ECLI:NL:RBMNE:2022:3701

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
9609746 \ LC EXPL 21-3194
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en zorgkostennota's door zorgverzekeraar Pro Life

In deze zaak vordert Pro Life, vertegenwoordigd door Flanderijn & Van Eck, betaling van zorgpremie en zorgkostennota's van gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst heeft afgesloten bij Pro Life. Pro Life stelt dat gedaagde een achterstand heeft in de betaling van zorgpremie en zorgkostennota's, en vordert na vermindering van eis een totaalbedrag van € 534,33, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagde betwist de vordering en voert verweer.

De kantonrechter heeft de procedure gevolgd en op 14 september 2022 uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een deel van de vordering van Pro Life moet voldoen. De kantonrechter wijst de hoofdsom van € 396,13 toe, evenals een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij de zorgpremie voor maart 2020 volledig heeft betaald en dat hij ook administratiekosten verschuldigd is op basis van de algemene voorwaarden.

Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 755,60. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R.A. Steenbergen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 9609746 \ LC EXPL 21-3194
Vonnis van 14 september 2022
in de zaak van

1.ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V. h.o.d.n. PRO LIFEen PRO LIFE ZORGREGELAAR,2. ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V. h.o.d.n. PRO LIFE ZORGVERZEKERINGEN,

beiden gevestigd in Leiden,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Pro Life,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Stoel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met ongenummerde producties,
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
- de conclusie van repliek tevens vermindering van eis met producties 5a tot en met 12,
- de conclusie van dupliek met productie 3,
- de akte uitlaten productie van Pro Life.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten bij Pro Life. Volgens Pro Life heeft [gedaagde] een achterstand in de betaling van zorgpremie en zorgkostennota’s die onder het eigen risico vallen.
2.2.
Pro Life vordert – samengevat – na vermindering van eis betaling van € 396,13 aan hoofdsom (zorgpremie en zorgkostennota's). Dit bedrag bestaat uit de optelling van de onder a tot en met f te omschrijven posten, waarop in mindering is gebracht dat [gedaagde] op 11 maart 2020 € 100,- heeft betaald en op 29 januari 2022 € 246,93:
€ 147,18 zorgpremie maart 2020 tot en met mei 2020
€ 100,- zorgkosten factuur 21 mei 2018
€ 41,62 zorgkosten factuur 20 augustus 2019
€ 82,88 zorgkosten factuur 14 oktober 2019
€ 229,93 zorgkosten factuur 22 maart 2021
€ 141,45 zorgkosten factuur 6 juli 2021.
2.3.
Pro Life vordert ook betaling van € 116,72 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 21,48 aan wettelijke rente, samen met de hoofdsom totaal € 534,33. Pro Life vordert ook dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt. [gedaagde] is het niet eens met de vordering van Pro Life en voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter zal de door Pro Life gevorderde hoofdsom en een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. [gedaagde] moet ook de proceskosten van Pro Life betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Post a: zorgpremie maart 2020 tot en met mei 2020
3.2.
Dit deel van de vordering van Pro Life bestaat uit € 26,- zorgpremie voor maart 2020, € 119,18 zorgpremie voor april 2020 en € 2,- voor administratiekosten april en mei 2020. [gedaagde] heeft het deel van € 26,- dat ziet op de premie voor maart 2020 betwist, omdat de maandelijkse zorgpremie destijds € 119,- bedroeg en het daarom niet duidelijk is waarom Pro Life voor die maand € 26,- vordert. [gedaagde] betwist ook dat hij € 2,- is verschuldigd voor de administratiekosten.
3.3.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] niet betwist dat hij nog € 119,19 verschuldigd is vanwege de zorgpremie voor april 2020. Dat deel van de vordering van Pro Life wordt toegewezen. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat hij de zorgpremie voor maart 2020 volledig heeft betaald. De zorgpremie van maart 2020 is maar voor een deel voldaan: met de betaling van € 119,18 op 11 maart 2020 zijn ook de openstaande incassokosten van 23 december 2019 en 28 januari 2020 betaald (zie randnummer 14 van de conclusie van repliek). Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat [gedaagde] nog € 26,- verschuldigd is aan zorgpremie voor maart 2020. Ook dit deel van de vordering van Pro Life wordt daarom toegewezen.
3.4.
[gedaagde] is op grond van artikel 8.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden administratiekosten verschuldigd, omdat hij ervoor heeft gekozen op een andere manier te betalen dan via betaalmail of automatische incasso. [gedaagde] heeft de algemene voorwaarden geaccepteerd, zodat afzonderlijke instemming met de specifieke voorwaarde over de administratiekosten niet is vereist. De administratiekosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor. [gedaagde] moet daarom ook de administratiekosten van € 2,- betalen.
Post b: zorgkosten factuur 21 mei 2018
3.5.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij nog € 100,- verschuldigd is vanwege de factuur van de zorgkosten van 21 mei 2018. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering van Pro Life toe.
Post c: zorgkosten factuur 20 augustus 2019
3.6.
[gedaagde] heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat dit bedrag niet klopt. Niet is echter gesteld of gebleken dat [gedaagde] de gehele factuur van 20 augustus 2019 heeft voldaan. Uit de stukken blijkt bijvoorbeeld dat Pro Life een deel van deze factuur heeft afgeboekt met de betaling van [gedaagde] op 23 augustus 2021 (zie randnummer 37 conclusie van repliek). De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] de zorgkostenfactuur van 20 augustus 2019 nog niet volledig heeft betaald. Het deel van de vordering van Pro Life dat ziet op deze factuur (€ 41,62) wordt daarom toegewezen.
Post d: zorgkosten factuur 14 oktober 2019
3.7.
[gedaagde] voert aan dat hij deze factuur op 29 januari 2022 heeft betaald. [gedaagde] heeft echter bij deze betaling vermeld dat de overschrijving ziet op de factuur van 24 september 2019. Pro Life heeft de betaling dan ook op die factuur afgeboekt. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] nog € 82,88 aan Pro Life is verschuldigd uit hoofde van de factuur van 14 oktober 2019. Ook dit deel van de vordering van Pro Life wordt toegewezen.
Post e: zorgkosten factuur 22 maart 2021
3.8.
[gedaagde] betwist een deel van deze factuur ter hoogte van € 185,06. Een cardioloog van het [ziekenhuis] in [plaats] heeft een declaratie voor dat bedrag ingediend, volgens [gedaagde] slechts voor een telefonisch consult van 10 minuten. De kantonrechter kan dat niet controleren en geeft bovendien in deze procedure geen oordeel over de redelijkheid van een declaratie van een arts bij de zorgverzekering. Het verweer van [gedaagde] tegen dit deel van de vordering van Pro Life slaagt niet. De kantonrechter wijst het daarom toe.
Post f: zorgkosten factuur 6 juli 2021
3.9.
[gedaagde] voert aan dat hij deze factuur op 23 augustus 2021 heeft betaald. Bij de overschrijving is echter geen betalingskenmerk genoemd. Pro Life heeft deze betaling daarom afgeboekt op de oudere zorgkostennota’s van 2 mei 2019, 23 juli 2019 en 20 augustus 2019 (zie randnummer 37 van de conclusie van repliek)
.Dat stond haar vrij. De factuur van 6 juli 2021 is dus niet betaald met de overschrijving van € 141,45 op 23 augustus 2021. De kantonrechter wijst dit deel van de vordering van Pro Life daarom toe.
Conclusie
3.10.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom ter hoogte van € 396,13. Omdat [gedaagde] niet op tijd heeft betaald, is hij ook de wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente wordt toegewezen over de hoofdsom vanaf de datum van de wijziging van eis (30 maart 2022) tot de voldoening. Pro Life heeft ook de wettelijke rente tot de datum van de dagvaarding gevorderd, maar dat deel van de gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen omdat Pro Life onvoldoende heeft toegelicht met ingang van welke datum of data de rente is berekend.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
Pro Life vordert een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 116,72. Pro Life heeft op 21 oktober 2021 aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Zij ging daarbij uit van een hogere hoofdsom dan die toewijsbaar is en het verschil is niet alleen veroorzaakt door de betaling die [gedaagde] na de aanmaning deed. De kantonrechter zal daarom een vergoeding van € 71,90 inclusief btw toewijzen, zijnde een vergoeding tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de omvang van de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom.
Proceskosten
3.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Pro Life als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
123,60
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
310,00
(2,5 punten × € 124,00)
Totaal
755,60

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Pro Life te betalen een bedrag van € 468,03 (hoofdsom plus buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 396,13, met ingang van 30 maart 2022, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Pro Life tot dit vonnis vastgesteld op € 755,60,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2022.