, aangezien uit de letselrapportage blijkt dat op de linkerwang van aangever twee roodkleurige omrande driehoeken zichtbaar waren en het beeld past bij inwerking van mechanisch geweld op de huid, waarbij een voorwerp is gebruikt met een dergelijk driehoekig patroon. Getuige [getuige 2] heeft bovendien vlak na het incident een soort stempel of driehoek op de wang van aangever waargenomen.
Zwaar lichamelijk letsel
Op grond van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat aangever [slachtoffer] ten gevolge van de geweldshandelingen door verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Als algemene uitgangspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel kunnen in elk geval gelden de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 25 april 2020 ten gevolge van het door verdachte toegepaste geweld drie botbreuken in het aangezicht heeft opgelopen. Dit letsel was van dien aard dat medisch ingrijpen noodzakelijk is gebleken. Op 4 mei 2020 heeft de kaakchirurg geconstateerd dat bij één van de drie botbreuken in het aangezicht de botdelen fors zijn verplaatst. Hierdoor zit er een zenuw ‘klem’ die het gevoelsgebied van de linkerzijde van het gezicht verzorgt. [slachtoffer] is geopereerd, waarbij zogenaamd osteosynthese materiaal (plaatje) is aangebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, gelet op de aard, alsmede op grond van de noodzaak tot medisch ingrijpen, naar algemene ervaringsregels als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Opzet
De rechtbank acht bewezen dat verdachte aangever tegen het hoofd heeft geslagen of geschopt met een hard voorwerp ten gevolge waarvan aangever zwaar letsel heeft opgelopen. Het harde voorwerp en de wijze waarop dit werd gebruikt waren kennelijk geschikt om dit letsel te veroorzaken. Verdachte heeft ervoor gekozen geen openheid van zaken te geven over de ware toedracht van het feit. De rechtbank heeft daarmee geen aanknopingspunten voor het aannemen van andere bedoelingen van verdachte dan dat hij willens en wetens, en dus opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen.
Bewezenverklaring
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en -overwegingen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.