In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een restantfactuur van € 2.500,- van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor stucwerkzaamheden die van 7 tot en met 18 oktober 2021 zijn uitgevoerd. De partijen waren overeengekomen dat de totaalprijs voor de werkzaamheden € 14.109,91 zou bedragen, waarbij 50% vooraf en 50% na oplevering betaald zou worden. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben het eerste deel van de betaling voldaan, maar hebben het tweede deel van de factuur niet betaald, omdat zij stellen dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ze beweren dat er gebreken zijn in het geleverde werk, waaronder strepen in de spachtelputz en een dunnere stuclaag dan overeengekomen. In reconventie eisen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een schadevergoeding van € 7.816,89 en verschillende verklaringen van recht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering in conventie van [eiseres] wordt toegewezen, terwijl de vorderingen in reconventie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de tekortkomingen niet zijn aangetoond en dat de overeenkomst van 10 november 2021 alle geschilpunten tot dat moment omvatte. De kosten van de procedure worden toegewezen aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2].